HR, 13-07-2021, nr. 21/01326
ECLI:NL:HR:2021:1131
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-07-2021
- Zaaknummer
21/01326
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:1131, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑07‑2021; (Herziening)
Aanvraag tot herziening van: ECLI:NL:GHAMS:2016:4202
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2021-0253
Uitspraak 13‑07‑2021
Inhoudsindicatie
Herziening. Bedreiging (meermalen gepleegd), art. 285 Sr. Aangevoerd wordt (onder verwijzing naar e-mailbericht) dat sprake is van een gegeven a.b.i. art. 457.1.c Sv op de grond dat uit gesprek tussen AG en aangever blijkt dat geluidsopnames van telefoongesprekken waarin aanvrager bewezenverklaarde uitlatingen tegenover aangever heeft gedaan zijn bewerkt. In e-mailbericht stelt A dat zij opname van gesprek tussen AG en aangever in haar bezit heeft maar haar e-mailbericht houdt niet in wat inhoud van die opname zou zijn. Ook anderszins wordt in aanvraag niet aannemelijk gemaakt dat het in aanvraag aangeduide gesprek tussen AG en aangever heeft plaatsgevonden en dat hof aanvrager zou hebben vrijgesproken van tlgd. bedreigingen als het t.t.v. behandeling van strafzaak op de hoogte was geweest van dat gesprek. Om die redenen wekt aanvraag niet ernstig vermoeden a.b.i. art. 457.1.c Sv. Afwijzing aanvraag. Vervolg op 17/02495 (niet gepubliceerd, art. 80a RO). Samenhang met 21/02457 H.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/01326 H
Datum 13 juli 2021
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 oktober 2016, nummer 23-004346-11, ingediend door M.J.N. Vermeij, advocaat te 's-Gravenhage,
namens
[aanvrager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
hierna: de aanvrager.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het hof heeft de aanvrager veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, tot een gevangenisstraf van zeven dagen.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Bewezenverklaring en bewijsvoering
3.1
Ten laste van de aanvrager is bewezenverklaard dat:
“1. hij op 22 september 2010 te Amsterdam [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd: “Jongen, we gaan je afmaken. Afmaken gaan we je! [aangever] jongen, we gaan je helemaal roosteren, he. Van kop tot teen”;
2. hij op 28 september 2010 te Amsterdam [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd: “[aangever], jij gaat dood. Jij krijgt een kogel door je kop.”
3.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal met nummer PL131C 2010265384-1 van 2 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 12-16).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 2 november 2010 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [aangever]:
Ik doe hierbij aangifte van bedreiging ex. art. 285 Wetboek van Strafrecht tegen [aanvrager].
Recentelijk zijn de telefonische scheldkanonnades van [aanvrager] overgegaan in regelrechte bedreigingen. De eerste was op 22 september 2010.
Ik ben erin geslaagd drie recente gesprekken op te nemen.
In het gesprek van 22 september 2010 heeft [aanvrager] mij het volgende medegedeeld:
“Ben je klaar voor de pedofielennacht? De nacht van de pedofilie, jongen? We gaan je afmaken. Afmaken gaan we je! [aangever], jongen, we gaan je helemaal roosteren, van kop tot teen.”
In de twee gesprekken op 28 september 2010 heeft [aanvrager] mij de volgende mededelingen gedaan:
“[aangever], jij gaat dood. Jij krijg een kogel door je kop.”
Ik heb deze “gesprekken” als daadwerkelijk bedreigend ervaren en er leeft bij mij nu een sterk gevoel van onbehagen als gevolg van deze bedreigingen. De uitspraak dat ik een kogel door mijn kop krijg geeft mij erg veel stress.
Ik sluit ook niet uit dat [aanvrager] zijn bedreigingen waar zou kunnen maken, gezien zijn onvoorspelbaarheid en toenemende agressiviteit.
2. De verklaring van de getuige [aangever], afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 6 oktober 2016. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
De getuige [aangever] verklaart:
In antwoord op vragen van de raadsman
U vraagt mij hoe het kwam dat ik mij op dat moment bedreigd heb gevoeld door incidenten jaren eerder.
Ik had het idee dat [aanvrager] steeds gekker werd. Dat uitte hij op allerlei manieren. Die uitingen kwamen tot mij. Nu zei hij dat ik een kogel door mijn kop kreeg. Ik voelde mij daardoor bedreigd, punt.
U vraagt mij waarom de e-mail van 29 september 2010 van [aanvrager] mij er niet van heeft weerhouden aangifte te doen.
Omdat die bedreiging was geuit en wel letterlijk, zo heb ik het ervaren.
U vraagt mij of ik wist dat [aanvrager] zich toen in Azië bevond.
Hij belde vanaf een 020-nummer, dus dat lijkt mij sterk.
U (het hof merkt op: de raadsman) merkt op dat [aanvrager] zich toen inderdaad even in Nederland bevond.
U vraagt mij of ik na de uitlatingen van [aanvrager] ooit gedacht heb dat [aanvrager] werkelijk een dodelijk risico voor mij vormde.
[aanvrager] ging steeds meer bizarre dingen ondernemen. Ik voelde mij bedreigd door deze uitlating, ja.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010265384-3 van 12 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 19-20).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op 22 september 2010 en 28 september 2010 is de aangever [aangever] telefonisch bedreigd door de verdachte [aanvrager]. Deze telefoongesprekken zijn middels de mobiele telefoon van [aangever] opgenomen en opgeslagen.
Op 12 november 2010 heb ik, verbalisant, de voornoemde geluidsopnamen beluisterd. Hierna volgt een letterlijke weergave van voornoemde telefoongesprekken.
22/09/2010 te 10.27 uur
Verdachte [aanvrager]: Jongen we gaan je afmaken. Afmaken gaan we je! [aangever] jongen, we gaan, gaan je helemaal roosteren he. Van kop tot teen.
28/09/2010 te 13.49 uur
[aanvrager]: [aangever], jij gaat dood. Jij krijgt een kogel door je kop.”
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv. Daartoe wordt een beroep gedaan op het bij de aanvraag gevoegde e-mailbericht van [betrokkene 1] van 18 maart 2021. Daaruit zou blijken dat tijdens de behandeling van de strafzaak in hoger beroep een gesprek heeft plaatsgevonden tussen de advocaat-generaal en aangever [aangever]. Op grond van dat gesprek zou kunnen worden vastgesteld dat de zich in het dossier bevindende geluidsopnames van de telefoongesprekken waarin de aanvrager de bewezenverklaarde uitlatingen tegenover [aangever] heeft gedaan, (mogelijk) zijn bewerkt of vervalst. Dit e-mailbericht houdt het volgende in:
“Van: [betrokkene 1] <[e-mailadres 1]>
Verzonden: donderdag 18 maart 2021 23:21
Aan: [aanvrager]
CC: mr. drs. M.J.N. Vermeij (Max)
Onderwerp: Re: uitleveringszaak [aanvrager]
Beste [aanvrager], Geachte heer Vermeij,
In reactie op onderstaande bericht.
Ja, ik heb de opname nog. En er staat na het te hebben beluisterd misschien nog wel meer belangrijke informatie op.
Nadat jij, [aanvrager], mij hebt besmeurd en ook anderen om mij heen, ben ik niet meer bereid om de tape zonder voorwaarden af te geven.
Destijds heb ik je de tape zo overhandigd en die ben je dus nu kwijt.
In de tussentijd is er veel gebeurd en ik heb nu dus voorwaarden.
Die voorwaarden bespreek ik graag persoonlijk met je raadsheer (in kopie).
Graag ontvang ik daarvoor ook een onkostenvergoeding.
Ik hoor verneem graag watje/jullie gedachten zijn.
Hartelijke groeten,
[betrokkene 1]
Op 18 mrt. 2021, om 09:56 heeft [aanvrager] <[e-mailadres 2] > het volgende geschreven:
Dag [betrokkene 1],
Max Vermeij is de advocaat die mij vanuit Nederland bijstaat in de uitleveringszaak op basis van een dubbel EAB. Een van de pijlers waarop het eerste EAB is gebaseerd is de veroordeling tot 7 dagen cel wegens een 'doodsbedreiging' aan het adres van [aangever]. Jij was aanwezig bij de behandeling van deze zaak in hoger beroep bij het Hof in Amsterdam. Tijdens de zitting zijn er via jouw laptop opnames gemaakt van een gesprek tussen de AG en [aangever]. Je hebt me destijds deze opnames toegezonden, maar ik kan ze niet meer vinden. In onderstaand artikel met video, geschreven direct na de zitting in oktober 2016, worden deze opnames beschreven. Max gaat nu bij de HR een herziening aanvragen in deze zaak met als 'novum' dat de tapes zijn vervalst, hetgeen niet alleen tegenover mij werd bevestigd door mijn toenmalige advocaat Gerard van der Meer, maar ook blijkt uit de door jou -by accident- gemaakte opnames. Als deze krankzinnige veroordeling van tafel gaat, sneuvelt daarmee ook het EAB en ben ik gered. Mijn vraag is nu of jij, indien je nog over deze opnames zou beschikken, deze ter hand kan stellen aan mr. Vermeij. If not, of je dan de door mij hier gegeven lezing wilt bevestigen zodat je jouw verklaring (evt) kunnen gebruiken om onze herziening te adstrueren.
Thank you very much,
[aanvrager]
BREAKING: SAMENSPANNING [aangever] - OM NU OP TAPE; [aanvrager] GAAT TELEGRAAF VOOR DE RECHTER SLEPEN - [A] [betrokkene 2]/”
4.3
In het hiervoor weergegeven e-mailbericht stelt [betrokkene 1] dat zij een opname van een gesprek tussen de advocaat-generaal en [aangever] in haar bezit heeft, maar haar e-mailbericht houdt niet in wat de inhoud van die opname zou zijn. Ook anderszins wordt in de aanvraag niet aannemelijk gemaakt dat het in de aanvraag aangeduide gesprek tussen de advocaat-generaal en [aangever] heeft plaatsgevonden en dat het hof de aanvrager zou hebben vrijgesproken van de tenlastegelegde bedreigingen als het ten tijde van de behandeling van de strafzaak op de hoogte was geweest van dat gesprek. Om die redenen wekt de aanvraag niet het onder 4.1 bedoelde ernstige vermoeden.
4.4
De aanvraag is kennelijk ongegrond.
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juli 2021.