NJB 2018/1432:Elf zeevarenden varen voor een werkgever op verhypothekeerde schepen die in Curaçao zijn geregistreerd. De werkgever schiet jegens de zeevarenden tekort in de verplichting om zorg te dragen voor hun pensioenopbouw. De zeevarenden vorderen vergoeding van hun pensioenschade. Hebben deze vorderingen voorrang boven het hypotheekrecht op de schepen? Hoge Raad: 1. Concordantiebeginsel. De wettelijke bepalingen over het schepelingenvoorrecht dienen, in overeenstemming met het concordantiebeginsel, naar Nederlands en Curaçaos recht gelijk te worden uitgelegd. 2. Schepelingenvoorrecht. Onjuist is de opvatting dat het belang van de zeevarende in een geval als dit zou moeten wijken voor het belang van de scheepshypotheekhouder. 3. Gedekt verweer. Het oordeel van het hof dat verweerder ondubbelzinnig een verweer heeft prijsgegeven, berust op uitleg, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onvoldoende gemotiveerd. 4. Uitsplitsing per schip. De vorderingen van de zeevarenden moeten worden uitgesplitst per schip