type: CHRcoll:
Rb. Amsterdam, 03-04-2019, nr. C/13/597117 / HA ZA 15-1023
ECLI:NL:RBAMS:2019:2485
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
03-04-2019
- Zaaknummer
C/13/597117 / HA ZA 15-1023
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2019:2485, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 03‑04‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
ECLI:NL:RBAMS:2018:5780, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 08‑08‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig)
ECLI:NL:RBAMS:2017:5533, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 02‑08‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
JA 2019/136 met annotatie van Bosschaart, Y.
PS-Updates.nl 2018-0722
AR 2017/4109
Uitspraak 03‑04‑2019
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht. Vordering samenloop. Eerder al geoordeeld dat geen sprake van verjaring. Kwalificatie als zelfstandige regresvordering. Voor verzuim en ingangsdatum wettelijke rente aangesloten bij vorderingen tot schadevergoeding.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/597117 / HA ZA 15-1023
Vonnis in vrijwaring van 3 april 2019
in de zaak van
de vennootschap onder firma
DURA VERMEER-IMTECH NETTENBOUW V.O.F.,
gevestigd te Cruquius,
eiseres,
advocaat mr. A. van Duijn-Koopman te Arnhem,
en
de rechtspersoon naar buitenlands recht
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Brussel (België),
tussenkomende partij,
advocaat mr. A. van Duijn-Koopman te Arnhem,
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht
HDI GLOBAL S.E.,
(voorheen HDI-Gerling Verzekeringen N.V.),
gevestigd te Hannover (Duitsland), kantoorhoudende te Rotterdam,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
AMLIN INSURANCE S.E.,
(voorheen Amlin Europe N.V.),
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk), kantoorhoudende te Amstelveen,
3. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagden,
advocaat mr. J.H. Tuit te Almere.
Partijen zullen hierna Dura Vermeer, Allianz en CAR-verzekeraars genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 8 augustus 2018,
- -
de akte uitlaten na tussenvonnis tevens houdende wijziging van eis van Dura Vermeer en Allianz van 19 september 2018,
- -
de antwoordakte uitlaten na tussenvonnis van CAR-verzekeraars van 14 november 2018,
- -
de akte uitlaten productie van Dura Vermeer en Allianz van 12 december 2018.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1.
Deze zaak betreft de afwikkeling van een vordering op grond van samenloop van Allianz als aansprakelijkheidsverzekeraar van Dura Vermeer op CAR-verzekeraars inzake de schadeafhandeling van een explosie in de coffeeshop Sensemillia in Amsterdam op 18 augustus 2003. In het tussenvonnis van 8 augustus 2018 (hierna: het tussenvonnis) is geoordeeld dat deze vordering niet is verjaard. Tevens is geoordeeld dat de betalingen die Allianz heeft gedaan aan de exploitant van de coffeeshop ( [naam coffeeshop] ) die strekten tot vergoeding van de (bedrijfs)schade en het bedrag dat Allianz heeft betaald aan de bezoeker van de coffeeshop in ieder geval door CAR-verzekeraars aan Allianz vergoed moeten worden. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het debat op de hierna te behandelen punten nog niet was voltooid. Daarover heeft de aktewisseling na het tussenvonnis plaatsgevonden.
Vooraf
2.2.
CAR-verzekeraars hebben in hun akte de rechtbank verzocht terug te komen op bindende eindbeslissingen. De rechtbank ziet daar geen aanleiding toe. CAR-verzekeraars hebben niet aangevoerd dat beslissingen zouden zijn genomen op een onjuiste feitelijke grondslag. CAR-verzekeraars zijn het niet eens met de juridische gevolgen die door de rechtbank aan de feiten zijn verbonden. Onder verwijzing naar de gegeven motivering in rechtsoverweging 2.3 van het tussenvonnis merkt de rechtbank hier nogmaals op dat daarvoor het rechtsmiddel van hoger beroep openstaat.
Schaderegeling
2.3.
Dura Vermeer / Allianz vordert (na wijziging eis) – naast de aan [naam coffeeshop] en [naam bezoeker coffeeshop] uitgekeerde bedragen zoals hierna bij 3.1 onder a tot en met d vermeld – een bedrag van € 205.420,89 in verband met behandelingskosten dan wel schaderegelingskosten van Allianz ten behoeve van Dura Vermeer. Dit bedrag is opgebouwd uit:
- a.
een bedrag van € 31.187,10 (dan wel € 38.187,10, zie hierna onder 2.15) aan kosten gemaakt voor de inschakeling van technisch deskundige GAB Robins Takkenberg B.V. (thans Cunningham Lindsay, hierna: GAB Robins);
- b.
een bedrag van € 1.296,- aan kosten gemaakt voor inschakeling van de medisch adviseur Klop Medisch Advies (hierna: Klop);
- c.
een bedrag van € 172.937,79 aan advocaatkosten. Dit betreft de kosten die gemaakt zijn voor de inschakeling van de advocaat van Dura Vermeer / Allianz in verband met het voeren van verweer in drie instanties tegen de aansprakelijkstelling van Dura Vermeer voor de schade als gevolg van de explosie. Advocaatkosten voor de procedures over de vraag welke verzekeraar gehouden is tot dekking voor de schade worden slechts gevorderd in het kader van een vordering tot proceskostenveroordeling.
2.4.
Zowel Dura Vermeer / Allianz als CAR-verzekeraars nemen tot uitgangspunt dat redelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen voor zover deze in redelijkheid zijn gemaakt.
2.5.
CAR-verzekeraars voeren – samengevat en voor zover de rechtbank begrijpt – aan dat het onderzoek van GAB Robins heeft plaatsgevonden buiten hen om. Voorts was dit onderzoek, naast het onderzoek dat al was verricht door Gastec, niet nodig. Bovendien is niet uitgesplitst welk gedeelte van de gemaakte kosten mogelijk ziet op onderzoek naar letselschade van de werknemers van Dura Vermeer, dat niet op CAR-verzekeraars kan worden verhaald. Op deze gronden stellen zij zich op het standpunt dat van het bedrag onder 2.3. sub a. slechts 75% redelijkerwijs voor vergoeding in aanmerking komt.
2.6.
De rechtbank passeert dit verweer van CAR-verzekeraars. GAB Robins heeft technisch onderzoek verricht naar de oorzaak van de explosie om het verweer van Dura Vermeer in de aansprakelijkheidsprocedure te kunnen onderbouwen. CAR-verzekeraars hebben niets aangevoerd op grond waarvan kan worden geoordeeld dat dit verweer in redelijkheid niet gevoerd kon worden. Het rapport van Gastec vormde geen onderbouwing van het verweer zodat een alternatief onderzoek nodig was. Gesteld noch gebleken is verder dat de kosten die GAB Robins in rekening heeft gebracht buitensporig zijn. De kosten zijn dus redelijk en in redelijkheid gemaakt, zodat deze post volledig voor vergoeding in aanmerking komt (zie ook hierna onder 2.15).
2.7.
CAR-verzekeraars hebben geen verweer gevoerd tegen de onder 2.3. sub b. gevorderde kosten inzake Klop. Ook deze post komt daarmee voor vergoeding in aanmerking.
2.8.
Tegen de gevorderde advocaatkosten hebben CAR-verzekeraars als verweer aangevoerd dat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen voor zover het betreft de op de facturen in rekening gebrachte btw. Uit de facturen blijkt dat Dura Vermeer opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden. Dura Vermeer heeft de facturen betaald en de btw verrekend met de Belastingdienst. Allianz – en dus ook CAR-verzekeraars - hoeft derhalve slechts het nettobedrag te vergoeden. Dura Vermeer / Allianz heeft dit erkend als juist. Van de in het petitum gevorderde advocaatkosten komt – verminderd met de bij de facturen in rekening gebrachte btw van 19% – derhalve een bedrag van € 148.989,14 voor toewijzing in aanmerking.
Wettelijke rente
2.9.
Dura Vermeer / Allianz vordert wettelijke rente primair met ingang vanaf de datum dat Allianz de relevante betalingen heeft verricht. CAR-verzekeraars hebben in hun verweer aangevoerd dat voor de ingangsdatum van de wettelijke rente aangesloten moet worden bij het moment waarop zij in verzuim zijn geraakt. Zij stellen primair niet eerder in verzuim te zijn geraakt dan op het moment dat Allianz in de onderhavige procedure voor het eerst zelfstandig een eis instelde, namelijk op 27 juli 2016. Subsidiair moet gerekend worden vanaf het moment dat Dura Vermeer zich heeft gepresenteerd als lasthebber van Allianz, bij conclusie van repliek van 18 november 2015. Meer en uiterst subsidiair voeren CAR-verzekeraars eerdere data van verzuim aan.
2.10.
De rechtbank overweegt als volgt. Ook voor het bepalen van de ingangsdatum van de wettelijke rente is van belang dat de vordering van Allianz op CAR-verzekeraars gekwalificeerd wordt als een vordering op grond van samenloop. Het is daarmee een zelfstandige wettelijke regresvordering. In de eerdere tussenvonnissen is al overwogen dat de wetgever voor de verjaring van dergelijke vorderingen geen eigen regeling heeft getroffen. Ditzelfde geldt voor verzuim en daarmee voor de ingangsdatum van de wettelijke rente. Ook hiervoor is geen wettelijke regeling getroffen. CAR-verzekeraars hebben weliswaar gesteld dat wettelijke rente over een dergelijke vordering pas verschuldigd is vanaf het moment dat Allianz jegens hen ondubbelzinnig aanspraak heeft gemaakt op die vordering, maar niet toegelicht op welke juridische gronden zij dit concluderen. Dura Vermeer / Allianz heeft gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 6 april 2012 inzake ASR/Achmea (ECLI:NL:HR2012:BU3784). Onder verwijzing naar dat arrest concluderen zij dat de vordering van Allianz geduid moet worden als een vordering tot schadevergoeding zodat verzuim intreedt zonder ingebrekestelling en wettelijke rente verschuldigd is, telkens vanaf het moment dat Allianz de betreffende betaling heeft verricht.
2.11.
