Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd, van 12 Augustus 1949
Artikel 94
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De gevangenhoudende Mogendheid zal bezigheden van intellectuele, opvoedende, ontspannende en sportieve aard onder de geïnterneerden aanmoedigen, hen daarbij geheel vrijlatend daaraan al of niet deel te nemen. Zij zal alle mogelijke maatregelen nemen om de uitoefening daarvan te verzekeren, in het bijzonder door geschikte lokaliteiten te hunner beschikking te stellen.
2.
Alle faciliteiten zullen aan geïnterneerden worden verleend om hun studiën voort te zetten of nieuwe te beginnen. Het onderwijs aan kinderen en jongelieden moet worden verzekerd; zij moeten scholen kunnen bezoeken, hetzij in, hetzij buiten het interneringsoord.
3.
Geïnterneerden moeten gelegenheid hebben zich te wijden aan lichaamsoefeningen en aan sport en spel in de open lucht. Daartoe moet in alle interneringsoorden worden voorzien in voldoende open ruimten. Speciale speelplaatsen zullen voor kinderen en jongelieden worden gereserveerd.