Artikel 6 EVRM en de civiele procedure
Einde inhoudsopgave
Artikel 6 EVRM en de civiele procedure (BPP nr. 10) 2008/5.2:5.2 Reikwijdte van de redelijke termijn in de civiele procedure
Artikel 6 EVRM en de civiele procedure (BPP nr. 10) 2008/5.2
5.2 Reikwijdte van de redelijke termijn in de civiele procedure
Documentgegevens:
Mr. P. Smits, datum 06-03-2008
- Datum
06-03-2008
- Auteur
Mr. P. Smits
- JCDI
JCDI:ADS298941:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Met betrekking tot de redelijke-termijneis laten zich ten aanzien van de civiele procedure de volgende vragen stellen:1
Welke periode dient in ogenschouw genomen te worden voor de beantwoording van de vraag of de beslechting van een civiel geschil binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden?
Welke criteria dienen te worden gehanteerd ter beoordeling van de redelijkheid van de termijn en - daaraan gekoppeld - welke eventuele plichten vloeien daaruit voort voor partijen, de overheid en de rechter?
Welke gevolgen dienen te worden verbonden aan overschrijding van de redelijke termijn?
De opgeworpen vragen zullen hieronder successievelijk ter sprake worden gebracht, met als vertrekpunt de Europese rechtspraak en regelgeving. Wat de rechtspraak betreft valt overigens op dat onder de redelijke-termijnzaken in civiele procedures die bij het Europees Hof en (vroeger) de Europese Commissie ter toets zijn gekomen een waterval van Italiaanse zaken figureert. De gedachte die onvermijdelijk postvat is dat de Italiaanse civiele procedure net zo functioneert als een Italiaans spoorboekje: op papier keurig geregeld, maar in de praktijk heel vaak te laat. Het heeft het EHRM er zelfs toe bewogen te oordelen dat er in Italië kennelijk sprake is van een systematische schending van het EVRM, een unicum.2 Het Europees Hof overweegt in § 21 van dit arrest:
'The Court notes at the outset that Article 6 § 1 of the Convention imposes on the Contracting States the duty to organise their judicial systems in such a way that their courts can meet the requirements of this provision (Salesi
v. Italy judgment of 26 February 1993, Series A no. 257-E, p. 60, § 24). It wishes to reaffirm the importante of administering justice without delays which might jeopardise its effectiveness and credibility (Katte Klitsche de la Grange v. Italy judgment of 27 October 1994, Series A no. 293-B, p. 39, § 61). It points out, moreover, that the Committee of Ministers of the Council of Europe, in its Resolution DH (97) 336 of 11 July 1997 (Length of civil proceedings in Italy: supplementary measures of a general character), considered that "excessive delays in the administration of justice constitute an important danger, in particular for the respect of the rule of law". The Court next draws attention to the Pact that since 25 June 1987, the date of the Capuano v. Italy judgment (Series A no. 119), it has already delivered 65 judgments in which it has found violations of Article 6 § 1 in proceedings exceeding a "reasonable time" in the civil courts of the various regions of Italy. Similarly, under former Articles 31 and 32 of the Convention, more than 1,400 reports of the Commission resulted in resolutions by the Committee of Ministers finding Italy in breach of Article 6 of the Convention for the same reason. The frequency with which violations are found shows that there is an accumulation of identical breaches which are sufficiently numerous to amount not merely to isolated incidents. Such breaches reflect a continuing situation that has not yet been remedied and in respect of which litigants have no domestic remedy. This accumulation of breaches accordingly constitutes a practice that is incompatible with the Convention.'
Maar ook enkele landen uit het voormalig Oostblok doen het wat dat betreft de laatste jaren 'goed': zo blijken Polen en Hongarije eveneens grote schenders te zijn. De vele uitspraken die het Europees Hof ter zake doet zijn vooral meer van hetzelfde; de criteria van haar jurisprudentie zijn grotendeels in de beginperiode neergezet. Die aanvangsjurisprudentie vormt hieronder dan ook de basishandleiding.