De rechtbank volgt Dura Vermeer / Allianz in deze redenering. Hoewel in het arrest ASR/Achmea geen sprake was van een vordering op grond van samenloop, handelt het in dit arrest wel om een regresvordering van een verzekeraar op een andere, net als in de onderhavige zaak. Bij gebreke aan andere aanknopingspunten, zal de rechtbank voor de duiding van een vordering op grond van samenloop bij dit arrest aansluiting zoeken. Ook hier is er immers sprake van een verzekeraar die bedragen die een andere verzekeraar had moeten betalen als het ware heeft voorgeschoten.
2.12.
De Hoge Raad oordeelde in het arrest ASR/Achmea dat die regresvordering gekwalificeerd dient te worden als een “rechtsvordering tot vergoeding van schade”. De regresvordering strekt er volgens de Hoge Raad immers toe te voorkomen dat de niet aangesproken schuldenaar ten koste van de aangesproken schuldenaar ongerechtvaardigd wordt verrijkt doordat laatstgenoemde het verschuldigde heeft voldaan voor meer dan het gedeelte dat hem aangaat. Het gaat daarbij niet om een vordering van de schuldeiser maar om een zelfstandige vordering van de hoofdelijk schuldenaar op zijn medeschuldenaren tot vergoeding van zijn schade die daarin bestaat dat de schuld ten laste van hem is gedelgd voor meer dan het gedeelte dat hem aangaat. Met Dura Vermeer / Allianz concludeert de rechtbank hieruit dat, zoals artikel 6:83 sub b BW ook meebrengt, bij een vordering tot schadevergoeding voor verzuim geen ingebrekestelling is vereist. De wettelijke rente is dan ook toewijsbaar met ingang van de data van de diverse betalingen.
2.13.
De rechtbank vindt voor het hiervoor weergegeven oordeel ook steun in de parlementaire geschiedenis bij artikel 7:961 BW, waarin als ratio voor de samenloopregeling is opgenomen:
“De thans voorgestelde regeling, die ook wel in het buitenland geldt, belet dat een aangesproken verzekeraar zich achter anderen verschuilt.”
(Parl. Gesch. BW Boek 7 titel 17 2007, p. 197 (nr. 5))
Deze ratio heeft de Hoge Raad ook onderschreven in het arrest Europeesche/Zorg en Zekerheid van 17 november 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AY9717) waarnaar ook al is verwezen in r.o. 4.13 van het tussenvonnis van 2 augustus 2017. Zoals Dura Vermeer / Allianz het in de stukken heeft samengevat, komt deze ratio van de samenloopregeling erop neer dat de verzekeraar die “de handschoen” van de schadeafhandeling heeft opgepakt, er niet slechter van mag worden als een andere verzekeraar dat heeft nagelaten.
2.14.
Het voorgaande brengt met zich dat de vorderingen van Dura Vermeer – zoals geformuleerd bij wijziging van eis van 19 september 2018 – als lasthebber van Allianz nu voor toewijzing gereed liggen als hierna weergegeven.
2.15.
Van het door Dura Vermeer / Allianz gevorderde bedrag van € 205.420,89 voor de schaderegeling zal het mindere bedrag van € 187.253,24worden toegewezen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd. Allereerst zijn, met inachtneming van de erkenning van de juistheid van het verweer van CAR verzekeraars ten aanzien van de btw over de advocaatkosten, de in rekening gebrachte btw kosten op de relevante bedragen in mindering gebracht. Daarnaast is in het voordeel van Dura Vermeer / Allianz ook rekening gehouden met de volgende optelfout. In de tabel in punt 55 van de akte uitlaten na tussenvonnis van Dura Vermeer / Allianz zit een verschil tussen kolom 2 en 3 voor de gevorderde kosten van GAB Robins, namelijk € 31.187,10 en € 38.187,10 (verschil is € 7.000,-). De optelling van de bedragen van de vier facturen, die in het petitum na eiswijziging ook afzonderlijk worden gevorderd, komt uit op het laatste, hogere bedrag. Tot slot is van de nota van Dirkzwager van 17 juli 2006 het lagere bedrag genomen zoals ook door Dura Vermeer / Allianz gevorderd (zie voetnoot 3 bij genoemde tabel in punt 55 van de akte uitlaten na tussenvonnis). Na vermindering van het gevorderde bedrag met de ten onrechte gevorderde btw tellen alle los gevorderde bedragen uit hoofde van de schaderegeling op tot een totaalbedrag van € 187.253,24. Dit totaalbedrag is als lager dan het gevorderde bedrag toewijsbaar.
2.16.
CAR-verzekeraars zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Dura Vermeer als lasthebber van Allianz worden begroot op:
- dagvaarding € 71,32
- griffierecht 3.620,00
- salaris advocaat 26.992,00 (7,0 punten × tarief € 3.856,00)
Totaal € 30.683,32
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
veroordeelt CAR-verzekeraars tot betaling aan Dura Vermeer als lasthebber van Allianz van:
a. een bedrag van € 97.601,14, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 juni 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
b. een bedrag van € 745,936,11, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 532.601,14 vanaf 4 mei 2011 en over een bedrag van € 213.766,06 vanaf 9 mei 2011, steeds tot aan de dag der algehele voldoening;
c. een bedrag van € 14.164,63, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
d. een bedrag van € 86.254,19, vermeerderd met de wettelijke rente:
- over bedragen van € 1.500,-- en € 3.506,07 vanaf 15 juni 2005;
- over bedragen van € 5.000,-- en € 3.626,30 vanaf 9 augustus 2006;
- over een bedrag van € 5.000,-- vanaf 10 januari 2007;
- over een bedrag van € 5.000,-- vanaf 13 februari 2007;
- over een bedrag van € 1.926,97 vanaf 13 februari 2007;
- over een bedrag van € 3.500,-- vanaf 25 april 2007;
- over een bedrag van € 50.000,-- vanaf 3 juli 2007;
- over een bedrag van € 4.593,60 vanaf 17 juli 2007; en
- over een bedrag van € 2.026,25 vanaf 17 januari 2008,
steeds tot aan de dag der algehele voldoening;
e. een bedrag van € 187.253,24 vermeerderd met de wettelijke rente:
- over een bedrag van € 290,-- vanaf 2 augustus 2005;
- over een bedrag van € 3.028,95 vanaf 28 november 2005;
- over een bedrag van € 6.970,30 vanaf 10 februari 2006;
- over een bedrag van € 5.620,21 vanaf 6 juni 2006;
- over een bedrag van € 690,-- vanaf 23 oktober 2006;
- over een bedrag van € 6.879,60 vanaf 29 november 2006;
- over een bedrag van € 3.919,28 vanaf 7 december 2006;
- over een bedrag van € 119,-- vanaf 21 december 2006;
- over een bedrag van € 6.303,29 vanaf 22 maart 2007;
- over een bedrag van € 681,43 vanaf 10 mei 2007;
- over een bedrag van € 15.291,50 vanaf 17 juli 2007;
- over een bedrag van € 7.530,44 vanaf 12 september 2007;
- over een bedrag van € 3.748,50 vanaf 4 oktober 2007;
- over een bedrag van € 197,-- vanaf 9 mei 2007;
- over een bedrag van € 3.704,39 vanaf 20 november 2007;
- over een bedrag van € 4.086,04 vanaf 12 september 2008;
- over een bedrag van € 3.386,11 vanaf 7 november 2008;
- over een bedrag van € 1.588,97 vanaf 7 november 2008;
- over een bedrag van € 12.795,65 vanaf 10 december 2008;
- over een bedrag van € 3.956,83 vanaf 27 februari 2009;
- over een bedrag van € 5.116,62 vanaf 20 mei 2009;
- over een bedrag van € 11.025,35 vanaf 21 juli 2009;
- over een bedrag van € 21.890,77 vanaf 24 februari 2010;
- over een bedrag van € 1.036,-- vanaf 3 juni 2010;
- over een bedrag van € 8.121,75 vanaf 28 juli 2010;
- over een bedrag van € 11.394,11 vanaf 26 augustus 2010;
- over een bedrag van € 6.824,15 vanaf 18 november 2010;
- over een bedrag van € 1.208,-- vanaf 5 juli 2011;
- over een bedrag van € 267,46 vanaf 15 september 2011;
- over een bedrag van € 6.254,50 vanaf 15 september 2011;
- over een bedrag van € 20.660,51 vanaf 22 november 2011;
- over een bedrag van € 104,-- vanaf 27 februari 2012;
- over een bedrag van € 1.777,13 vanaf 18 juni 2012;
- over een bedrag van € 523,40 vanaf 27 juli 2013; en
- over een bedrag van € 262,-- vanaf 11 oktober 2013,
steeds tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
veroordeelt CAR-verzekeraars in de proceskosten, aan de zijde van Dura Vermeer als lasthebber tot op heden begroot op € 30.683,32, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na dit vonnis aan de dag der algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt CAR-verzekeraars in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat CAR-verzekeraars niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Rombouts, mr. B. Brokkaar en mr. M.L.S. Kalff en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2019.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 03‑04‑2019
Uitspraak 08‑08‑2018
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht - verjaring vordering samenloop gestuit - verhouding met 6:11 BW
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/597117 / HA ZA 15-1023
Vonnis in vrijwaring van 8 augustus 2018
in de zaak van
de vennootschap onder firma
DURA VERMEER-IMTECH NETTENBOUW V.O.F.,
gevestigd te Cruquius ,
eiseres,
advocaat mr. A. van Duijn-Koopman te Arnhem,
en
de rechtspersoon naar buitenlands recht
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Brussel (België),
tussenkomende partij,
advocaat mr. M. Timpert-de Vries
tegen
1. de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
als rechtsopvolgster van Nassau Verzekeringmaatschappij N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
AMLIN S.E.,
(voorheen Amlin Europe N.V., althans Amlin Corporate Insurance N.V.),
als rechtsopvolgster van Fortis Corporate Insurance N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
3. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagden,
advocaat mr. J.H. Tuit te Almere.
