Het systeem van sanctionering van fiscale fraude
Einde inhoudsopgave
Het systeem van sanctionering van fiscale fraude (FM nr. 166) 2021/1.3.2:1.3.2 Verklaring voor de selectie van de toetsmaatstaven
Het systeem van sanctionering van fiscale fraude (FM nr. 166) 2021/1.3.2
1.3.2 Verklaring voor de selectie van de toetsmaatstaven
Documentgegevens:
Dr. C. Hofman, datum 01-04-2021
- Datum
01-04-2021
- Auteur
Dr. C. Hofman
- JCDI
JCDI:ADS270263:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Wat is juridische houdbaarheid in de context van dit onderzoek?
Juridische houdbaarheid is een breed concept. De drieledige aanleiding van dit onderzoek (paragraaf 1.2.) geeft richting als het aankomt op de selectie van de specifieke toetsmaatstaven binnen dit concept. Ook gelden drie juridische uitgangspunten die de aanname in de hoofdvraag verklaarden (paragraaf 1.3.1.) als belangrijke richtlijnen. Concreet:
Volgens het eerste uitgangspunt kleven er bezwaren aan de inrichting en werking van de forumkeuze binnen het duale fiscale handhavingsbestel. Een systeem waarin veel sanctioneringsmogelijkheden (met verscheidene implicaties) bestaan, vereist bij uitstek een hoog gehalte van voorzienbaarheid. Het toetskader voor dit onderzoek wordt in eerste instantie dan ook gevormd door regels die hierop toezien.
Het tweede uitgangspunt betreft een bepaalde onduidelijkheid over het begrip fiscale fraude. Een juridisch houdbaar systeem voorkomt cumulatie van bepaalde sancties ten aanzien van hetzelfde feit. Het is dan ook belangrijk dat duidelijk is welke gedraging in juridische zin tot de constituering van ‘een feit’ leidt, ook omdat dan duidelijk is welk gedrag precies gehandhaafd (zij het niet ‘dubbel’) moet worden. Het toetskader voor dit onderzoek wordt in tweede instantie dan ook gevormd door regels die hierop toezien.
Het derde uitgangspunt betreft de veelheid aan sanctiemodaliteiten. Een juridisch houdbaar systeem voorkomt ongeoorloofde samenloop van bestraffende sancties ten aanzien van eenzelfde feit. Dit vereist een adequate kwalificatie en onderlinge afstemming van sancties. Het toetskader voor dit onderzoek wordt in derde instantie dan ook gevormd door regels die hierop toezien.
De toetsmaatstaven die zien op de werking van het systeem
Het toetskader wordt kortom gevormd door regelingen die zien op de werking van het systeem, waardoor voorzienbaarheid en onderlinge afstemming (van sanctioneringsmogelijkheden ten aanzien van fiscale fraude) de toetsmaatstaven vormen. In de volgende hoofdstukken gelden concreet dan ook de volgende kaders:
In hoofdstuk drie (paragraaf 3.2.), welk hoofdstuk gekoppeld is aan hoofdstuk twee (forumkeuze), bestaat het toetskader uit de regels omtrent voorzienbaarheid (in verband met rechtszekerheid).
In hoofdstuk vijf (paragraaf 5.2.), welk hoofdstuk gekoppeld is aan hoofdstuk vier (fiscale fraude), bestaat het toetskader uit de regels over het onderscheiden van feiten (omdat samenloop van sancties ten aanzien van hetzelfde feit onwenselijk is).
In hoofdstuk zeven (paragraaf 7.2.), welk hoofdstuk gekoppeld is aan hoofdstuk zes (sanctioneringsmogelijkheden), bestaat het toetskader uit de regels over onderlinge afstemming van sanctioneringsmogelijkheden (omdat onvoorzienbaarheid van sanctionering als gevolg van het bestaan van veel op elkaar lijkende sancties en dubbele bestraffing van hetzelfde feit onwenselijk zijn).
De toetsmaatstaven in relatie tot de rechtszekerheid
De toetstmaatstaven houden beide verband met het beginsel van rechtszekerheid. De relatie tussen voorzienbaarheid en rechtszekerheid is vrij evident en komt aan bod in paragraaf 3.2.2. Ook de toetsmaatstaf van onderlinge afstemming houdt verband met rechtszekerheid. Onderlinge afstemming van sanctioneringsmogelijkheden impliceert namelijk het voorkomen van dubbele bestraffing van dezelfde persoon voor hetzelfde feit, althans: wanneer het ne bis in idem-beginsel, dat ten dele stoelt op de gedachte van rechtszekerheid, de maatstaf is.
De verhouding rechtszekerheid-ne bis in idem komt voort uit de gedachte dat men op een gegeven moment weer moet kunnen deelnemen aan het dagelijks leven zonder zwaard van Damocles boven het hoofd te hebben hangen, zo schrijven Albers en De Groot. Ook wijzen zij in dit verband op het gezag van de rechtspraak als belangrijke grondslag van het ne bis in idem-beginsel. Een onherroepelijke beslissing van de rechter moet worden gerespecteerd en is finaal (res iudicata). In het belang van de rechtszekerheid mag deze niet steeds opnieuw ter discussie worden gesteld. Eens moet per slot van rekening een einde komen aan het geschil (lites finiri oportet).1
Overigens is de ratio van het ne bis in idem-beginsel niet alleen gestoeld op het rechtszekerheidsbeginsel. Zo leggen Albers en De Groot uit dat het ook gaat om het voorkomen van meervoudige aansprakelijkstelling en bestraffing vanuit de idee van proportionaliteit van de straf. Dit is volgens hen de materiële grondslag. Daarnaast strekt het processuele aspect van het beginsel ter bescherming van een persoon tegen herhaaldelijke vervolging, aldus de auteurs. Iemand staat immers ‘met heel zijn wezen’ terecht en mag niet nodeloos worden gekweld door in een strafprocedure te worden betrokken voor hetzelfde feit (nemo debet bis vexari).2 In 1957 beschreef de Supreme Court van de Verenigde Staten de nadelige aspecten voor een individu bij een tweede rechtsvervolging als volgt:
“Multiple prosecutions expose the defendant to embarrassment, expense and ordeal and compelling him to live in a continuing state of anxiety and insecurity”.3
Het beginsel moet kortom belangrijke waarborgen bieden voor burgers zoals de bescherming van individuele vrijheid, rechtszekerheid en de bescherming tegen staatsmisbruik.
De juridische basis van de toetstmaatstaven
Voor de beantwoording van de hoofdvraag wordt het bestaande systeem van sanctionering van fiscale fraude al met al bezien in relatie tot:
Diverse, relevante grond- en mensenrechten, zoals neergelegd in het EVRM en het EU-Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: EU-Handvest);
Strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en fiscaalrechtelijk regels en beginselen, zoals neergelegd in het Wetboek van Strafvordering (hierna: WvSv), het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr), de AWR, de Awb en voortvloeiend uit het systeem van de wet.