Rb. Amsterdam, 11-03-2014, nr. 141712 \ HA EXPL 13-263
ECLI:NL:RBAMS:2014:2393
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
11-03-2014
- Zaaknummer
141712 \ HA EXPL 13-263
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2014:2393, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 11‑03‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2014/273
AR-Updates.nl 2014-0413
VAAN-AR-Updates.nl 2014-0413
Uitspraak 11‑03‑2014
Inhoudsindicatie
diefstal bankpas, werkgeversaansprakelijkheid, bewijsopdracht.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 1417125 \ HA EXPL 13-263
Uitspraak: 11 maart 2014
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vestius Advocaten B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
nader te noemen Vestius,
gemachtigde mr. M.A. van Haelst,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Securitas Beveiliging B.V.,
gevestigd te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer,
nader te noemen Securitas,
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
de dagvaarding van 4 maart 2013, met producties,
de conclusie van antwoord van met producties,
Ingevolge tussenvonnis van 14 augustus 2013 heeft op 15 november 2013 een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. Het proces-verbaal hiervan bevindt zich bij de stukken.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten en omstandigheden
1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1
Vestius is een advocatenkantoor.
1.2
Vestius heeft haar kantoor beveiligd door middel van een alarmsysteem.
1.3
Securitas exploiteert een beveiligingsbedrijf.
1.4
[verdachte] (hierna: [verdachte]) is als beveiligingsmedewerker in dienst geweest van Securitas, althans haar rechtsvoorgangster MPL Holding BV (hierna: MPL).
1.5
In geval van een alarmmelding op het kantoor van Vestius gaan beveiligingsmedewerkers van Securitas ter plaatse.
1.6
In de nacht van 4 september 2011 is het alarm van het kantoor van Vestius door een onbekende reden afgegaan. [verdachte] is op de melding afgestuurd.
1.7
Datzelfde weekend is er met een bankpas behorend bij de zakelijke rekening van Vestius met het rekeningnummer eindigend op [rekeningnummer] (hierna: de bankpas), verschillende keren geld opgenomen. Er is met de bankpas gepind en er zijn telefonische spoedoverboekingen gedaan. In totaal is € 209.000,- van de bankrekening van Vestius afgeschreven.
1.8
Een substantieel bedrag van het afgeschreven geld is veiliggesteld door de afdeling veiligheidszaken van de betreffende bank, maar een bedrag van
€ 21.664,71 is niet teruggestort.
1.9
Vestius heeft Securitas, althans haar rechtsvoorgangster MPL, bij brief van
18 oktober 2011 aansprakelijk gesteld voor deze schade. Securitas heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.
Vordering en verweer
2.
Vestius vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Securitas te veroordelen tot betaling van € 21.664,71 aan hoofdsom vermeerderd met wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten, waarbij het bedrag aan gevorderde buitengerechtelijke kosten zodanig wordt gematigd dat dat de totale vordering niet boven € 25.000,- uitkomt. Vestius heeft aldus afstand van het meerdere gedaan. Vestius legt hieraan – samengevat – ten grondslag dat [verdachte] de bankpas ten kantore van Vestius heeft gestolen, dat er met die bankpas geld is opgenomen en dat zij daardoor een schade van € 21.664,71 heeft geleden. Vanwege de functionele samenhang tussen de dienstbetrekking en de diefstal, is Securitas als toenmalig werkgever van [verdachte] op grond van artikel 6:170 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk voor de door Securitas geleden schade, aldus Vestius.
3.
Securitas voert verweer tegen de vordering.
4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover van belang ingegaan.
Beoordeling
5.
Vestius heeft ter onderbouwing van haar vordering gewezen op de volgende feiten en omstandigheden uit het door haar overgelegde proces-verbaal van de politie:
- -
De medeverdachten van [verdachte], [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) zijn bevriend met [verdachte],
- -
In de nacht van de diefstal heeft [verdachte] een aantal keren gebeld met [medeverdachte 2],
- -
[medeverdachte 2] heeft gepind met de bankpas,
- -
Uit een uitdraai van het track en trace systeem van de dienstauto van [verdachte] blijkt dat hij op dat moment in de buurt was,
- -
Er zijn telefonisch grote geldbedragen overgemaakt naar de bankrekeningen van [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3].
- -
De verklaring van [medeverdachte 3] inhoudend dat [verdachte] de bankpas heeft overgedragen aan [medeverdachte 2].
Vestius heeft er verder op gewezen dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] voor hun rol inmiddels strafrechtelijk zijn veroordeeld. Tegen [verdachte] en [medeverdachte 2] is een strafzaak aanhangig. In de zaak tegen [verdachte] zullen getuigen worden gehoord. Volgens Vestius blijkt uit het voorafgaande dat [verdachte] de bankpas heeft gestolen en dat Securitas aansprakelijk is voor de schade die daarvan het gevolg is.