Partijen zullen hierna Dura Vermeer , Allianz en CAR-verzekeraars genoemd worden. Waar in dit vonnis Dura Vermeer wordt genoemd worden daaronder, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven, ook haar rechtsvoorgangers begrepen. Waar Dura Vermeer en Allianz samen als procespartij worden genoemd zal ook gesproken worden van Dura Vermeer /Allianz in vrouwelijk enkelvoud.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 2 augustus 2017 (hierna: het tussenvonnis);
- -
de akte uitlaten bewijslevering tevens houdende overlegging producties tevens houdende een verzoek tot het terugkomen op twee beslissingen van Dura Vermeer /Allianz van 13 september 2017;
- -
de akte uitlaten stuitingshandelingen na 29 juli 2010 van Dura Vermeer /Allianz van 27 september 2017;
- -
de antwoordakte van CAR-verzekeraars op beide aktes van Dura Vermeer /Allianz.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
Voorgeschiedenis
2.1.
Deze zaak handelt over de schadeafhandeling als gevolg van een explosie op 18 augustus 2003 in coffeeshop [naam coffeeshop] in [plaats] . Als gevolg van deze explosie zijn twee werknemers van Dura Vermeer en een bezoeker van de coffeeshop (ernstig) gewond geraakt. Daarnaast is de coffeeshop zwaar beschadigd. In eerder gevoerde procedures (waaronder de hoofdzaak van deze vrijwaringsprocedure) is aansprakelijkheid van Dura Vermeer voor de schade vast komen te staan. De door Dura Vermeer opgeworpen vrijwaringsprocedure tegen Nuon over deze schade, die destijds tegelijk met onderhavige vrijwaringsprocedure is gestart, is in 2004 op de parkeerrol van deze rechtbank ambtshalve doorgehaald. Dura Vermeer heeft de schade aan de coffeeshop vergoed. Dat geldt ook voor de schade aan de bezoeker van de coffeeshop. Deze schade heeft zij verhaald op Allianz op grond van haar Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijven (AVB-verzekering). Allianz heeft op haar beurt CAR-verzekeraars voor de schade aangesproken op grond van de wettelijke samenloopregeling. In het tussenvonnis is – kort weergegeven – overwogen dat Dura Vermeer als lasthebber van Allianz de procedure jegens CAR-verzekeraars kan voortzetten. Tevens is overwogen dat de werkzaamheden van Dura Vermeer op 18 augustus 2003 die tot de explosie hebben geleid onder de CAR-verzekering vielen en dat Dura Vermeer als verzekerde onder die polis een beroep daarop kan doen, waarbij een eventuele (te) late melding haar niet kan worden tegengeworpen, en dat toepassing van de wettelijke samenloopregeling tot de conclusie leidt dat CAR-verzekeraars in de onderlinge verhouding tussen Allianz en CAR-verzekeraars de tot dekking gehouden verzekeraars zijn.
2.2.
CAR-verzekeraars hebben zich beroepen op verjaring van deze regresvordering van Allianz op haar op grond van samenloop. De rechtbank heeft in het tussenvonnis voor de beoordeling van dit beroep op verjaring aangesloten bij het algemene verjaringsregime van artikel 3:310 BW wat onder meer meebrengt dat de verjaringstermijn gaat lopen op de dag, volgende op die waarop de benadeelde bekend werd met schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat toepassing van dit artikel op de onderhavige regresvordering ertoe leidt dat de verjaringstermijn is gaan lopen op de dag, volgende op die waarop Allianz bekend verondersteld kan worden te zijn geweest met enerzijds een betalingsverplichting voortvloeiende uit de schademelding van Dura Vermeer onder de AVB-verzekering (bekendheid met de schade) en anderzijds haar bekendheid met de mogelijkheid die schade te verhalen op CAR-verzekeraars (bekendheid met de daarvoor aansprakelijke persoon). Toegepast op deze zaak heeft de rechtbank vervolgens overwogen dat uit de eigen stellingen van Dura Vermeer en Allianz voortvloeide dat Allianz van meet af aan bekend was met CAR-verzekeraars als aansprakelijke persoon. Voor het moment waarop Allianz bekend verondersteld kon worden met een betalingsverplichting voortvloeiende uit de schademelding van Dura Vermeer onder de AVB-verzekering, heeft de rechtbank aangehaakt bij de eerste betalingen op grond van die schademelding, in januari 2005. Op grond van deze overwegingen heeft de rechtbank geconcludeerd dat de relevante verjaringstermijn in januari 2005 moet zijn aangevangen. Dura Vermeer is opgedragen te bewijzen dat Allianz vóór januari 2010 aan CAR-verzekeraars (een) schriftelijke aanmaning(en) heeft gestuurd waarbij zij zich ondubbelzinnig haar rechten op het geldend maken van haar vordering op grond van samenloop heeft voorbehouden.
Aanvang verjaringstermijn: terugkomen op eerdere beslissingen?
2.3.
Dura Vermeer /Allianz heeft in haar akte van 13 september 2017 allereerst betoogd dat de rechtbank zou moeten terugkomen op de bindende eindbeslissing ten aanzien van het door haar aangenomen aanvangsmoment van de verjaringstermijn. Voor zover dit verzoek is gebaseerd op een gestelde onjuiste juridische grondslag, merkt de rechtbank het verzoek aan als een verkapt hoger beroep waarop in dit vonnis niet nader zal worden ingegaan. In het tussenvonnis zijn op basis van het tussen partijen tot op dat moment gevoerde debat bepaalde juridische knopen doorgehakt. Over de juistheid van die beslissingen is uiteraard verschil van mening mogelijk, maar met de aangevoerde argumenten heeft Dura Vermeer niet onderbouwd dat in het tussenvonnis sprake is geweest van een evidente onjuiste juridische grondslag van die beslissingen. Als aanvangsmoment voor de verjaring blijft de rechtbank dus uitgaan van de dag volgend op die waarop Allianz bekend is geraakt met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon.
2.4.
De rechtbank ziet in het door Dura Vermeer /Allianz aangevoerde wel aanleiding om terug te komen op haar feitelijke beslissing over het moment waarop Allianz bekend is geraakt met de voor de schade aansprakelijke persoon. De rechtbank heeft in het tussenvonnis overwogen dat Allianz er van meet af aan van op de hoogte is geweest dat de schade ook verhaald kon worden op CAR-verzekeraars omdat zij deze volgens haar eigen stellingen steeds van alle stappen binnen de schadeafhandeling op de hoogte heeft gehouden. Dura Vermeer /Allianz heeft in haar akte van 13 september 2017 erop gewezen dat zij pas op 19 april 2006 in het bezit is geraakt van de polisbescheiden van de CAR-verzekering en toen dus pas op de hoogte raakte van de inhoud van de CAR-verzekering en de verzekeringsmaatschappijen die daarop hadden ingetekend. Zij heeft dit standpunt onderbouwd door het overleggen van de begeleidende brief bij de toezending van 18 april 2006. In haar akte betoogt Dura Vermeer /Allianz dan ook dat de verjaring in ieder geval niet is aangevangen voor 20 april 2006 (de dag volgend op de dag dat zij op deze manier met de aansprakelijke persoon bekend is geworden). CAR-verzekeraars hebben op dit punt in hun antwoordakte niet afdoende gemotiveerd gereageerd. Anders dan CAR-verzekeraars hebben aangevoerd, is het enkele feit dat Dura Vermeer /Allianz in algemene zin op de hoogte was van het bestaan van een CAR-verzekering daarvoor niet voldoende.
2.5.
Dura Vermeer /Allianz heeft met haar betoog op dit punt een nadere feitelijke invulling gegeven aan het precieze tijdstip waarop Allianz bekend is geraakt met de voor de schade aansprakelijke persoon en dus het tijdstip “van meet af aan”. Nu CAR-verzekeraars daar geen andere feiten of omstandigheden tegenover hebben gesteld, moet worden geconcludeerd dat de beslissing van de rechtbank voor het aanvangsmoment van de verjaringstermijn is uitgegaan van een achteraf onjuist gebleken feitelijke grondslag. Het zou in strijd komen met een goede procesorde om in het vervolg van de procedure uit te gaan van een aanvangsmoment van de verjaring, waarvan inmiddels bekend is dat dit niet klopt. Nu thans onbetwist vaststaat dat Allianz pas op 19 april 2006 wist welke CAR-verzekeraars zij op grond van samenloop kon aanspreken, voert Dura Vermeer /Allianz terecht aan dat de verjaringstermijn niet eerder dan op 20 april 2006 kan zijn gaan lopen. De rechtbank komt dan ook terug op wat zij in het tussenvonnis op dit punt heeft beslist en zal deze datum in de verdere beoordeling tot uitgangspunt nemen.
2.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de brief van Allianz aan CAR-verzekeraars van 29 juli 2010 waarbij zij aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van door haar uitgekeerde bedragen en de door haar gemaakte kosten, aan te merken is als een rechtsgeldige stuitingshandeling. Thans moet dan ook worden geconcludeerd dat met deze brief de op dat moment lopende verjaring tijdig, namelijk binnen vijf jaar na 20 april 2006, is gestuit.
Stuitingshandelingen na 29 juli 2010
2.7.
In het tussenvonnis is vastgesteld dat CAR-verzekeraars (pas) tijdens het pleidooi hebben aangevoerd dat na de stuitingsbrief van 29 juli 2010 een nieuwe verjaringstermijn is gaan lopen en dat die verjaring niet eerder is gestuit dan op 27 juli 2016 met het indienen van een conclusie van eis door Allianz in de onderhavige procedure. Omdat het debat van partijen zich daartoe nog niet had uitgestrekt, zijn partijen bij het tussenvonnis ook in de gelegenheid gesteld om zich hierover nader uit te laten.
2.8.
