Hof 's-Hertogenbosch, 22-11-2011, nr. HV 200.080.287 E
ECLI:NL:GHSHE:2011:BU5535
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
22-11-2011
- Zaaknummer
HV 200.080.287 E
- LJN
BU5535
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2011:BU5535, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 22‑11‑2011
Uitspraak 22‑11‑2011
Partij(en)
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 22 november 2011
Zaaknummer: HV 200.080.287/01
Zaaknummers eerste aanleg: 10.1905 en 10.1906
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [X.],
advocaat: mr. H.L. van Toorenburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Nederlandse Voorschotbank B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verweerster,
hierna te noemen: De Nederlandse Voorschotbank,
advocaat: mr. A.C.G. Reezigt.
5. Het arrest d.d. 17 juni 2011
Bij dit arrest heeft het hof [X.] in de gelegenheid gesteld aan het hof een nieuwe vtlb-berekening over te leggen en volledig inzicht te verschaffen in haar inkomsten en uitgaven.
Het hof heeft verder in voormeld arrest De Nederlandse Voorschotbank in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de door [X.] over te leggen stukken.
Het hof heeft in afwachting van voormelde stukken iedere verdere beslissing pro forma aangehouden.
6. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 november 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- -
[X.], bijgestaan door mr. V.C.A. Eschauzier-van Wijk, waarnemend voor mr. H.L. Van Toorenburg;
- -
namens De Nederlandse Voorschotbank mr. A.C.G. Reezigt en mr. L. Jongedijk.
6.2.
Het hof heeft na het arrest van 17 juni 2011 kennisgenomen van de inhoud van:
- -
de brief met bijlagen van de advocaat van [X.] d.d. 28 juli 2011;
- -
de brief van de advocaat van De Nederlandse Voorschotbank d.d. 8 augustus 2011.
7. De verdere beoordeling
7.1.
[X.] heeft in voormeld faxbericht d.d. 28 juli 2011 - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Uit de door [X.] overgelegde stukken volgt dat zij niet in staat kan worden geacht een hoger bedrag aan De Nederlandse Voorschotbank te betalen dan € 350,-- per maand, immers slechts dan is er sprake van aflossing van de schuld. [X.] stelt daarom dat het te voorzien is dat zij redelijkerwijs niet zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schuld aan De Nederlandse Voorschotbank.
7.2.
[X.] heeft ter zitting in hoger beroep hieraan - kort samengevat - het volgende toegevoegd. [X.] heeft puntsgewijs de door De Nederlandse Voorschotbank betwiste posten van het budgetplan en/of vtlb-berekening nader toegelicht.
[X.] maakt voor de opvang van haar dochter gebruik van twee verschillende kinderopvangcentra. De kosten hiervan bedragen - zoals uit de overgelegde facturen kan worden afgeleid - € 515,22 per maand. De verwachting is dat deze kosten met ingang van januari 2012 zullen stijgen.
Ten aanzien van de autokosten heeft [X.] - desgevraagd - verklaard dat van de 31.000 kilometers die zij per jaar aflegt, ongeveer 2/3 deel zakelijk is.
[X.] heeft verder - desgevraagd - verklaard dat zij thuis internet nodig heeft voor haar werk, waarvoor een post ad € 50,-- is opgenomen in het budgetplan.
Voor wat betreft de post onvoorzien ad € 160,-- heeft [X.] gesteld dat bepaalde kosten in een budgetplan mogen worden opgenomen, die niet in een vtlb-berekening mogen worden opgenomen.
[X.] heeft verder aangevoerd dat zij niet in staat is om fulltime te gaan werken. Uitbreiding van het dienstverband bij haar huidige werkgever is niet mogelijk. Daarnaast heeft [X.] een specialistisch vakgebied waarin moeilijk werk te vinden is, zeker voor slechts één dag per week. Daarnaast acht [X.] fulltime werken niet wenselijk vanwege de zorg voor haar kinderen. De zoon van [X.] gaat thans naar het voortgezet onderwijs, maar dit brengt met zich dat hij vaak vroeg thuis is.
[X.] merkt op dat haar ex-partner - die tevens hoofdelijk aansprakelijk is - voor de schuld aan De Nederlandse Voorschotbank in september 2011 naar Nederland is teruggekeerd.
7.3.
De Nederlandse Voorschotbank heeft in voormelde brief d.d. 8 augustus 2011 - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Een groot aantal van de door [X.] in het budgetplan genoemde posten zijn niet met bescheiden nader onderbouwd.
De Nederlandse Voorschotbank stelt dat het door [X.] in de vtlb-berekening opgevoerde bedrag aan auto- en reiskosten van € 434,-- per maand erg hoog is. Bovendien rijst de vraag welk gedeelte van de 31.000 kilometers die [X.] per jaar aflegt, zakelijke kilometers zijn.
Uit het budgetplan volgt dat een bedrag van € 79,50 per maand “nog te besteden” is, welk bedrag, naar de mening van De Nederlandse Voorschotbank, kan worden aangewend ter aflossing van de schuld.
Ten aanzien van de door [X.] opgevoerde kosten kinderopvang merkt De Nederlandse Voorschotbank op dat - uit de door [X.] overgelegde facturen - niet valt af te leiden hoe hoog deze kosten per maand zijn.
De Nederlandse Voorschotbank stelt verder dat niet alle in het budgetplan opgevoerde lasten, onderdeel uit mogen maken van een vtlb-berekening. Gedoeld wordt op de posten onvoorzien ad € 160,-- per maand, internet ad € 50,-- per maand, zakgeld kinderen ad € 14,-- per maand en het lidmaatschap ANWB ad € 9,-- per maand.
7.4.
Namens de Nederlandse Voorschotbank is hieraan ter zitting in hoger beroep - kort samengevat - het volgende toegevoegd.
De ter zitting van het hof door [X.] gegeven verklaringen omtrent de (hoogte van de) posten autokosten en internet zijn voor De Nederlandse Voorschotbank niet controleerbaar. Wel acht De Nederlandse Voorschotbank het reëel dat van de door [X.] afgelegde 31.000 kilometers op jaarbasis, 2/3 zakelijk is. De Nederlandse Voorschotbank stelt zich op het standpunt dat de afloscapaciteit van [X.] hierdoor met € 145,-- per maand toeneemt.
De Nederlandse Voorschotbank heeft ter zitting van het hof - desgevraagd - verklaard dat [X.] thans € 313,-- per maand aan rente betaalt en niet (meer) het bedrag van € 350,--, waarvan bij de vorige mondelinge behandeling nog werd uitgegaan. Verder heeft De Nederlandse Voorschotbank ter zitting in hoger beroep - desgevraagd - verklaard dat wanneer men ervan uitgaat dat [X.] een afloscapaciteit van € 800,-- per maand heeft, volledige aflossing van de schuld tussen de vijf en tien jaar mogelijk is.
7.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
7.5.1.
Ingevolge artikel 288 lid 1 aanhef en sub a Fw wordt het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden.
Ingevolge artikel 287a lid 1 Fw aanhef en sub a Fw kan de schuldenaar in het verzoekschrift als bedoeld in artikel 284 lid 1 Fw de rechtbank verzoeken één of meer schuldeisers die weigert of weigeren mee te werken aan een vóór indiening van het verzoekschrift aangeboden schuldregeling, bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
7.5.2.
Het hof stelt voorop dat de schuld aan De Nederlandse Voorschotbank de enige schuld is die [X.] heeft. [X.] betaalt thans een bedrag van € 360,-- per maand aan De Nederlandse Voorschotbank.
Het hof stelt vast dat uit zowel de door [X.] overgelegde stukken als naar aanleiding van het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken, dat de daadwerkelijke afloscapaciteit van [X.] hoger is dan door haar wordt voorgesteld. Het hof overweegt daartoe dat de in het budgetplan opgenomen post “nog te besteden” ad € 79,50 per maand bij de afloscapaciteit van [X.] dient te worden opgeteld. Verder overweegt het hof dat ter zitting in hoger beroep is vast komen te staan dat van de door [X.] afgelegde 31.000 kilometer per jaar, 2/3 deel zakelijk is. Dit brengt met zich dat in de vtlb-berekening slechts rekening mag worden gehouden met 2/3 deel van de door [X.] opgevoerde reiskosten, derhalve € 290,-- per maand. De afloscapaciteit van [X.] neemt hierdoor met € 145,-- per maand toe. Het hof acht het verder niet juist om bij de bepaling van de afloscapaciteit van [X.] rekening te houden met de in het budgetplan opgenomen post “kleding, kapper, onvoorzien” ad € 160,-- per maand.
Met inachtneming van het vorenstaande, is het hof van oordeel, dat de afloscapaciteit van [X.] tussen de € 600,-- en € 800,-- per maand ligt. Nu ter zitting van het hof is gebleken dat de rente op de schuld aan De Nederlandse Voorschotbank thans € 313,-- per maand bedraagt, ligt aflossing van voormelde schuld binnen zes tot tien jaar in de rede.
Ten overvloede overweegt het hof dat nu de ex-man van [X.] sinds september 2011 is teruggekeerd in Nederland, ook hij kan worden aangesproken door de Nederlandse Voorschotbank, waardoor de totale aflossingstermijn in beginsel nog aanzienlijk kan worden verkort.
7.5.3.
Het hof is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [X.] zal kunnen voortgaan met de betaling van de schuld aan De Nederlandse Voorschotbank, zodat aan de voorwaarde voor toelating tot de schuldsaneringsregeling van artikel 288 lid 1 aanhef en sub a Fw niet is voldaan. Dit brengt met zich dat het verzoek van [X.] ex artikel 287a Fw niet toewijsbaar is..
7.6.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
7.7.
Nu De Nederlandse Voorschotbank niet wordt bevolen om in te stemmen met de door [X.] aangeboden schuldregeling, is er geen aanleiding om de Nederlandse Voorschotbank in de kosten van deze procedure te veroordelen. Het hof wijst derhalve het desbetreffende verzoek van [X.] af.
8. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Th.A. Pouw, L.Th.L.G. Pellis en J.H.Th. Veldman en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2011.