Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 5 Vaste inrichting
Geldend
Geldend vanaf 27-09-1976
- Bronpublicatie:
17-03-1976, Trb. 1976, 41 (uitgifte: 29-03-1976, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-09-1976
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-1976, Trb. 1976, 146 (uitgifte: 01-01-1976, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
(1)
Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking ‘vaste inrichting’ een vaste bedrijfsinrichting waarin de werkzaamheden van de onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
(2)
De uitdrukking ‘vaste inrichting’ omvat in het bijzonder -
- (a)
een plaats waar leiding wordt gegeven;
- (b)
een filiaal;
- (c)
een kantoor;
- (d)
een fabriek;
- (e)
een werkplaats;
- (f)
een mijn, een steengroeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;
- (g)
een bezitting, gebezigd voor landbouw, veeteelt of bosbouw;
- (h)
de plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie-, installatie- of montagewerkzaamheden waarvan de duur twaalf maanden overschrijdt.
(3)
Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting te bezitten, enkel omdat -
- (a)
gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;
- (b)
een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
- (c)
een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
- (d)
een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
- (e)
een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend voor werkzaamheden voor de onderneming die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben, zoals reclame of wetenschappelijk onderzoek.
(4)
Een onderneming wordt geacht een vaste inrichting in een van de Staten te bezitten en haar bedrijf met behulp van deze vaste inrichting uit te oefenen, indien -
- (a)
zij in die Staat gedurende langer dan twaalf maanden werkzaamheden van toezichthoudende aard verricht in verband met een bouwwerk dat, of constructie-, installatie of montagewerkzaamheden die in die Staat worden uitgevoerd; of
- (b)
groot materiaal in die Staat wordt gebruikt gedurende langer dan twaalf maanden door, voor of onder contract met de onderneming bij de opsporing of de exploitatie van natuurlijke rijkdommen of bij werkzaamheden die verband houden met zodanige opsporing of exploitatie.
(5)
Een persoon die in een van de Staten voor een onderneming van de andere Staat werkzaam is — niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van het zesde lid — wordt als een in de eerstbedoelde Staat aanwezige vaste inrichting van die onderneming beschouwd, indien -
- (a)
hij een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in die Staat gewoonlijk uitoefent, tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot de aankoop van goederen of koopwaar voor de onderneming; of
- (b)
hij, op deze wijze werkzaam, in die Staat voor de onderneming goederen of koopwaar vervaardigt of bewerkt welke aan de onderneming toebehoren, met dien verstande dat deze bepaling alleen van toepassing is met betrekking tot de op deze wijze vervaardigde of bewerkte goederen of koopwaar.
(6)
Een onderneming van een van de Staten wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, indien deze persoon in de normale uitoefening van zijn bedrijf als zulk een makelaar of vertegenwoordiger handelt.
(7)
De enkele omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een van de Staten, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst, dat inwoner is van de andere Staat of dat in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van de beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.
(8)
De beginselen, die zijn vermeld in het eerste tot en met het zevende lid zijn van toepassing, indien voor de toepassing van deze Overeenkomst moet worden vastgesteld of er een vaste inrichting buiten beide Staten is, en of een onderneming die niet een onderneming van een van de Staten is, een vaste inrichting in een van de Staten bezit.