Einde inhoudsopgave
Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid
Artikel SSC.34 Verergering van een beroepsziekte
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2021
- Bronpublicatie:
30-12-2020, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-04-2021, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Douane (V)
Ingeval een beroepsziekte waarvoor de getroffene uit hoofde van de wetgeving van een staat prestaties ontvangen heeft of ontvangt, verergert, zijn de volgende regels van toepassing:
- a)
indien de betrokkene, sedert hij prestaties ontvangt, uit hoofde van de wetgeving van een andere staat geen werkzaamheden, al dan niet in loondienst, heeft verricht die de betreffende beroepsziekte kunnen veroorzaken of verergeren, neemt het bevoegde orgaan van de eerste staat de kosten van de prestaties voor zijn rekening uit hoofde van de door dat orgaan toegepaste wetgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de verergering;
- b)
indien de betrokkene, sedert hij prestaties ontvangt, wel uit hoofde van de wetgeving van een andere staat dergelijke werkzaamheden heeft verricht, neemt het bevoegde orgaan van de eerste staat de kosten van de prestaties voor zijn rekening uit hoofde van de door dat orgaan toegepaste wetgeving, waarbij het geen rekening houdt met de verergering. Het bevoegde orgaan van de tweede staat kent de betrokkene een aanvulling toe, ter hoogte van het verschil tussen het bedrag van de prestaties die na de verergering verschuldigd zijn en het bedrag van de prestaties die vóór de verergering uit hoofde van de door dat orgaan toegepaste wetgeving verschuldigd zouden zijn geweest, indien de betreffende beroepsziekte zich uit hoofde van de wetgeving van die staat had voorgedaan;
- c)
de wettelijke voorschriften van een staat inzake vermindering, schorsing of intrekking mogen niet worden toegepast ten aanzien van personen die prestaties ontvangen welke overeenkomstig punt b) door de organen van twee staten worden verstrekt.