Rb. Middelburg, 21-05-2010, nr. 12/715069-10 [P]
ECLI:NL:RBMID:2010:BM6806
- Instantie
Rechtbank Middelburg
- Datum
21-05-2010
- Magistraten
Mrs. Nomes, Van der Ploeg-Hogervorst, Haesen
- Zaaknummer
12/715069-10 [P]
- LJN
BM6806
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMID:2010:BM6806, Uitspraak, Rechtbank Middelburg, 21‑05‑2010
Uitspraak 21‑05‑2010
Mrs. Nomes, Van der Ploeg-Hogervorst, Haesen
Partij(en)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 mei 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd te PI Zuid West — HvB De Torentijd,
ter terechtzitting verschenen,
raadsman mr. Van Wersch, advocaat te Amsterdam,
ter terechtzitting verschenen.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 mei 2010, waarbij de officier van justitie mr. Smeenk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdachte wordt ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 06 februari 2010 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweld of bedreiging met geweld in vereniging (artikel 312 WvSr) en/of afpersing in vereniging (artikel 317 WvSr) en/of diefstal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf verschaft door middel van braak, verbreking of inklimming (artikel 311 lid 1 sub 4 en 5 WvSr), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
- —
twee, althans een vuurwapen(s) en/of
- —
zes, althans een of meer centraalvuurpatronen en/of
- —
drie, althans een of meer bivakmuts(en) en/of
- —
een paar handschoenen en/of
- —
een personenauto voorzien van gestolen/valse kentekenplaten
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
- 2.
hij op of omstreeks 06 februari 2010 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten twee, althans een vuurwapen(s) in de vorm van
- —
een pistool merk Astra (model GT 28) en/of
- —
een pistool merk Valtro (model 85 Combat), en/of een hoeveelheid munitie van categorie III, te weten zes centraalvuurpatronen 6.35 mm, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
- 3.
hij op of omstreeks 06 februari 2010 te Westdorpe, gemeente Terneuzen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bestelbus heeft weggenomen twee kentekenplaten (kenteken [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 3 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 06 februari 2010 te Sas van Gent, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee kentekenplaten (kenteken [nummer]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 3 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 06 februari 2010 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk twee kentekenplaten (kenteken [nummer]), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf,
te weten als gevonden voorwerp, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. De vaststaande feiten
De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vastgesteld :
- —
Op 5 februari 2010 tussen 20:00–21:00 zijn [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in een zwarte Volkswagen Golf vanuit Rotterdam naar Sas van Gent vertrokken om daar verdachte te ontmoeten.
- —
[medeverdachten 1, 2 en 3] kwamen voor middernacht aan bij verdachte. Verdachte is ingestapt en ze zijn gezamenlijk nog wat gaan rijden.
- —
Om 22:00 uur waren de kentekenplaten [nummer], afgegeven voor een bedrijfsauto, merk Mercedes-Benz, type Vito 108 CDI op naam van [slachtoffer], wonende te [adres] , nog op deze auto bij de woning van [slachtoffer] bevestigd.
- —
Op 6 februari 2010 omstreeks 01:15 uur hoorde aangeefster [aangeefster] aan de [adres slachtoffer] twee keer een geluid alsof er iets brak. Ze hoorde een deur van een auto dichtslaan en zag dat er bij de buren een kleine donkere hatchback stond die vervolgens zonder verlichting wegreed.
- —
Omstreeks 04:30 uur bevond verdachte zich, op de achterbank achter de bijrijderstoel, tezamen met [medeverdachten 1, 2 en 3] in een zwarte Volkswagen Golf op de Westkade te Sas van Gent toen deze werd gecontroleerd door de politie.
- —
De Volkswagen Golf was voorzien van kentekenplaten met het nummer [nummer].
- —
De kentekenplaten [nummer] waren aan de Volkswagen Golf aan de voor- en achterzijde bevestigd met elastieken.