Dura Vermeer /Allianz stelt zich op het standpunt dat, gelet op artikel 3:317 BW en de daarop betrekking hebben de jurisprudentie, alle contacten die hebben plaatsgevonden tussen de (toenmalige) raadslieden van Dura Vermeer /Allianz en CAR-verzekeraars moeten worden aangemerkt als stuitingshandelingen. Op 29 juli 2010 is aan CAR-verzekeraars een brief geschreven waarin Allianz onbetwist ondubbelzinnig aanspraak heeft gemaakt op haar rechten op grond van samenloop. De advocaat van Dura Vermeer en Allianz heeft de advocaat van CAR-verzekeraars ook steeds op de hoogte gehouden van de procedure in de hoofdzaak. Eveneens op 29 juli 2010 heeft de advocaat van Dura Vermeer /Allianz CAR-verzekeraars op de hoogte gebracht van wat tijdens het pleidooi in de hoofdzaak was besproken en van een regelingsvoorstel van [naam] . Verder is op 20 juni 2011 de cassatiedagvaarding toegezonden en op 25 april 2012 de conclusie van de advocaat-generaal. Nadat de Hoge Raad op 13 juli 2012 in de hoofdzaak arrest had gewezen, heeft de advocaat van Dura Vermeer /Allianz de advocaat van CAR-verzekeraars op 3 september 2012 een e-mail gestuurd met als onderwerp “Allianz: Dura Vermeer /Nuon” waarin is aangegeven dat het arrest aanleiding was om te bezien wat met de vrijwaringsprocedures moest worden gedaan. Vervolgens heeft de advocaat van Dura Vermeer /Allianz op 8 juni 2015 in confraternele correspondentie de advocaat van CAR-verzekeraars laten weten dat de vrijwaringsprocedure zou worden hervat en medegedeeld dat er bereidheid was tot schikken. Ook op 8 juni 2015 is (een concept van) de conclusie van repliek in vrijwaring aan de advocaat van CAR-verzekeraars toegezonden. Dit betrof het processtuk waarin de wijziging van de grondslag van eis is neergelegd en waarin dus Dura Vermeer als lasthebber van Allianz de vordering op grond van meervoudige verzekering geldend is gaan maken.
2.9.
CAR-verzekeraars hebben aangevoerd dat het enkele feit dat zij steeds op de hoogte zijn geweest van een mogelijke aanspraak van Allianz niet maakt dat de verjaring niet hoefde te worden gestuit. De contacten tussen de wederzijdse advocaten die na 29 juli 2010 hebben plaatsgevonden zijn niet aan te merken als het voldoende waarborgen van de gepretendeerde vorderingen op basis van samenloop. Er is niet meer gebeurd dan dat het arrest van de Hoge Raad in de hoofdzaak per mail van 3 september 2012 aan de advocaat van CAR-verzekeraars is toegezonden. Vervolgens is bijna 3,5 jaar gewacht met het opnieuw activeren van de vrijwaringsprocedure. De kennelijke stelling van Dura Vermeer /Allianz dat CAR-verzekeraars op grond van enkele contacten tussen advocaten in het kader van de vrijwaringsprocedure maar rekening hadden moeten houden met een mogelijke vordering van Allianz op basis van samenloop, is de omgekeerde wereld. Allianz is de schuldeiser en het is aan haar om haar pretense rechten te waarborgen, aldus CAR-verzekeraars.
2.10.
De rechtbank oordeelt als volgt. Aan stuiting van de verjaring door Allianz mogen geen hogere eisen worden gesteld dan (de jurisprudentie op grond van) artikel 3:317 BW stelt. Dura Vermeer /Allianz voert terecht aan dat een schriftelijke mededeling een voldoende duidelijke waarschuwing moet zijn aan de schuldenaar dat hij er ook na het verstrijken van de verjaringstermijn rekening mee moet houden dat hij beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog ingestelde rechtsvordering behoorlijk kan verweren. Voorwaarde is steeds dat de wederpartij had behoren te begrijpen dat de eiser zich ondubbelzinnig zijn recht voorbehoudt.
2.11.
Tegen de hiervoor onder 2.8 door Dura Vermeer /Allianz gegeven en door CAR-verzekeraars inhoudelijk niet betwiste feitelijke achtergrond, is de rechtbank van oordeel dat het CAR-verzekeraars voldoende duidelijk moet zijn geweest dat zij rekening hadden te houden met de vordering van Allianz op grond van samenloop en dat dit met voldoende schriftelijke mededelingen in herinnering is gebracht. In deze vrijwaringsprocedure heeft Dura Vermeer immers in rechte haar schade op CAR-verzekeraars willen verhalen. CAR-verzekeraars hebben gedurende deze hele procedure verweer gevoerd, terwijl zij ervan op de hoogte waren dat aan de zijde van Dura Vermeer inmiddels Allianz als AVB-verzekeraar een rol was gaan spelen. In ieder geval vanaf 2010 was CAR-verzekeraars daarbij duidelijk dat Allianz een vordering op grond van samenloop geldend wilde maken. De rechtbank is daarbij van oordeel dat de hiervoor aangehaalde e-mail van 8 juni 2015 en de daarbij aan de advocaat van CAR-verzekeraars toegezonden concept conclusie van repliek (waarin is toegelicht dat Dura Vermeer optrad als lasthebber van Allianz) in ieder geval als rechtsgeldige stuitingshandelingen moeten worden aangemerkt. De betreffende e-mail en concept conclusie van repliek laten er immers geen misverstand over bestaan dat Allianz jegens CAR-verzekeraars aanspraak blijft maken op nakoming van haar vordering uit hoofde van samenloop en moeten als een mededeling in die zin worden aangemerkt. De verjaring van de vordering van Allianz op CAR-verzekeraars is dan ook tijdig gestuit.
2.12.
Deze uitkomst van de verjaringsdiscussie sluit naar het oordeel van de rechtbank ook aan bij de bedoelingen van de wetgever. Dit wordt als volgt toegelicht. In het tussenvonnis is de vordering van Allianz op grond van samenloop gekwalificeerd als een regresvordering. Artikel 6:11 lid 3 BW bepaalt dat een tot bijdrage aangesprokene medeschuldenaar (CAR-verzekeraars) een beroep op verjaring slechts toekomt, indien op het tijdstip van het ontstaan van de verplichting tot bijdragen zowel hijzelf als degene die de bijdrage verlangt (Allianz), jegens de schuldeiser ( Dura Vermeer ) de voltooiing van de verjaring had kunnen inroepen. Hieruit leidt de rechtbank dan ook af dat ook de wetgever voor ogen staat dat bij de beoordeling van verjaring van een regresvordering als de onderhavige belang toekomt aan de omstandigheid dat deze naar haar aard beoordeeld moet worden in het licht van de hoofdvordering.
2.13.
Conclusie is dan ook dat de vordering van Allianz op grond van samenloop niet is verjaard. De gevorderde verklaring voor recht dat Dura Vermeer als lasthebber van Allianz een regresrecht heeft op CAR-verzekeraars ligt daarmee in beginsel voor toewijzing gereed. Met betrekking tot de overige vorderingen overweegt de rechtbank als volgt. Bij conclusie van repliek heeft Dura Vermeer reeds inzicht gegeven in de betalingen die Allianz op diverse momenten heeft gedaan. CAR-verzekeraars hebben daarop in de conclusie van dupliek slechts op hoofdlijnen gereageerd. Beide partijen hebben de rechtbank in overweging gegeven eerst een beslissing te geven op de vraag of Allianz (tijdig) een beroep op samenloop heeft gedaan. Het debat tussen partijen is daarna alleen op dat punt voortgezet en ook de rechtbank heeft in het tussenvonnis daarop de nadruk gelegd. Wel is in rechtsoverwegingen 4.26 en 4.27 van het tussenvonnis al beslist dat het beroep van CAR-verzekeraars op uitsluiting voor bedrijfsschade wordt verworpen en dat tussen partijen niet in geschil is dat uitgekeerde bedragen aan werknemers van Dura Vermeer wel vallen onder de uitsluiting voor werkgeversaansprakelijkheid. Al met al is de rechtbank van oordeel dat de betalingen die Allianz heeft gedaan aan [naam] die strekten tot vergoeding van door haar geleden (bedrijfs)schade en het bedrag dat Allianz heeft betaald aan de bezoeker van [naam coffeeshop] door CAR-verzekeraars in ieder geval aan Allianz vergoed moeten worden. Uit de procedure tot nu toe en dus ook het tussen partijen op deze punten gevoerde debat vloeit immers rechtstreeks voort dat deze schade onder de dekking van de CAR-verzekering valt. Het debat tussen partijen op de volgende punten is echter nog niet voltooid, zodat partijen zal worden verzocht zich hierover bij akte nader uit te laten.
2.14.
Over de schaderegeling heeft Dura Vermeer /Allianz bij conclusie van repliek gesteld dat een bedrag van € 208.116,50 is betaald aan kosten voor medisch adviseurs, experts, advocaten, etc. Daarbij heeft zij een overzicht gegeven van de diverse betalingen en de data waarop deze zijn gedaan. Zij heeft gesteld dat ze daarbij heeft gehandeld als redelijk handelend verzekeraar zodat CAR-verzekeraars haar beslissing als eerst aangesproken verzekeraar omtrent hoogte en modaliteiten van de uitkeringen dient te volgen. CAR-verzekeraars hebben in de conclusie van dupliek erkend dat in het kader van de schaderegeling kosten moeten worden vergoed voor zover deze in redelijkheid zijn gemaakt. Ze hebben tot hun verweer aangevoerd dat elk inzicht in de gemaakte kosten en in de door Allianz gemaakte keuzen ontbreekt. Allianz heeft CAR-verzekeraars niet bij de keuzen en haar afwegingen betrokken en nooit tussentijds geraadpleegd. Ook gelet op de hoogte van de gevorderde kosten in relatie tot de gevorderde hoofdsom, menen CAR-verzekeraars dat deze niet als redelijk kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen hun standpunten op dit punt nader toe te lichten en, waar nodig, te onderbouwen. Omdat Dura Vermeer /Allianz betaling van de kosten vordert en op haar dus de stelplicht en bewijslast rusten, zal zij daartoe als eerste in de gelegenheid worden gesteld. De rechtbank verzoekt haar vooral ook om binnen de posten in ieder geval een onderscheid te maken naar kosten van externe deskundigen en buitengerechtelijke- dan wel proceskosten. Voor zover zij betaalde proceskosten vordert, ziet de rechtbank graag toegelicht in hoeverre deze onder de schaderegeling vallen dan wel onder de wettelijke proceskostenregeling.
2.15.
