Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/4.7.4.3:4.7.4.3 Geen arbitrageovereenkomst?
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/4.7.4.3
4.7.4.3 Geen arbitrageovereenkomst?
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS505949:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vraag is of de overeenkomst tot arbitraal kort geding als een overeenkomst tot arbitrage moet worden aangemerkt die het scheidsgerecht in arbitraal kort geding competentie verleent of slechts als een overeenkomst betreffende de procesvoering als bedoeld in art. 1036 Rv.
Ook op dit punt is van belang dat het arbitraal kort geding aanvankelijk in de overeenkomst tot arbitrage moest worden opgenomen:
’Zij moeten dit in hun overeenkomst tot arbitrage of blijkens het arbitragereglement waarnaar de overeenkomst verwijst, uitdrukkelijk zijn overeengekomen."1 [cursivering toegevoegd]
Zoals gezegd, heeft de wetgever het in art. 1051 lid 1 Rv uiteindelijk mogelijk gemaakt dat een arbitraal kort geding bij "nadere" overeenkomst wordt overeengekomen:
’In het eerste lid van de bij de nota van wijziging voorgestelde tekst is de mogelijkheid voor partijen gehandhaafd om het arbitraal kort geding overeen te komen. Thans is het, in de nota van wijziging, mogelijk om eveneens bij nadere overeenkomst het arbitraal kort geding overeen te komen." 2
Verdedigd wordt dat de nadere overeenkomst niet behoeft te voldoen aan de voorwaarden die gelden voor de overeenkomst tot arbitrage:
’Deze (...) wijze van liberalisering vindt men (...) ook in een aantal andere artikelen, waar eveneens 'overeenkomst tot arbitrage' is vervangen door 'bij overeenkomst' (...). Ik moge wijze op:
(...).
art. 1051: de partijen kunnen bij overeenkomst het scheidsgerecht dan wel de voorzitter daarvan de bevoegdheid verlenen om in kort geding uitspraak te doen
(...).
(...).
Voor die nadere overeenkomst geldt bovendien niet dat zij, gelijk de overeenkomst tot arbitrage, uit geschrift moet blijken. De nadere overeenkomst is niet aan enig vormvereiste onderworpen. In de praktijk zal het echter raadzaam zijn een dergelijke nadere overeenkomst schriftelijk vast te leggen. )."3
Evenals de overeenkomst strekkende tot arbitraal hoger beroep moet de overeenkomst tot arbitraal kort geding kennelijk als een speciale overeenkomst betreffende het arbitraal geding worden aangemerkt en kan zij met alle middelen, bijvoorbeeld getuigenbewijs, worden bewezen (art. 152 lid 1 Rv). Het in art. 1021 Rv opgenomen bewijsvoorschrift voor de overeenkomst tot arbitrage is bijgevolg niet van toepassing. Ik zal anders bepleiten (zie 4.7.4.4).