- —
Onder de kentekenplaten [nummer] bevonden zich aan de voor- en achterzijde kentekenplaten met het kenteken [kentekennummer 2], dat is afgegeven voor een Volkswagen Golf op naam van [vriendin medeverdachte 1]. Zij bevestigt telefonisch dat dit de Volkswagen is die ze aan [medeverdachte 1] had uitgeleend.
- —
Verdachte zegt op het moment dat de auto wordt gecontroleerd tegen de verbalisanten dat hij de kentekenplaten op de Golf heeft bevestigd.
- —
Ter hoogte van nummer [adres slachtoffer] is omstreeks 04:35 een witte Mercedes bestelbus aangetroffen waarop zowel aan de voor- als aan de achterzijde geen kentekenplaten bevestigd waren.
- —
Tijdens de veiligheidsfouillering van [medeverdachte 1] probeerde verdachte met zijn voeten iets weg te duwen onder de bijrijderstoel.
- —
Onder de bijrijderstoel lagen een zwart vuurwapen, merk VALTRO, en een hamer.
- —
verdachte had in zijn jaszak een steenbeitel en een schaar.
- —
[medeverdachte 2] had in zijn jaszak een houderveer met een bodemplaatje.
- —
Onder de bestuurdersstoel van de auto lag een plastic tas met daarin een zilverkleurig vuurwapen, merk ASTRA. In de auto lagen tevens drie paar handschoenen, drie bivakmutsen en zes patronen. ,
- —
Het pistool ASTRA is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. De patroonhouderveer met patroonhouderplaat gevonden bij de insluitingsfouillering van verdachte [medeverdachte 2] vormde na onderzoek samen met de in het vuurwapen aangetroffen patroonhouderkast een geheel.
- —
Het pistool VALTRO is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
- —
De zes patronen, aangetroffen in het voertuig, is centraalvuurmunitie in de zin van artikel 1, onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
4.2. Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht de onder 1 ten laste gelegde in vereniging gepleegde voorbereidingshandelingen wettig en overtuigend bewezen aangezien de voorwerpen afzonderlijk, dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke schijn dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat verdachte voor ogen stond. De bestemming, namelijk of de gemiddelde rechtsgenoot het criminele doel zou inzien, hoeft daarbij niet beperkt te worden uitgelegd.
Verdachte en zijn medeverdachten reden midden in de nacht rond. Om 01:00 uur al waren ze aan het rijden, zo verklaren ze, en omstreeks 04:30 uur worden ze weer of nog steeds rijdend aangetroffen. Zij hadden in de auto voorhanden: drie bivakmutsen, handschoenen en een tactical bril. De auto was voorzien van valse nummerplaten. Ook lagen er vuurwapens en munitie in de auto. De verdachte en de medeverdachten waren allemaal in het donker gekleed en geen van hen geeft openheid van zaken.
De misdadige bestemming van de middelen moet voor de gemiddelde rechtsgenoot gelet op de omstandigheden waaronder de middelen werden gebruikt of aangetroffen in het oog springen. Dat is hier het geval. Er is naar mening van de officier van justitie daarom sprake van een misdadig doel. Dat doel is niet slechts een nachtelijke inbraak in een school, zoals [medeverdachte 1] ter terechtzitting heeft verklaard. Daarvoor zijn vuurwapens niet nodig. Daarvoor hoef je bovendien niet vanuit Rotterdam naar Sas van Gent te komen. Er is duidelijk een plan geweest, dat verklaart [medeverdachte 1] ook ter terechtzitting. Verdachte heeft daarbij ook van de vuurwapens geweten. Uit de aanwezigheid van wapens en bivakmutsen in combinatie met de andere feiten en omstandigheden acht de officier van justitie het onder 1 ten laste gelegde in vereniging voorbereiden van een van de in de artikelen 312, 317 of 311 lid 1 WvSr omschreven misdrijven bewezen.