Dura Vermeer /Allianz heeft bij akte uitlaten stuitingshandelingen na 29 juli 2010 aangevoerd dat zij voorziet dat partijen geen overeenstemming buiten rechte zullen bereiken over de ingangsdatum/-data van de wettelijke rente over alle schadeposten en schaderegelingsposten, gelet op het verweer dat CAR-verzekeraars niet in verzuim zijn komen te verkeren. Zij stelt zich op het standpunt dat de ingangsdatum van de wettelijke rente 6 december 2006 moet zijn. Dat is de datum waarop CAR-verzekeraars bij conclusie van antwoord in vrijwaring weigerden dekking te verlenen en bij te dragen in de kosten. CAR-verzekeraars hebben in hun antwoordakte op dit punt slechts aangevoerd dat dit buiten het kader valt van de akte zoals door de rechtbank was verlangd. Dura Vermeer /Allianz draagt ook op dit punt de stelplicht en bewijslast, zodat zij ook hier als eerste in de gelegenheid zal worden gesteld haar standpunt toe te lichten. De rechtbank ziet daarbij graag een onderbouwing van haar standpunt van de ingangsdatum per afzonderlijk gevorderde post. Haar standpunt dat de ingangsdatum 6 december 2006 zou moeten zijn, kan immers geen onderbouwing vormen voor betalingen die door haar pas na die datum zijn verricht.
2.16.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 5 september 2018 voor het nemen van een akte door Dura Vermeer /Allianz over hetgeen is vermeld onder 2.14 en 2.15, waarna de wederpartij op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Rombouts, mr. B. Brokkaar en mr. M.L.S. Kalff en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2018.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 08‑08‑2018
type: CHRcoll:
Uitspraak 02‑08‑2017
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht, samenloop, procederen verzekerde met last verzekeraar, verjaring Een onderaannemer is in een bodemprocedure aansprakelijk gehouden voor schade na een explosie. De bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft uitgekeerd. In de bodemprocedure had de onderaannemer de CAR-verzekeraars van de hoofdaannemer in vrijwaring opgeroepen. Na de bodemprocedure, wordt in vrijwaring na vele jaren verder geprocedeerd. De rechtbank oordeelt allereerst dat de onderaannemer met lastgeving van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeraar kan voortprocederen. Uitleg van de relevante voorwaarden leidt tot het oordeel dat de onderaannemer een beroep toekomt op de CAR-verzekering. Een eventuele te late melding kan hem daarbij niet worden tegengeworpen. De bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering kent een "hardere" na-u clausule dan de CAR-verzekering. In de onderlinge verhouding dient de CAR-verzekering dus in beginsel de schade te dragen. Voor de vraag of de regresvordering van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeraar inmiddels is verjaard, wordt aangesloten bij artikel 3:310 BW. De verjaring is aangevangen op de dag volgende op het moment dat de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeraar bekend raakte met enerzijds een betalingsverplichting voortvloeiende uit de schademelding van de onderaannemer en anderzijds haar bekendheid ermee dat ze die schade mogelijk kon verhalen op de CAR-verzekeraars. Uitleg uitsluitingsclausule bedrijfsschade.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/597117 / HA ZA 15-1023
Vonnis in vrijwaring van 2 augustus 2017
in de zaak van
de vennootschap onder firma
DURA VERMEER-IMTECH NETTENBOUW V.O.F.,
gevestigd te Cruquius,
eiseres,
advocaat mr. A. van Duijn-Koopman te Arnhem,
en
de rechtspersoon naar buitenlands recht
ALLIANZ BENELUX N.V.,
in Nederland mede handelend onder de naam
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING,
gevestigd te Brussel (België),
tussenkomende partij,
advocaat mr. A. van Duijn-Koopman te Arnhem
tegen
1. de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
als rechtsopvolgster van Nassau Verzekeringmaatschappij N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
AMLIN S.E.,
(voorheen Amlin Europe N.V., althans Amlin Corporate Insurance N.V.),
als rechtsopvolgster van Fortis Corporate Insurance N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
3. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagden,
advocaat mr. J.H. Tuit te Almere.
Partijen zullen hierna Dura Vermeer, Allianz en CAR-verzekeraars genoemd worden. Waar in dit vonnis Dura Vermeer wordt genoemd worden daaronder, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven, ook haar rechtsvoorgangers begrepen.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het incidenteel vonnis van 15 juni 2016 waarbij Allianz is toegestaan tussen te komen;
- -
de conclusie van eis van Allianz;
- -
de conclusie van antwoord na tussenkomst (houdende akte tot referte) van Dura Vermeer;
- -
de conclusie van antwoord ten aanzien van tussenkomende partij van CAR-verzekeraars;
- -
het proces-verbaal van het pleidooi van 19 juni 2017
- -
de brief naar aanleiding van het proces-verbaal van 7 juli 2017 van mr. A. van Duijn-Koopman namens Dura Vermeer en Allianz.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
De explosie
2.1.
Op 18 augustus 2003 heeft zich een explosie voorgedaan in [coffeeschop] aan het [straat] te [plaats] (hierna: de coffeeshop). Als gevolg van deze explosie zijn twee werknemers van Dura Vermeer en een bezoeker van de coffeeshop (ernstig) gewond geraakt. Daarnaast is de coffeeshop zwaar beschadigd. De exploitatie van de coffeeshop is per direct gestaakt en op 24 april 2004 weer hervat.
2.2.
De explosie deed zich voor tijdens of kort na werkzaamheden tot herstel van een beschadiging aan een gasleiding, de huisaansluiting van de coffeeshop. De beschadiging was ontstaan tijdens graafwerkzaamheden aan het [straat] en werd gemeld aan een vennootschap binnen de Nuon groep (hierna voor alle entiteiten en de groep ook wel kortweg aangeduid als Nuon). Nuon was destijds de beheerder van het betreffende gas- en elektriciteitsnetwerk en verantwoordelijk voor het (doen) uitvoeren van werkzaamheden aan dat netwerk. Monteurs van Nuon zijn ter plaatse gearriveerd, hebben de gastoevoer naar de coffeeshop afgesloten, met de bedrijfsleider van de coffeeshop gesproken en de cv-ketel van de coffeeshop afgesloten. Nuon heeft vervolgens Dura Vermeer ingeschakeld voor herstelwerkzaamheden.
2.3.
Medewerkers van Dura Vermeer hebben vervolgens de beschadigde gasleiding vervangen en, na ontluchting, weer aangesloten op de bestaande leiding. Vervolgens hebben twee medewerkers van Dura Vermeer in de coffeeshop het resterende gedeelte van de gasleiding tussen de vervangen leiding en de hoofdkraan van de coffeeshop ontlucht, zodat de cv-ketel weer kon worden aangezet. Daartoe hebben zij de flexibele aansluiting van de gashoofdkraan met de gasmeter losgekoppeld en gedurende korte tijd de hoofdkraan opengedraaid. Deze flexibele aansluiting bevond zich in een aparte ruimte achter in het pand, waar ook de cv-ketel stond (hierna: de opstellingsruimte). Na het ontluchten hebben de medewerkers de hoofdkraan weer gesloten en de flexibele aansluiting weer aangesloten op de hoofdkraan. Kort daarna vond de explosie plaats in de opstellingsruimte.
2.4.
Nuon heeft op de dag van de explosie opdracht gegeven aan Gastec Technology B.V. (hierna: Gastec) tot het instellen van een onderzoek naar de oorzaak van de explosie. Gastec heeft in haar naar aanleiding van dit onderzoek opgestelde rapport geconcludeerd dat de explosie heeft kunnen ontstaan doordat de opstellingsruimte zich bij het ontluchten heeft gevuld met een explosief gasmengsel, dat ten onrechte niet is afgevoerd naar de buitenlucht door middel van een slang. In het rapport is, voor zover in deze procedure van belang, voorts het volgende te lezen:
“Door de beheerder van de coffeeshop wordt verzocht de CV ketel weer aan te steken. Daartoe gaan twee medewerkers van Dura Vermeer naar de opstellingsruimte van de coffeeshop. Voordat de ketel weer kan functioneren, dient de nog aanwezige lucht in de leidingsectie (…) verwijderd te worden. Hiertoe wordt de flexibele aansluiting van de gasmeter losgekoppeld op de hoofdkraan (…). Na het opendraaien van de hoofdkraan komt het gas/luchtmengsel in de CV ruimte.”
De juridische verhoudingen en verwante procedures
2.5.
De opdracht van Nuon aan Dura Vermeer tot het verrichten van herstelwerkzaamheden werd verleend op grond van de tussen Nuon als opdrachtgever en Dura Vermeer als aannemer sinds 4 juli 2003 geldende “Overeenkomst tot uitvoering van solowerkzaamheden in het werkgebied V (Amsterdam West en Zuid)” (hierna: de solo-overeenkomst).
Op deze solo-overeenkomst was, kort aangeduid, het “Werkbestek 2003” van 1 januari 2003 van toepassing. Dit werkbestek hield, voor zover van belang, het volgende in:
“(…)
1.3.1
Algemeen
Het bestek heeft betrekking op de uitvoering van een werkpakket. Een werkpakket heeft uitsluitend betrekking op solowerken. Solowerken zijn alle werken die opdrachtgever zelfstandig aan een aannemer opdraagt. (…)
1.3.2
Korte technische omschrijving werkpakket
Het werkpakket omvat:
Werken van NUON (…), zijnde de werken opgenomen in de lijst van verrekeneenheden en betrekking hebben[d] op de aanleg en het onderhoud van de infrastructuur voor water, gas, elektriciteit (…) inhoudende:
c. regiewerk voor het verhelpen van storingen (…).
(…)
1.4.7
Verzekering
Door opdrachtgever is ten behoeve van de werken mede ten gunste van de aannemer, diens onderaannemer(s) (…) een zogenaamde (…) (CAR)-verzekering afgesloten. (…) De aannemer is verplicht voldoende verzekerd te zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid in verband met de uitvoering van het werk. Uitdrukkelijk geldt dat de door de aannemer afgesloten aansprakelijkheidsverzekering als primaire dekking functioneert en dat de dekking onder de door opdrachtgever afgesloten CAR-verzekering daaraan complementair is. (…).”
