De faillissementspauliana
Einde inhoudsopgave
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/2.5.3.3:2.5.3.3 Het ius vigilantibus
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/2.5.3.3
2.5.3.3 Het ius vigilantibus
Documentgegevens:
mr. R.J. van der Weijden, datum 26-10-2012
- Datum
26-10-2012
- Auteur
mr. R.J. van der Weijden
- JCDI
JCDI:ADS379583:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Een schuldeiser met een opeisbare vordering is voor de voldoening daarvan in beginsel van zijn schuldenaar afhankelijk. De wet biedt de schuldeiser daarom verschillende instrumenten om, wanneer zijn schuldenaar niet uit eigen beweging tot voldoening overgaat, voor zijn belangen op te komen en tijdig in te grijpen. Zo kan hij in rechte nakoming vorderen, de nakoming van zijn eigen verbintenis opschorten, of overgaan tot het leggen van verhaalsbeslag. Het belang van het rechtsverkeer eist volgens de wetgever dat de faillissementspauliana in beginsel geen belemmering vormt voor schuldeisers die op een dergelijke wijze hun vordering voldaan krijgen:
"De vernietiging van verplichte handelingen is in strijd met de behoeften van het verkeer: immers, zij is gericht tegen het sibi vigilare; zij belet den schuldeischer zijne rechten te doen gelden juist op het oogenblik dat hij ze het meest noodig heeft; nl. als hij een déconfiture van zijn schuldenaar vreest. (...) De zekerheid van het verkeer berust voor een groot deel op de snelheid en zekerheid der individueele executie-middelen, en wordt bedreigd waar juist deze gekortwiekt worden."1
En:
"Zij [de faillissementspauliana: RJvdW] laat al die gevallen onaangetast, waarin eene schuld op regelmatige wijze wordt geïnd, waarin de betaling verkregen wordt door daarop aan te dringen, vonnis te vragen, beslag te leggen of te executeren. (...) De bepaling mag geen aanleiding geven om als nietig te beschouwen datgene wat de schuldeischer krachtens uitoefening van zijn vorderingsrecht heeft verkregen."2
Een schuldeiser die waakzaam is en tijdig zijn opeisbare vordering int, hoeft in beginsel dus geen rekening te houden met de belangen van andere schuldeisers.3 Hij mag het geïnde behouden, ook al wist hij dat de schuldenaar zich in financieel zwaar weer bevond.
Mogelijk heeft het belang van het rechtsverkeer ook nog op een andere wijze een rol gespeeld bij de keuze om in beginsel slechts onverplicht verrichte rechtshandelingen voor vernietiging in aanmerking te laten komen. Zo heeft de wetgever met betrekking tot de mogelijkheid om ook verplicht verrichte rechtshandelingen aan te vechten opgemerkt:
"Zij dwingt de schuldeischers, zoodra zij moeilijkheden bij het betalen ondervinden, een faillissement te provoceeren, uit vrees hetgeen zij door individuele executies zullen verkrijgen bij een later faillissement weer aan den curator te moeten afgeven."4
De gedachte hierachter zou kunnen zijn dat een (ruime) mogelijkheid om de voldoening van opeisbare schulden aan te vechten, ertoe kan leiden dat schuldeisers - wetende dat voldoening niet meer 'veilig' kan plaatsvinden - in een (te) vroeg stadium overgaan tot de aanvraag van het faillissement. Zij zullen dit dan veelal doen in de verwachting dat de kans dat zij op dat moment in het faillissement van de schuldenaar een substantieel gedeelte van hun vordering door middel van verificatie voldaan krijgen, groter is dan de kans dat de voldoening in stand blijft wanneer nadien het faillissement van de schuldenaar alsnog wordt uitgesproken. Een ruime mogelijkheid om de voldoening van opeisbare schulden aan te vechten zou op die wijze de overlevingskansen van de schuldenaar (en daarmee het reorganiserend vermogen van ondernemingen in financiële moeilijkheden) kunnen verkleinen.