Feit 2
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de verklaringen van verbalisanten dat de wapens en munitie zijn gevonden in de auto en dat dit wapens en munitie zijn van Categorie III van de Wet Wapens en Munitie. Ze is van mening dat de inzittenden van de Volkswagen Golf zich bewust waren dat er wapens en munitie waren. Bovendien konden ze erover beschikken. In het bijzonder acht ze daarbij relevant dat verdachte één van de wapens onder een stoel probeerde te duwen en dat een onderdeel van het andere wapen in de jaszak is aangetroffen van medeverdachte [medeverdachte 2]. De verdachten hadden de wapens en munitie binnen hun bereik en zij konden erover beschikken. Het voorhanden hebben ervan was bij alle verdachten bekend. In ieder geval kan aangenomen worden dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen omdat hij dit op het moment van de controle van de politie uit het zicht probeerde te duwen.
Feit 3
De officier van justitie acht de onder 3 primair ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de aangifte namens [slachtoffer], het proces-verbaal van bevindingen van de agenten, de verklaring van [medeverdachte 1] ter terechtzitting en het korte tijdsverloop tussen de diefstal om 01:15 uur en de controle van de politie omstreeks 04:30 uur. Zij acht daarbij tevens van belang dat uit de aangifte blijkt dat er een kleine zwarte auto is gezien bij de diefstal en dat de kentekenplaten vervolgens zijn aangetroffen op de zwarte Volkswagen Golf waarin verdachte en zijn medeverdachten zaten, aldaar bevestigd met elastieken over de originele nummerplaten van de Volkswagen Golf. Er is sprake van medeplegen omdat aannemelijk is dat de vier verdachten bij de diefstal aanwezig zijn geweest. De rollen waren hierin uitwisselbaar en het is dan ook niet van belang wie de diefstal nu daadwerkelijk gepleegd heeft.
4.3. Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen en dat hiervoor vrijspraak moet volgen. Allereerst is daarvoor van belang dat verdachte de middelen niet voor handen heeft gehad. Voor het voor handen hebben is namelijk bewustheid nodig ten aanzien van de middelen. Verdachte heeft echter van de middelen nooit geweten. Ten tweede is voor voorbereidingshandelingen van belang dat de middelen bestemd zijn tot het begaan van een misdrijf. Ook dit kan niet bewezen worden. Weliswaar zijn de goederen geschikt voor het begaan van een misdrijf, maar daarmee staat nog niet vast dat ze daar ook toe bestemd waren. Er is dus geen sprake van voorbereidingen op een geconcretiseerd misdrijf.
Feit 2
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 2 ten laste gelegde feit en dat hiervoor vrijspraak moet volgen. Weliswaar kon verdachte over de wapens en munitie beschikken, voor bewezenverklaring van ‘voor handen hebben’ is ook noodzakelijk een machtsrelatie tussen verdachte en de wapens en/of munitie en bewustheid van verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van de wapens en/of de munitie. Van een machtsrelatie is geen sprake. Verdachte had immers geen handelingsbevoegdheid ten aanzien van de wapens en munitie. Hij had namelijk geen enkele relatie met de auto anders dan dat hij net die avond was ingestapt. Bovendien is er geen technisch onderzoek dat een machtsrelatie ondersteunt.
Van bewustheid van verdachte met betrekking tot de wapens en munitie is evenmin sprake. Verdachte wist er niet vanaf. De waarneming in het proces-verbaal dat verdachte iets heeft weggeschopt, is onjuist. Het was donker. Het moet daarom lastig zijn geweest voor de verbalisant het vermeende schoppen te kunnen zien. Daarnaast had verdachte het wapen pas ontdekt toen verdachte en de medeverdachten gecontroleerd werden.
Feit 3
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 3 primair ten laste gelegde feit en dat hiervoor vrijspraak moet volgen. Ten eerste had verdachte geen wetenschap van de kentekenplaten. Zijn opmerking dat hij de kentekenplaten op de auto had gezet was onhandig, maar is geen bewijs dat hij er van te voren van afwist. Daarnaast zijn er geen sporen gevonden, bijvoorbeeld middels technisch sporenonderzoek op de nummerplaten, die verdachte aan de nummerplaten relateren.