2.6.
Ten behoeve van de solowerkzaamheden was door Nuon met CAR-verzekeraars een CAR-verzekering afgesloten. In de polisvoorwaarden van de CAR-verzekering staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
“7 Verplichtingen in geval van schade
Verzekerde is verplicht:
(…)
7.2
elke schade, verlies of gebeurtenis welke aanleiding zou kunnen geven tot een verplichting voortvloeiende uit de polisvoorwaarden voor verzekeraars, zo spoedig mogelijk te melden bij de makelaars (…);
(…)
9 Schaderegeling en (voorschot) betaling
(…)
9.3
Schadepenningen uit hoofde van deze polis zullen worden uitgekeerd aan de verzekeringnemer, dan wel na instemming van de verzekeringnemer aan de schadelijdende partij.
(…)
25. Secundairstelling [na-u clausule, rechtbank]
25.1
Behoudens ten aanzien van de verzekeringnemer geldt de dekking onder deze sectie voor de overige verzekerde partijen uitsluitend indien en voor zover geen rechten aan enige elders lopende verzekering kunnen worden ontleend.(…)
27. Uitsluitingen
In aanvulling op de algemene uitsluitingen (…), is van de verzekering uitgesloten aansprakelijkheid:
(…)
27.2
Van een verzekerde partij tegenover een andere verzekerde partij respectievelijk een toekomstige eigenaar en/of gebruiker van het werk, voor bedrijfsschade, tijdverlet of winstderving; (…).”
2.7.
[coffeeschop] werd geëxploiteerd door Casni B.V. (hierna: Casni). Casni heeft bij dagvaarding van 14 september 2005 zowel Nuon als Dura Vermeer in rechte betrokken om haar schade als gevolg van de explosie vergoed te krijgen. Deze procedure betreft de hoofdzaak van de onderhavige vrijwaringsprocedure (hierna: de hoofdzaak).
2.8.
In de hoofdzaak heeft deze rechtbank bij vonnis van 13 februari 2008 Nuon en Dura Vermeer hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan Casni van een bedrag van € 96.362,20, vermeerderd met rente en kosten. Casni heeft van dit vonnis hoger beroep ingesteld en Nuon en Dura Vermeer hebben incidenteel appel ingesteld. Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 15 maart 2011 en herstelarrest van 20 december 2011 de hoofdelijke veroordeling in stand gelaten en het schadebedrag begroot op € 599.862,86, vermeerderd met rente en kosten. Het verschil in die bedragen bestaat er voor het grootste deel in dat het hof, anders dan de rechtbank, ook vergoeding van door Casni geleden bedrijfsschade (als gevolg van de lange sluiting van de coffeeshop na de explosie) heeft toegewezen. Het door Alliander B.V. (als rechtsopvolger van Nuon) en Dura Vermeer tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep heeft de Hoge Raad bij arrest van 13 juli 2012 verworpen.
2.9.
De onderhavige vrijwaringsprocedure is door Dura Vermeer oorspronkelijk ingesteld tegen zowel CAR-verzekeraars als Nuon. De vrijwaringsprocedure van Dura Vermeer jegens Nuon staat bij deze rechtbank op de parkeerrol. Nuon heeft op haar beurt ook een vrijwaringsprocedure opgestart tegen Dura Vermeer. Daarin heeft deze rechtbank bij vonnis van 22 augustus 2007 geoordeeld dat in de onderlinge verhouding tussen Nuon en Dura Vermeer de schade geheel voor rekening van Dura Vermeer dient te komen. Dura Vermeer is daartegen in hoger beroep gekomen. Deze hoger beroepsprocedure staat bij het hof op de parkeerrol.
2.10.
Dura Vermeer heeft de schade van Casni volledig vergoed. Deze heeft zij verhaald op Allianz op grond van de tussen haar en Allianz bestaande Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijven (hierna: AVB-verzekering). De polis van deze verzekering kent, voor zover in deze procedure van belang, de volgende algemene voorwaarde:
“Art. 14 SAMENLOOP VAN VERZEKERINGEN
(…)
[Na-u clausule, rechtbank]
14.3
Indien krachtens bestek, aannemingsovereenkomst of anderszins de verplichting tot verzekering van aansprakelijkheid in verband met de uitvoering van een werk op een ander dan verzekerde rust, dan wel indien een ander op zich heeft genomen voor de verzekering van de aansprakelijkheid van verzekerde in verband met de uitvoering van een werk te zullen zorgdragen, dan geeft de onderhavige verzekering geen dekking voor deze aansprakelijkheid. (…)”
3. Het geschil
3.1.
Dura Vermeer vordert, na wijziging eis, samengevat:
- een verklaring voor recht dat Dura Vermeer als lasthebber van Allianz een regresrecht heeft op CAR-verzekeraars op basis van de wettelijke samenloopregeling ter zake van de uitkeringen die zijn gedaan aan Casni en de drie slachtoffers, alsmede ter zake van schaderegeling en het voeren van verweer in en buiten rechte;
- veroordeling van CAR-verzekeraars om de daarmee gemoeide bedragen aan Dura Vermeer als lasthebber van Allianz te betalen, vermeerderd met rente en kosten en zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
Allianz vordert, als tussenkomende partij, voor het geval Dura Vermeer haar vorderingen niet volledig vergoed ziet en/of zij niet als lasthebber van Allianz een regresrecht op CAR-verzekeraars heeft, het volgende, samengevat:
- een verklaring voor recht dat Allianz een regresrecht heeft op CAR-verzekeraars op basis van de wettelijke samenloopregeling ter zake van de uitkeringen die zijn gedaan aan Casni en de drie slachtoffers, alsmede ter zake van schaderegeling en het voeren van verweer in en buiten rechte;
- veroordeling van CAR-verzekeraars om de daarmee gemoeide bedragen aan Allianz te betalen, vermeerderd met rente en kosten en zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
CAR-verzekeraars voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Dura Vermeer inmiddels de schade als gevolg van de explosie heeft vergoed waartoe zij in de hoofdzaak is veroordeeld. Dit betreft de (bedrijfs)schade van Casni en de letselschade van de werknemers van Dura Vermeer en de bezoeker van de coffeeshop. Voor deze betalingen heeft zij een beroep kunnen doen op haar aansprakelijkheidsverzekeraar Allianz. De vraag die in de onderhavige procedure centraal staat, is of Dura Vermeer dan wel Allianz deze schade op grond van de wettelijke samenloopregeling kan verhalen op CAR-verzekeraars.
Ontvankelijkheid Dura Vermeer
4.2.
De rechtbank zal allereerst beoordelen of, zoals Dura Vermeer en Allianz stellen maar CAR-verzekeraars betwisten, Dura Vermeer als lasthebber van Allianz in de onderhavige procedure de uitgekeerde bedragen kan vorderen.
4.3.
In zijn arrest van 26 februari 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK4995) heeft de Hoge Raad overwogen dat de (vrijwarings)procedure van een verzekerde tegen de verzekeraar kan worden voortgezet ook nadat de verzekerde een uitkering heeft verkregen van een andere verzekeraar op wie de vordering overgaat, omdat de verzekerde de procedure dan als lasthebber kan voortzetten ten behoeve van die andere verzekeraar als materiële procespartij, ongeacht het tijdstip waarop die uitkering en overgang hebben plaatsgevonden.
4.4.
CAR-verzekeraars hebben aangevoerd dat Dura Vermeer zich ten onrechte op dit arrest beroept. De Hoge Raad zou bij het wijzen van dit arrest niet het oog hebben gehad op de situatie, zoals hier aan de orde, waarbij de (grondslag van de) oorspronkelijke vordering wezenlijk anders was dan de vordering die de derde partij meent te hebben. De vordering van Dura Vermeer tot uitkering onder de polis als meeverzekerde partij onder de CAR-verzekering, is immers een wezenlijk andere dan de vordering die Allianz pretendeert te hebben op basis van samenloop, aldus steeds CAR-verzekeraars.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt berust op een te beperkte lezing van het onder 4.3 aangehaalde arrest. In dat arrest was immers ook sprake van een verzekerde die in een hoofdprocedure als verzekerde schade had gevorderd van een verzekeraar onder een – in dat geval – werkmaterieelpolis, welke schade inmiddels vergoed was door zijn AVB-verzekeraar. Ook daar was dus sprake van een wijziging van de grondslag toen de verzekerde die schade vervolgens niet meer als verzekerde onder de polis, maar als lasthebber van de AVB-verzekeraar op grond van de samenloopregeling vorderde. De Hoge Raad heeft dit in het arrest uitdrukkelijk gesanctioneerd.
4.6.
CAR-verzekeraars hebben nog aangevoerd dat onvoldoende zou zijn gebleken dat daadwerkelijk sprake is geweest van een rechtsgeldige last van Allianz aan Dura Vermeer. Op geen enkele wijze is gespecificeerd wanneer die last zou zijn gegeven, op welke wijze die last is verstrekt en hoe deze (tijdig) aan CAR-verzekeraars bekend is gemaakt. Dit is met name van belang omdat de oorspronkelijke procespartij, DVOI-Imtech Infra v.o.f. met ingang van 31 december 2010 is opgeheven.
4.7.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat Dura Vermeer de vrijwaringsprocedure namens Allianz heeft voortgezet ook nadat de schade die zij op grond van de hoofdzaak heeft moeten vergoeden, door Allianz aan haar is vergoed. Allianz is in de onderhavige procedure als tussenkomende partij verschenen en stelt primair dat door haar een last is verstrekt aan Dura Vermeer om namens haar de vordering op CAR-verzekeraars te innen. Zowel lastgever als lasthebber zijn het er dus over eens dat een last is verstrekt en welke inhoud deze last heeft. Tegen deze achtergrond, is een enkele blote betwisting van het bestaan van de last als door CAR-verzekeraars gedaan, onvoldoende om aan het bestaan en de inhoud van de last te twijfelen.
4.8.
