Einde inhoudsopgave
Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens
Artikel X Bijstand en bescherming tegen chemische wapens
Geldend
Geldend vanaf 29-04-1997
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 2020, 56).
- Bronpublicatie:
03-09-1992, Trb. 1993, 162 (uitgifte: 12-11-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
29-04-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-1997, Trb. 1997, 136 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Wapens en munitie
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ‘bijstand’ verstaan het coördineren en aan de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag bieden van bescherming tegen chemische wapens, met inbegrip van onder meer het volgende: detectie-apparatuur en alarmsystemen, beschermende uitrusting, ontsmettingsapparatuur en ontsmettingsmiddelen, tegengif en medische behandeling, en advies inzake deze beschermende maatregelen.
2.
Geen enkele bepaling van dit Verdrag mag zo worden uitgelegd dat een Staat die Partij is bij dit Verdrag daardoor wordt belemmerd in de uitoefening van zijn recht onderzoek te verrichten naar middelen tot bescherming tegen chemische wapens, deze te ontwikkelen, te produceren, te verwerven, over te dragen of te gebruiken voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden.
3.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag verplicht zich ertoe de zo volledig mogelijke uitwisseling van uitrusting, materiaal en wetenschappelijke en technologische informatie betreffende middelen tot bescherming tegen chemische wapens te vergemakkelijken en heeft het recht aan die uitwisseling deel te nemen.
4.
Ter vergroting van de doorzichtigheid van nationale programma's met betrekking tot bescherming, dient elke Staat die Partij is bij dit Verdrag jaarlijks aan het Technisch Secretariaat informatie omtrent zijn programma te verstrekken overeenkomstig procedures die zullen worden bestudeerd en goedgekeurd door de Conferentie ingevolge artikel VIII, lid 21, letter i.
5.
Uiterlijk 180 dagen na de inwerkingtreding van dit Verdrag zet het Technisch Secretariaat een gegevensbestand op dat vrij beschikbare informatie bevat betreffende de verschillende middelen tot bescherming tegen chemische wapens, alsmede door de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag verstrekte informatie, en houdt dit bij, ten behoeve van Staten die Partij zijn bij dit Verdrag die dit willen raadplegen.
Het Technisch Secretariaat verstrekt tevens, binnen de grenzen van de hem ter beschikking staande middelen en op verzoek van een Staat die Partij is bij dit Verdrag, deskundig advies en helpt de Staat die Partij is bij dit Verdrag na te gaan hoe zijn programma's voor de ontwikkeling en verbetering van een vermogen tot bescherming tegen chemische wapens zouden kunnen worden uitgevoerd.
6.
Geen enkele bepaling van dit Verdrag mag zo worden uitgelegd dat de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag daardoor worden belemmerd in de uitoefening van hun recht bilateraal om bijstand te verzoeken en deze te verlenen, en afzonderlijke overeenkomsten te sluiten met andere Staten die Partij zijn bij dit Verdrag betreffende het verkrijgen van bijstand in noodgevallen.
7.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag verplicht zich tot het verlenen van bijstand via de Organisatie en hiertoe naar keuze een of meer van de onderstaande maatregelen te nemen:
- a.
het verstrekken van een bijdrage aan het vrijwillige bijstandsfonds dat tijdens haar eerste vergadering door de Conferentie zal worden ingesteld;
- b.
het sluiten, indien mogelijk uiterlijk 180 dagen nadat dit Verdrag voor die Staat in werking is getreden, van overeenkomsten met de Organisatie betreffende het op verzoek leveren van bijstand;
- c.
het doen van een opgave, uiterlijk 180 dagen nadat dit Verdrag voor die Staat in werking is getreden, van de soort bijstand die hij zou kunnen verlenen als de Organisatie daartoe een oproep doet. Indien een Staat die Partij is bij dit Verdrag echter vervolgens niet in staat is de in zijn opgave beoogde bijstand te verlenen, is hij nog altijd verplicht bijstand overeenkomstig dit lid te verlenen.
