Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht (R&P nr. InsR6) 2015/2.5.4:2.5.4 Korte termijnen en een gesloten stelsel van rechtsmiddelen
Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht (R&P nr. InsR6) 2015/2.5.4
2.5.4 Korte termijnen en een gesloten stelsel van rechtsmiddelen
Documentgegevens:
mr. B.J. Engberts, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
mr. B.J. Engberts
- JCDI
JCDI:ADS621458:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Schuldsanering natuurlijke personen
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Molengraaff-Star Busmann, De faillissementswet, 4e druk 1951, p. 116-117, zie tevens Wessels Insolventierecht I 2012/1389.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Hiervoor is al aangestipt dat het insolventieprocesrecht wordt gekenmerkt door korte termijnen. Dit is de uitwerking van de belangrijkste specifieke doelstelling bij de invoering van de Faillissementswet, namelijk dat deze is gericht op een spoedige afwikkeling van – destijds – het faillissement. Dit blijkt bijvoorbeeld uit art. 108. Deze bepaling houdt in dat de rechter-commissaris uiterlijk binnen 14 dagen nadat het vonnis van faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan, bepaalt tot welke dag schuldvorderingen kunnen worden ingediend alsmede de dag van de verificatievergadering. De rechter-commissaris dient voorts binnen drie dagen te beslissen op verzoekschriften van schuldeisers waarbij wordt opgekomen tegen handelingen van een curator of Wsnp-bewindvoerder (art. 69 en 317); – nota bene een bijzonder korte termijn. Bij de opening van de insolventieprocedure (het faillissement) dient eveneens snel te worden gehandeld. In art. 4 is bijvoorbeeld bepaald dat de rechtbank met de meeste spoed beslist op aangiftes en verzoeken tot faillietverklaringen.
Bij de invoering van de Wsnp (schuldsaneringsregeling) in 1998 stond de wetgever eveneens een snelle procedure voor ogen. Art. 287 bepaalt dat op Wsnp-verzoeken met de meeste spoed wordt beslist (art. 287). Het verbaast daarom niet dat de in art. 287 lid 4, 287b en 287a genoemde termijnen kort zijn. Hierbij zij aangetekend dat de schuldsaneringsregeling, anders dan faillissementen, een door de wetgever vastgelegde ‘looptijd’ van drie jaar heeft (art. 349a lid 1).
Tevens heeft de wetgever met het oog op een snelle afwikkeling van insolventieprocedures gekozen voor een bijzonder, van de gewone wijze van procederen (het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) afwijkend systeem van rechtsmiddelen dat wordt gekenmerkt door zeer korte beroepstermijnen. Zo is de beroepstermijn van beschikkingen van de rechter-commissaris vijf dagen (art. 67 en 315). Veel andere beroepstermijnen zijn acht dagen (o.a. art. 8, 9, 10, 15c, 292, 350 en 358a).
Voorts wordt aangenomen dat titel I van de Faillissementswet een gesloten stelsel van rechtsmiddelen bevat.1 Ten aanzien van titel II (surseance van betaling) en titel III (schuldsaneringsregeling) is nadien eveneens gekozen voor een gesloten stelsel van rechtsmiddelen, zie art. 282 (1935) en 360 (1998). Dit wijkt af van het systeem van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.