De rechtbank verwerpt in dit verband ook het door CAR-verzekeraars opgeworpen “Ontvankelijkheidsverweer II” dat erop neerkomt dat Dura Vermeer onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe de rechtsopvolging binnen Dura Vermeer is geweest om uit te komen op de conclusie dat de huidige eisende partij, Dura Vermeer-Imtech Nettenbouw V.O.F., in de rechten zou zijn getreden van de onder de CAR-polis verzekerde entiteit Vermeer Leidingen-Nettenbouw V.O.F. Dura Vermeer heeft gesteld dat sprake is van rechtsopvolging onder algemene titel. Zonder nadere toelichting van CAR-verzekeraars ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van deze stelling te twijfelen.
Conclusie is dan ook dat Dura Vermeer in de onderhavige procedure als lasthebber van Allianz de procedure jegens CAR-verzekeraars kan voortzetten.
Dekking onder de CAR-verzekering
4.9.
CAR-verzekeraars voeren aan dat geen sprake kan zijn van een vordering op grond van samenloop, nu de CAR-verzekering geen dekking biedt voor de aansprakelijkheid van Dura Vermeer, althans Dura Vermeer daarop geen aanspraak kan maken. CAR-verzekeraars baseren zich daarbij op de volgende drie argumenten:
- a.
Dura Vermeer heeft niet aannemelijk gemaakt dat Nuon toestemming heeft gegeven om onder de CAR-verzekering een vordering in te dienen, wat op grond van artikel 9.3 van de polisvoorwaarden (zie hiervoor onder r.o. 2.6) wel een vereiste is om rechtstreekse aanspraken jegens CAR-verzekeraars te doen gelden (door CAR-verzekeraars aangeduid als “Ontvankelijkheidsverweer I”);
- b.
De werkzaamheden die tot de explosie hebben geleid, zijn door Dura Vermeer niet in opdracht van Nuon, maar in opdracht van de beheerder van de coffeeshop uitgevoerd, zodat deze niet gedekt waren onder de CAR-verzekering van Nuon;
- c.
Mogelijke rechten die Dura Vermeer had op grond van de CAR-verzekering, heeft zij verloren door een te late melding. Zij heeft immers de schade niet, zoals in de CAR-polis voorgeschreven, zo spoedig mogelijk bij de verzekeringsmakelaar gemeld en CAR-verzekeraars zijn door de late melding in hun belangen geschaad.
De rechtbank overweegt als volgt.
a: Toegang tot de CAR-polis
4.10.
Vooropgesteld zij dat het hier gaat om de uitleg van polisvoorwaarden die deel uitmaken van een beurspolis. Nu over dergelijke voorwaarden niet tussen partijen onderhandeld pleegt te worden (en gesteld noch gebleken is dat zulks in dit geval anders is), is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval bij de polisvoorwaarden behorende toelichting. Onderhavige verzekeringsovereenkomst is tot stand gekomen tussen professionele, althans professioneel vertegenwoordigde partijen. Met Dura Vermeer is de rechtbank van oordeel dat artikel 9.3 van de polisvoorwaarden van de CAR-verzekering (zie hiervoor onder r.o. 2.6) tegen deze achtergrond zo uitgelegd moet worden dat sprake is van een betaaladresclausule en niet, zoals door CAR-verzekeraars betoogd, van een toelatingsclausule. De rechtbank knoopt daarvoor aan bij de plaats die de clausule binnen de polisvoorwaarden inneemt, namelijk onder het kopje van hoe betaling van schade onder de polis is geregeld. Daarnaast leidt ook het gebruik van de woorden “schadepenningen” en “uitgekeerd aan” tot de uitleg dat in het artikel wordt gedoeld op de wijze van betaling. Voor het standpunt van CAR-verzekeraars dat in het artikel een derdenbeding besloten ligt dat nadere voorwaarden in het leven roept alvorens verzekerden onder de polis hun rechten geldend kunnen doen maken, bestaat daarentegen geen enkel aanknopingspunt. Dit wordt niet anders door het gegeven dat in de solo-overeenkomst is opgenomen dat een aannemer verplicht is, naast de afgesloten CAR-verzekering, zich te verzekeren tegen wettelijke aansprakelijkheid (zie artikel 1.4.7 van het bestek, hiervoor onder r.o. 2.5). Hieraan staat allereerst in de weg dat de bedoelingen van partijen, gelet op de hiervoor aangehaalde uitlegmaatstaf slechts beperkt een rol kunnen spelen. Bovendien betreft dit een afspraak tussen Nuon enerzijds en Dura Vermeer anderzijds, waarbij CAR-verzekeraars geen partij waren. Bij de uitleg van de bedoelingen van partijen bij de CAR-verzekering kan deze afspraak derhalve geen rol spelen.
b: Werkzaamheden in opdracht van Nuon?
4.11.
De rechtbank verwerpt het standpunt van CAR-verzekeraars dat de opdracht van Nuon aan Dura Vermeer op 18 augustus 2003 zich niet uitstrekte tot het ontluchten van de leiding en het weer aansteken van de cv-ketel in de opstellingsruimte. De enige onderbouwing van dit standpunt die CAR-verzekeraars geven, is de passage in het rapport van Gastec (zie hiervoor onder r.o. 2.4): “Door de beheerder van de coffeeshop wordt verzocht de CV ketel weer aan te steken.” Dit is onvoldoende om daaruit de vergaande conclusie te trekken dat de herstelwerkzaamheden die Dura Vermeer op dat moment in opdracht van Nuon aan het verrichten was, waren afgerond met de werkzaamheden aan de gasleiding buiten. De toevoer tot de huisaansluiting was daarmee immers nog niet hersteld. Daarvoor waren verdere, naar gebleken is vaktechnisch specifieke, werkzaamheden vereist. Gesteld noch gebleken is dat of waarom de aangeslotene op het leidingnet in dit geval verantwoordelijk zou kunnen worden gehouden voor het doen herstellen van de gevolgen van de beschadigde gasleiding op zijn adres. Dat het verzoek van de beheerder van de coffeeshop in dit geval ook daadwerkelijk een opdracht in juridische zin is geweest, is door CAR-verzekeraars niet nader onderbouwd.
c: Te late melding?
4.12.
Dura Vermeer stelt dat zij de schade als gevolg van de explosie in ieder geval tijdig heeft gemeld bij Allianz en dat een mogelijk late melding bij CAR-verzekeraars haar onder die omstandigheden niet mag worden tegengeworpen. Allianz heeft bovendien CAR-verzekeraars steeds bij de afhandeling betrokken. CAR-verzekeraars stellen dat nimmer rechtstreeks bij de makelaars melding is gemaakt van de schade zoals uitdrukkelijk in de polis voorgeschreven in artikel 7 van de algemene voorwaarden (zie hiervoor onder r.o. 2.6). Nu zij daardoor in hun belangen zijn geschaad, komt Dura Vermeer geen beroep op de polis meer toe.
4.13.
De rechtbank stelt vast dat Dura Vermeer in ieder geval tijdig melding heeft gemaakt van de (gevolgen van) de explosie bij Allianz. Dit blijkt eruit dat Allianz onbetwist reeds in januari 2005 uitkeringen heeft gedaan aan de gewonde werknemers en bezoeker van de coffeeshop. Dura Vermeer voert daarnaast terecht aan dat haar in dat geval een mogelijk late melding aan een andere verzekeraar niet kan worden tegengeworpen. Dit heeft de Hoge Raad bepaald in zijn arrest van 17 november 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AY9717), waarin is overwogen:
“Met het sedert 1 januari 2006 in art. 7:961 BW neergelegde stelsel, dat, voor zover hier van belang, ook reeds gold in het voordien geldende recht, valt niet te rijmen dat een verzekeraar die, in een geval van samenloop, de schade van een verzekerde heeft vergoed en verhaal wil nemen op de verzekeraar van de samenlopende verzekering, daarin belemmerd wordt door een verweer van de aard als door het onderdeel [beroep op late melding, rechtbank] bedoeld. De situatie van dubbele verzekering bracht immers, naar het hof terecht signaleert, mee dat de verzekerde geen belang meer had bij melding van het verzekerde voorval bij Europeesche, nu zij de schade al vergoed kon krijgen van Zorg en Zekerheid. Het strookt niet met de regresmogelijkheid dat in zo'n situatie de aangesproken verzekeraar zich met succes op het ontbreken van een melding door de verzekerde zou kunnen beroepen.”
De rechtbank maakt deze overwegingen tot de hare. Voor een onderscheid naar type verzekering waarbij de overwegingen van de Hoge Raad wel of niet zouden moeten worden toegepast, zoals door CAR-verzekeraars bepleit, ziet zij geen aanleiding.
Conclusie
4.14.
Uit r.o. 4.10 tot en met 4.13 vloeit voort dat de werkzaamheden van Dura Vermeer op 18 augustus 2003 onder de CAR-polis vielen en dat Dura Vermeer als verzekerde onder die polis een beroep daarop kan doen, waarbij een eventuele late melding haar niet kan worden tegengeworpen.
Samenloop
4.15.
Vaststaat dat Dura Vermeer voor dezelfde schade als die zij van CAR-verzekeraars vordert, een beroep heeft kunnen doen op haar AVB-verzekering bij Allianz. Er is dan ook sprake van samenloop van verzekeringen in de zin van artikel 7:961 BW. Dat artikel was weliswaar ten tijde van het onderhavige schadegeval nog niet ingevoerd en dus niet rechtstreeks van toepassing, maar deze bepaling is de weerslag van het ook voordien geldende recht. Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat de zogenaamde “na-u clausule” die Allianz hanteert (zie hiervoor art. 14.3 onder r.o. 2.10) “harder” is dan de na-u clausule van CAR-verzekeraars (zie hiervoor art. 25.1 onder r.o. 2.6). Zoals partijen dan ook terecht tot uitgangspunt nemen, leidt dit tot de conclusie dat CAR-verzekeraars dekking dienen te verlenen in de onderlinge verhouding tussen Allianz en CAR-verzekeraars.
4.16.