8.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag heeft het recht te verzoeken om bijstand en bescherming tegen het gebruik of de dreiging met gebruik van chemische wapens en, met inachtneming van de procedures vervat in het negende, tiende en elfde lid deze te ontvangen, indien hij van oordeel is dat:
- a.
er tegen hem chemische wapens zijn gebruikt;
- b.
oproerbestrijdingsmiddelen tegen hem zijn gebruikt als een vorm van oorlogvoering;
- c.
hij wordt bedreigd met optreden of activiteiten van een Staat die in artikel I aan de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag zijn verboden.
9.
Het verzoek, gestaafd door relevante informatie, dient te worden ingediend bij de Directeur-Generaal, die het onmiddellijk doorzendt naar de Uitvoerende Raad en naar alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag. De Directeur-Generaal zendt het verzoek onmiddellijk door naar de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag die overeenkomstig het zevende lid, letters b en c, hebben aangeboden uiterlijk 12 uur na ontvangst van het verzoek aan de betrokken Staat die Partij is bij dit Verdrag noodhulp te zenden in geval van gebruik van chemische wapens of gebruik van oproerbestrijdingsmiddelen als een vorm van oorlogvoering, of humanitaire bijstand in geval van ernstige dreiging met het gebruik van chemische wapens of ernstige dreiging met gebruik van oproerbestrijdingsmiddelen als een vorm van oorlogvoering. De Directeur-Generaal stelt uiterlijk 24 uur na ontvangst van het verzoek een onderzoek in op grond waarvan verdere maatregelen kunnen worden genomen. Hij dient het onderzoek binnen 72 uur te voltooien en een verslag toe te zenden aan de Uitvoerende Raad. Indien er meer tijd nodig is om het onderzoek af te ronden, dient binnen de genoemde termijn een tussentijds verslag te worden ingediend. De benodigde extra tijd voor het onderzoek mag niet meer zijn dan 72 uur. Deze termijn kan evenwel worden verlengd met perioden van dezelfde duur. Aan het einde van elke periode van verlenging dient een verslag bij de Uitvoerende Raad te worden ingediend. Het onderzoek dient, indien passend en overeenkomstig het verzoek en de bij het verzoek gevoegde informatie, relevante feiten vast te stellen die betrekking hebben op het verzoek, alsmede de soort en de omvang van de vereiste aanvullende bijstand en bescherming aan te geven.
10.
De Uitvoerende Raad komt uiterlijk 24 uur na ontvangst van een onderzoeksverslag bijeen om de situatie te bestuderen en besluit binnen de daaropvolgende 24 uur met eenvoudige meerderheid of het Technisch Secretariaat moet worden opgedragen de aanvullende bijstand te verlenen. Het Technisch Secretariaat zendt het onderzoeksverslag en het door de Uitvoerende Raad genomen besluit onmiddellijk toe aan alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag en de desbetreffende internationale organisaties. Wanneer de Uitvoerende Raad daartoe besluit, verleent de Directeur-Generaal onmiddellijk bijstand. Hiertoe kan de Directeur-Generaal samenwerken met de verzoekende Staat die Partij is bij dit Verdrag, met andere Staten die Partij zijn bij dit Verdrag en met de desbetreffende internationale organisaties. De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag dienen al het mogelijke in het werk te stellen om de bijstand te verlenen.
11.
Indien de beschikbare informatie uit het lopende onderzoek of uit andere betrouwbare bronnen voldoende bewijs zou opleveren dat er slachtoffers zijn van het gebruik van chemische wapens en onmiddellijke maatregelen geboden zijn, stelt de Directeur-Generaal alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag daarvan in kennis en neemt hij maatregelen voor noodhulp met gebruikmaking van de middelen die de Conferentie hem voor zulke omstandigheden ter beschikking heeft gesteld. De Directeur-Generaal houdt de Uitvoerende Raad op de hoogte van op grond van dit lid genomen maatregelen.