Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/7.5.1:7.5.1 Inleiding
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/7.5.1
7.5.1 Inleiding
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS509687:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De vraag of een geldige overeenkomst tot arbitrage bestaat, is mede afhankelijk van de vraag of de partijen bij de overeenkomst tot arbitrage bekwaam en bevoegd zijn geweest de overeenkomst aan te gaan. Dit wordt ook wel aangeduid met arbitrabiliteit rationae personae ofwel met subjectieve arbitrabiliteit. Het laatste woord hierover komt toe aan de gewone rechter. Vraag is welk recht de gewone rechter, hetzij als het gaat om een actie tot vernietiging, hetzij als het gaat om erkenning en tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis in Nederland, op de vraag of partijen bekwaam of bevoegd zijn de overeenkomst tot arbitrage aan te gaan, zal toepassen. Het scheidsgerecht zal moeten beslissen overeenkomstig het recht dat de gewone rechter die uiteindelijk tot vernietiging van het arbitraal vonnis bevoegd is, zal toepassen.
Aangezien het gebrek aan bekwaam- en bevoegdheid een geldige overeenkomst tot arbitrage aan te gaan, de geldigheid van de overeenkomst tot arbitrage kan aantasten, zullen wij moeten bezien of het op de overeenkomst tot arbitrage toepasselijk recht ons ook in dit opzicht uitkomst biedt.
Art. 1022 lid 1 Rv — inzake het beroep bij de gewone rechter op een overeenkomst tot arbitrage bij arbitrage in Nederland — kent als gezegd geen bepaling inzake het op de overeenkomst tot arbitrage en/of het op de daarbij betrokken partijen toepasselijk recht. Aangenomen moet worden dat de gewone rechter volgens de regels van Nederlands internationaal privaatrecht het desbetreffende toepasselijk recht bepaalt (zie 7.4.2 en 7.4.3).
Art. 1074 lid 1 Rv — inzake het beroep bij de gewone rechter op een overeenkomst tot arbitrage bij arbitrage buiten Nederland — bepaalt slechts dat de overeenkomst tot arbitrage geldig moet zijn volgens het daarop toepasselijk recht. De gewone rechter — en daarop vooruitlopend het scheidsgerecht bij arbitrage in Nederland — zal volgens de regels van Nederlands internationaal privaatrecht het desbetreffende toepasselijk recht moeten vaststellen (zie ook 7.4.2 en 7.4.3).
Art V lid 1 (a) NYC — inzake de weigering van erkenning en tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis — refereert wel expliciet aan het op partijen toepasselijk recht, doch geeft evenmin een regel van internationaal privaatrecht. Het bepaalt slechts dat een partij bevoegd moet zijn volgens het op de desbetreffende partij toepasselijk recht. De rechter zal volgens eigen conflictenrecht moeten beoordelen welk recht van toepassing is.