Ten tweede is het tijdsverloop tussen de diefstal en het aantreffen van de nummerplaten te groot om van een directe relatie te kunnen spreken die de bewezenverklaring van diefstal zou wettigen.
4.4. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] ter terechtzitting, inhoudende dat hij en de medeverdachten van plan waren in te breken in een school, niet voor het bewijs bezigen. De rechtbank heeft gelet op het late tijdstip waarop [medeverdachte 1] met deze verklaring komt, alsmede gelet op de inhoud, twijfel over de betrouwbaarheid van zijn verklaring. Daarbij laat ze in het bijzonder meewegen dat [medeverdachte 1] kennelijk een delict bekent dat gelet op het strafmaximum van zes jaren voor dit delict de strafbaarheid zou ontnemen aan het onder 1 ten laste gelegde feit.
Feit 1
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen overweegt de rechtbank dat voor de bewezenverklaring sprake moet zijn van zowel opzet op het voor handen hebben van de middelen alsmede van opzet op een specifiek misdadig doel. Dit laatste ziet op de bestemming van de voorbereidingsmiddelen, waarbij de subjectieve bestemming, dat wil zeggen de intentie van de dader, bepalend is voor de strafbaarheid. Van belang is dan ook op wélk misdrijf de voorbereidingshandelingen betrekking hadden.
In casu staat een enigszins geconcretiseerd plan, in het bijzonder de gerichtheid op een bepaald delict, niet vast.
Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de omstandigheden waarin verdachte en zijn medeverdachten zijn aangetroffen in de richting van een misdadig doel. Immers, zij bevonden zich midden in de nacht in een auto met gestolen kentekenplaten terwijl zich in de auto onder andere handschoenen, bivakmutsen, vuurwapens en munitie bevonden. Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken kan echter niet worden vastgesteld welk specifiek misdadig doel de verdachten voor ogen zouden hebben gehad en dus ook niet of dit een misdrijf betreft als genoemd in het onder 1 ten laste gelegde. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, volgt dit doel naar het oordeel van de rechtbank niet uit de combinatie en onderlinge samenhang van de aangetroffen voorwerpen. Deze kunnen namelijk voor tal van (strafbare) handelingen gebruikt worden. Verdachte zal reeds daarom worden vrijgesproken van feit 1.
Feit 2
Conform vaste jurisprudentie beoordeelt de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde voor handen hebben van (een of meerdere) vuurwapens en munitie aan de hand van drie vereisten. Het eerste vereiste is de aanwezigheid van een wapen en/of munitie, al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van de verdachte. Het tweede vereiste is de relatie tussen de verdachte en het wapen en/of de munitie. Het derde vereiste is dat bij verdachte sprake moet zijn van enige bewustheid met betrekking tot de aanwezigheid van het wapen en/of de munitie.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het vuurwapen merk VALTRO aan alle drie de vereisten is voldaan. Immers blijkens de hiervoor onder 4.1 aangehaalde processen-verbaal van politie, is door een van de verbalisanten gezien dat verdachte op de achterbank van de auto achter de bijrijderstoel zat en iets met zijn voeten onder die stoel probeerde weg te duwen. Vervolgens wordt onder de bijrijderstoel het vuurwapen aangetroffen. Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte het vuurwapen met zijn voeten onder de stoel voor hem heeft geschopt. Onder die omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank aan alle genoemde vereisten voldaan. De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde feit voor zover dat ziet op het vuurwapen merk VALTRO dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat erbij verdachte enige vorm van bewustheid bestond met betrekking tot de aanwezigheid van het vuurwapen merk ASTRA en de munitie. Verdachte ontkent weet gehad te hebben van dit wapen en deze munitie, die zich bevonden op een voor verdachte niet direct zichtbare plek, namelijk onder de bestuurdersstoel respectievelijk onder de achterbank. Nu zich in het dossier geen stukken bevinden waaruit blijkt dat verdachte weet had van de aanwezigheid van dit vuurwapen en deze munitie kan niet bewezen worden dat verdachte deze goederen voorhanden heeft gehad. Hij zal voor dit deel van de tenlastelegging dan ook worden vrijgesproken.