Anders dan CAR-verzekeraars hebben aangevoerd, wordt dit wettelijke systeem van samenloop niet doorbroken door afspraken tussen Dura Vermeer en Nuon over af te sluiten verzekeringen (zie hiervoor onder r.o. 2.5 en r.o. 4.10). Zowel Allianz als CAR-verzekeraars staan immers buiten deze afspraken. Zonder nadere toelichting die ontbreekt, valt daarmee niet in te zien waarom door deze verzekeraars gehanteerde polisvoorwaarden als gevolg van die afspraken hun werking zouden verliezen.
Verjaring
4.17.
CAR-verzekeraars stellen, en Dura Vermeer betwist, dat de regresvordering van Allianz uit hoofde van de samenloopregeling is verjaard. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
4.18.
Voor het antwoord op de vraag aan welk verjaringsregime de vordering van Allianz is onderworpen, sluit de rechtbank – anders dan partijen – aan bij artikel 3:310 BW. De Hoge Raad heeft voor diverse regresvorderingen (zie bijvoorbeeld arrest van 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE0631) overwogen dat het in dat artikel genoemde begrip “rechtsvorderingen tot vergoeding van schade” een ruime betekenis moet worden toegekend waarmee regresvorderingen op één lijn kunnen worden gesteld.
4.19.
Dat in het onderhavige geval geen verjaringstermijn zou zijn gaan lopen, zoals door Dura Vermeer is betoogd, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Dura Vermeer beroept zich ter onderbouwing van deze stelling op de hiervoor onder r.o. 4.13 aangehaalde overweging van de Hoge Raad. Dit beroep gaat niet op. De vraag of een regresvordering is verjaard, speelt in de verhouding tussen twee verzekeraars. Anders dan in de zaak die bij genoemd arrest aan de orde was, speelt derhalve daarbij geen rol dat een verzekerde mogelijk benadeeld zou kunnen zijn door samenloop van verzekeringen. Derhalve bestaat geen aanleiding om afbreuk te doen aan het belang van CAR-verzekeraars bij de rechtszekerheid die de bepalingen omtrent verjaring dienen.
4.20.
Op grond van artikel 3:310 BW gaat de verjaringstermijn lopen op de dag, volgende op die waarop de benadeelde bekend werd met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Voor het onderhavige geval betekent dit de dag nadat Allianz bekend verondersteld kan worden te zijn geweest met enerzijds een betalingsverplichting voortvloeiende uit de schademelding van Dura Vermeer onder de AVB-verzekering en anderzijds haar bekendheid ermee dat ze die schade mogelijk kon verhalen op CAR-verzekeraars.
4.21.
Toegepast op de onderhavige zaak kan worden vastgesteld dat uit de eigen stellingen van Dura Vermeer en Allianz voortvloeit dat Allianz er van meet af aan van op de hoogte is geweest dat de schade ook verhaald kon worden op CAR-verzekeraars. Gesteld wordt immers dat de CAR-verzekeraars steeds van alle stappen binnen de schade-afhandeling op de hoogte zijn gehouden (zie ook onder r.o. 4.12). Voor het vaststellen van de aanvang van de verjaringstermijn moet dan ook worden aangeknoopt bij het moment waarop Allianz bekend raakte met haar betalingsverplichtingen op grond van de schademelding. CAR-verzekeraars hebben aangevoerd dat dit in januari 2005 is geweest toen de eerste letselschade door Allianz ten behoeve van Dura Vermeer is uitgekeerd. Uit het door Dura Vermeer zelf ingebrachte overzicht van uitgekeerde bedragen, blijkt dat inderdaad in januari 2005 de eerste betalingen op grond van de schademelding hebben plaatsgevonden. Op dat moment vonden immers de eerste uitkeringen door Allianz plaats.
4.22.
Tussen partijen is niet in geschil dat Allianz bij brief aan CAR-verzekeraars van 29 juli 2010 aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van door haar uitgekeerde bedragen en de door haar gemaakte kosten. Deze brief is niet binnen vijf jaar na januari 2005 verzonden. Dura Vermeer stelt echter dat voor die datum stuitingshandelingen hebben plaatsgevonden in de vorm van confraternele correspondentie waarin Allianz zich ondubbelzinnig haar rechten heeft voorbehouden. Zij biedt ter zake bewijs aan. Door CAR-verzekeraars is aangevoerd dat zij niet eerder dan bij bedoelde brief van 29 juli 2010 op de hoogte zijn gebracht van de aanspraak die Allianz maakt op grond van samenloop. De rechtbank merkt dit aan als een gemotiveerde betwisting van de inhoud van de (confraternele) correspondentie. Dura Vermeer zal dan ook worden opgedragen om het door haar aangeboden bewijs te leveren van haar stelling dat Allianz vóór januari 2010 aan CAR-verzekeraars (een) schriftelijke aanmaning(en) heeft gestuurd waarbij zij zich ondubbelzinnig haar rechten op het geldend maken van haar vordering op grond van samenloop heeft voorbehouden.
4.23.
CAR-verzekeraars hebben tijdens het pleidooi ook nog aangevoerd dat na de stuitingsbrief van 29 juli 2010 een nieuwe verjaringstermijn is gaan lopen en dat die verjaring niet eerder is gestuit dan bij de op 27 juli 2016 ingediende conclusie van eis van Allianz in de onderhavige procedure. Gelet op het moment in de procedure dat deze stelling door CAR-verzekeraars is betrokken, is het debat van partijen over dit aspect van een mogelijke verjaring nog niet voltooid. De rechtbank zal de zaak dan ook naar de rol verwijzen voor een nadere aktewisseling van partijen over de vraag of Allianz zich bij aanmaning of andere schriftelijke mededelingen ook na 29 juli 2010 voldoende ondubbelzinnig haar recht op nakoming heeft voorbehouden.
Uitsluitingen
4.24.
Indien Dura Vermeer erin zal slagen dit bewijs te leveren en indien vast komt te staan dat ook sinds 29 juli 2010 de vordering niet is verjaard, leidt dit tot de conclusie dat Allianz de door haar ten behoeve van Dura Vermeer uitgekeerde schadeposten in beginsel op CAR-verzekeraars zal kunnen verhalen. Uit proceseconomische overwegingen zal de rechtbank bij dit vonnis ook vast ingaan op het beroep van CAR-verzekeraars op diverse uitsluitingen. Het grootste deel van de te verhalen bedragen, ziet immers op bedrijfsschade. Indien CAR-verzekeraars terecht zouden stellen dat deze schade is uitgesloten onder de CAR-polis, kan de beslissing van de rechtbank hierover van invloed zijn op de afweging van Dura Vermeer over de mate van inspanning om het bewijs al dan niet te leveren.
4.25.
CAR-verzekeraars beroepen zich op de uitsluiting voor bedrijfsschade als opgenomen in artikel 27.2 van de algemene voorwaarden van de CAR-polis (zie onder 2.6). Zij stellen dat dit artikellid zo moet worden gelezen dat het woordje “toekomstig” niet ziet op de “gebruiker”, maar slechts op de eigenaar. Nu Casni aan te merken is als gebruiker van het werk, is de uitsluiting van toepassing. CAR-verzekeraars hebben aangevoerd dat de door hen voorgestane uitleg af te leiden zou zijn uit de ratio van de uitsluiting, te weten een risicoverdeling om te voorkoming dat CAR-verzekeraars geconfronteerd worden met eventuele claims van alle gebruikers van het leidingnet.
4.26.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Het is aan CAR-verzekeraars die zich op de uitsluiting beroepen om de relevante feiten en omstandigheden te stellen en, indien nodig, te bewijzen om dat beroep te onderbouwen. De enkele omstandigheid dat het wellicht een wenselijke en vanuit de optiek van CAR-verzekeraars voor de hand liggende uitsluiting zou zijn, laat onverlet dat het hier gaat om de uitleg van een uitsluitingsclausule. Zoals CAR-verzekeraars zelf ook aanvoeren, dient bij uitleg van een dergelijke clausule in een beurspolis zoveel mogelijk te worden aangesloten bij de letterlijke bewoordingen (zie hiervoor onder 4.10). Indien CAR-verzekeraars derhalve bedrijfsschade hadden willen uitsluiten voor aangeslotenen op het leidingnet, had voor de hand gelegen dat op dit punt een clausule in de polis was opgenomen die daaromtrent aan duidelijkheid niets te wensen overliet. In artikel 27.2 valt slechts te lezen dat bedrijfsschade van dekking is uitgesloten van een toekomstig eigenaar en/of gebruiker van het werk. CAR-verzekeraars hebben geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zou moeten worden afgeweken van de enige logische taalkundige uitleg van de zinsnede “toekomstig eigenaar en/of gebruiker”. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom “en/of” zou zijn opgenomen indien “toekomstig” niet ook zou verwijzen naar “gebruiker”. Dat Casni aan te merken zou zijn geweest als toekomstig gebruiker Het beroep op uitsluiting slaagt dan ook niet.
4.27.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat deze vordering zich niet uitstrekt tot de uitgekeerde bedragen aan de werknemers van Dura Vermeer omdat in de CAR-polis aansprakelijkheid voor werkgeversaansprakelijkheid is uitgesloten.
4.28.
Iedere verdere beslissing, waaronder die omtrent de gevolgen van dit vonnis voor de door Allianz in de onderhavige procedure ingestelde vordering, wordt aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
draagt Dura Vermeer op te bewijzen dat Allianz vóór januari 2010 aan CAR-verzekeraars (een) schriftelijke aanmaning(en) heeft gestuurd waarbij zij zich ondubbelzinnig haar rechten op het geldend maken van haar vordering op grond van samenloop heeft voorbehouden,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 16 augustus 2017 voor uitlating door Dura Vermeer of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat Dura Vermeer, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat Dura Vermeer, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen, donderdagen en vrijdagen in de maanden november 2017 tot en met februari 2018 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van de daartoe tot rechter-commissaris benoemde mr. C.H. Rombouts in het gerechtsgebouw te Amsterdam aan de Parnassusweg 220,
5.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 30 augustus 2017 voor het nemen van een akte door Dura Vermeer over hetgeen is vermeld onder 4.23, waarna CAR-verzekeraars op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kunnen nemen,
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus, mr. C.H. Rombouts en mr. B. Brokkaar en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2017.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 02‑08‑2017
type: CHRcoll: