Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/4.5.1
4.5.1 Geen legitimerende rechtsgrond
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS585253:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Tjittes (1998) p. 26 spreekt van de kwaliteitsrekening als een veelkoppig monster. Hij noemt ook nog de verhouding tussen de tussenpersoon en diens privé-crediteuren.
Het begrip depotovereenkomst wordt overwegend bij notariële kwaliteitsrekeningen gebruikt. Ik zou er hier echter een ruimere betekenis aan willen geven. Praktisch gezien vertoont deze overeenkomst een gelijkenis met de overeenkomst tot bewaarneming, zie artikel 7:600 BW. Naar de letter is deze bepaling niet van toepassing aangezien bewaarneming alleen betrekking heeft op zaken.
De Hoge Raad nam in 'Koren-Tekstra' aan dat een derdenrekening met één paar belanghebbenden leidt tot een gemeenschap in de zin van artikel 3:166 BW; zie par. 2.3. Vgl. Wolfert (2007) p. 124 en p. 128.
De kwaliteitsrekening is het resultaat van ten minste drie rechtsverhoudingen.1 De eerste is de giro-overeenkomst tussen de tussenpersoon en zijn bank. De aard van deze rechtsverhouding is hiervoor reeds aan de orde gekomen. Ik volsta daarom met te wijzen op het gemengde vermogensrechtelijke karakter. Het obligatoire element wordt gevormd door de verplichtingen van de rekeninghouder en diens bank als opdrachtnemer; het goederenrechtelijke element wordt gevormd door het girale geld op de rekening, dat aan iemand toebehoort. De tweede rechtsverhouding is de overeenkomst tussen solvent en accipiënt waaruit de betalingsverplichting voortvloeit, aangeduid als de valutaverbintenis. Partijen bedingen in de valutaverbintenis dat de betaling zal worden afgewikkeld langs een kwaliteitsrekening. Dat kan in bedekte termen gebeuren, waarbij de crediteur op zijn factuur slechts een rekeningnummer en betaaladres vermeldt, of expliciet indien de tussenpersoon door zijn bijzondere hoedanigheid, bijvoorbeeld die van notaris of gerechtsdeurwaarder, nadrukkelijk voor deze taak wordt aangewezen. De derde rechtsverhouding is de overeenkomst met de tussenpersoon. Daarin zijn de afspraken neergelegd over het in ontvangst nemen, aanhouden en overmaken van het geld naar de uiteindelijk begunstigde. Ter onderscheiding duid ik deze laatste overeenkomst hierna aan als de `depotovereenkomst'.2
Een belangrijk vermogensrechtelijk verschil tussen de valutaverbintenis en de depotovereenkomst is gelegen in de legitimerende werking daarvan. De valutaverbintenis rechtvaardigt dat ter nakoming van de betalingsverplichting een hoeveelheid giraal geld uit het vermogen van de solvent zal overgaan naar het vermogen van de accipiënt. De animus solvendi richt zich op de nakoming van deze geldschuld. In mijn benadering maakt de vermogensovergang van een hoeveelheid giraal geld daar onlosmakelijk deel van uit. Deze animus solvendi ontbreekt echter bij de depotovereenkomst. Er is geen sprake van een geldschuld die door middel van een overschrijving wordt nagekomen, maar van een overeenkomst van beheer en bewaring van giraal geld. Om een zinvolle uitvoering van deze opdracht mogelijk te maken, dient het geld uiteraard ook daadwerkelijk ter beschikking te worden gesteld. Nu de depotovereenkomst geen grond verschaft voor een vermogensovergang, mag er naar mijn mening niet van worden uitgegaan dat de creditering van de kwaliteitsrekening ook heeft geleid tot een vermogensovergang.
Bij de bespreking van de kwaliteitsrekening als instrument voor het reguleren van verhaal op giraal geld, kwam het gevaar van misbruik aan de orde. Een kwaliteitsrekening zou kunnen worden gebruikt om geld te onttrekken aan verhaal en beslag. Naar ik zou willen aannemen ontbreekt in deze gevallen een legitimerende rechtsgrond en zal er dus geen sprake kunnen zijn van een vermogensovergang. Het geld blijft daarmee onverkort beschikbaar voor verhaal of beslag.
Ook merk ik op dat er in deze benadering geen aanleiding bestaat om een gemeenschap aan te nemen met betrekking tot het tegoed op de kwaliteitsrekening. Niet in de gevallen waarin sprake is van één paar begunstigden (de bijzondere kwaliteitsrekening) en evenmin bij meerdere begunstigden (de algemene kwaliteitsrekening).3 Het tegoed op de rekening is deelbaar en behoort naar evenredigheid toe aan de belanghebbenden die pro rata een revindicatoire aanspraak hebben op het geld. Wie dat recht toekomt (de solvent dan wel de accipiënt) is afhankelijk van het in vervulling gaan van de voorwaarde die is verbonden aan de vermogensovergang. Ik zou slechts een gemeenschap willen aannemen indien blijkt dat het saldo op enig moment niet toereikend is. De vordering op de tussenpersoon tot bijstorting van het tekort, valt in de gemeenschap die wordt gevormd door de gezamenlijke belanghebbenden.