Feit 3
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank op grond van de vaststaande feiten (zoals weergegeven onder 4.1) het volgende. Gelet op
- —
de korte tijd die er zit tussen het moment waarop de kentekenplaten zijn weggenomen en het moment waarop deze op de auto waarin verdachte zat zijn aangetroffen,
- —
de omstandigheid dat aangeefster twee breekgeluiden heeft gehoord en op dat moment een kleine donkere auto heeft gezien,
- —
het feit dat er voor de diefstal bruikbaar gereedschap is aangetroffen in de auto waarin verdachte zat en
- —
de diverse verklaringen waaruit volgt dat verdachte de avond en nacht met zijn medeverdachten gezamenlijk met de auto op pad is geweest,
is de rechtbank van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten op die bewuste avond de kentekenplaten hebben gestolen. Aan de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking is voldaan, nu de diefstal, gelet op de betrekkelijk kleine ruimte in de auto, geen van de verdachten ontgaan kan zijn en zij niet hebben ingegrepen, noch zich hebben gedistantieerd. De rechtbank acht de onder 3 primair ten laste gelegde diefstal bewezen.
4.5. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
- 2.
op 06 februari 2010 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen in de vorm van
- —
een pistool merk Valtro (model 85 Combat), en/of
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
- 3.
op 06 februari 2010 te Westdorpe, gemeente Terneuzen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bestelbus heeft weggenomen twee kentekenplaten (kenteken [nummer])toebehorende aan [slachtoffer ], waarbij verdachte en/of zijn
mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik
hebben gebracht door middel van verbreking;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat verdachte dient te worden aangemerkt als ‘first offender’ daar zijn eerdere veroordeling op andere feiten ziet.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
De straf die de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten nadele van verdachte geldt dat hij eerder voor een ernstig delict tot straf is veroordeeld en dat hij voor het plegen van de onderhevige delicten nog maar korte tijd op vrije voeten was. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een verboden wapen en aan diefstal. Verboden wapenbezit is een ernstig feit dat de openbare orde schaadt. Het bezit van het wapen wordt verdachte te meer zwaar aangerekend in het licht van zijn justitiële documentatie. Daarnaast had hij het wapen in het openbaar voorhanden. Ten nadele van verdachte geldt tevens dat de gestolen kentekenplaten gebruikt zijn ter vervalsing van de kentekenplaten van de auto waar verdachte en zijn medeverdachten in reden. De feiten en omstandigheden zoals eerder in dit vonnis besproken geven aanleiding te veronderstellen dat verdachte en zijn mededaders die avond en nacht enig misdadig doel voor ogen hadden. Valse kentekenplaten zouden eventuele opsporing bemoeilijken. Bovendien heeft de diefstal van de kentekenplaten de eigenaar daarvan de nodige overlast bezorgd.
7. Het beslag
7.1. De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen schoenen Nike Air aan verdachte, aangezien de schoenen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
7.2. De verbeurdverklaring
De rechtbank zal de verbeurdverklaring gelasten van de in beslag genomen steenbeitel, aangezien het aannemelijk is dat de beitel gebruikt is voor het plegen van een strafbaar feit.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 310, 311, 47, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- —
spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- —
verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- —
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- —
verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Feit 3 primair: medeplegen van diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft is gebracht door middel van verbreking;
- —
verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- —
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
- —
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- —
gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen schoenen Nike Air;
- —
gelast de verbeurdverklaring van de in beslag genomen steenbeitel.
Dit vonnis is gewezen door mr. Nomes, voorzitter, mr. Van der Ploeg-Hogervorst en mr. Haesen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Maarleveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 mei 2010.
Mr. Van der Ploeg-Hogervorst is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.