6.
Securitas heeft het gevorderde gemotiveerd betwist. Zij wijst erop dat [verdachte] altijd heeft ontkend dat hij de bankpas heeft gestolen en dat hij tot op heden niet strafrechtelijk is veroordeeld. Technisch bewijs ontbreekt. [verdachte] had geen motief en geen gelegenheid. Het was oorspronkelijk de bedoeling dat een collega van [verdachte] op de melding bij Vestius zou worden afgestuurd. Aan de verklaringen van de medeverdachten dient geen waarde te worden gehecht, aldus nog steeds Securitas.
7.
Nu Vestius haar stelling dat [verdachte] de bankpas heeft gestolen tegenover de gemotiveerde betwisting van die stelling door Securitas voldoende heeft onderbouwd maar deze stelling (nog) niet vast is komen te staan, is het ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan Vestius om te bewijzen dat [verdachte] de bankpas heeft gestolen.
8.
Als Vestius daar niet in slaagt, zal het gevorderde worden afgewezen.
9.
Als Vestius daar wel in slaagt, geldt het volgende.
10.
Artikel 6:170, eerste lid BW bepaalt dat voor schade, aan een derde toegebracht door een fout van een ondergeschikte, degene in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult aansprakelijk is, indien de kans op de fout door de opdracht tot het verrichten van deze taak is vergroot en degene in wiens dienst hij stond, uit hoofde van hun desbetreffende rechtsbetrekking zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen. Dit artikel stelt een werkgever dus risico-aansprakelijk voor de fouten van zijn ondergeschikte.
11.
Securitas voert aan dat er geen functionele samenhang bestaat tussen de dienstbetrekking van [verdachte] bij Securitas en de gestelde diefstal. De kans op de diefstal is niet vergroot doordat Securitas [verdachte] op een alarmmelding heeft afgestuurd. De gestelde diefstal heeft bovendien buiten de kaders van de normale bedrijfsuitoefening en vanzelfsprekend niet in opdracht van Securitas plaatsgevonden.
12.
Dit verweer faalt. De door Securitas aan [verdachte] gegeven opdracht om naar het kantoor van Vestius te gaan in reactie op de alarmmelding en daar de oorzaak van die alarmmelding op te sporen, heeft de kans op de fout (de diefstal van de bankpas) objectief verhoogd. Vestius heeft onweersproken gesteld dat [verdachte] de sleutel en de alarmcode van het kantoor van Vestius in zijn bezit had. Met Securitas is de kantonrechter van oordeel dat dit inherent is aan de door [verdachte] ter plaatse te verrichten werkzaamheden (onderzoek instellen naar de oorzaak van de alarmmelding). Dat neemt niet weg dat [verdachte] daardoor de mogelijkheid had om (ook) de kantoorruimtes te betreden. De kans op de diefstal is door de opdracht wel degelijk vergroot.
13.
Vast staat dan verder dat de diefstal is begaan op een moment dat Securitas zeggenschap had over de gedragingen van [verdachte]. [verdachte] is namelijk in opdracht van Securitas (en onder diensttijd) naar het kantoor van Vestius gegaan om de oorzaak van de alarmmelding te achterhalen. Dat diefstal niet valt onder de werkomschrijving van een medewerker van Securitas en (vanzelfsprekend) gesteld noch gebleken is dat Securitas [verdachte] heeft opgedragen de bankpas te stelen, maakt dit niet anders aangezien de wetgever bewust heeft gekozen voor een risico-aansprakelijkheid. Dat betekent dat Securitas niet ook zelf een verwijt moet kunnen worden gemaakt om aansprakelijkheid aan te nemen. Deze door Securitas aangevoerde argumenten kunnen haar daarom niet disculperen.
14.
Als vast zou komen te staan dat [verdachte] de bankpas heeft gestolen, is Vestius kortom aansprakelijk voor de als gevolg daarvan door Securitas geleden schade.
15.
Het meer subsidiaire verweer van Securitas dat Vestius de door haar gestelde schade van € 21.664,71 onvoldoende zou hebben onderbouwd, faalt. Securitas heeft niet betwist dat € 209.000,- van de bankrekening van Vestius is afgeschreven en dat Vestius daarvan een groot gedeelte maar niet alles heeft veiliggesteld. Dat niet duidelijk is op welke wijze het veilig stellen is gebeurd, is voor de uitkomst van dit geschil niet relevant. Dat en waarom ABN Amro heeft geweigerd het restant te vergoeden, is gelet op het volgende evenmin relevant. De kantonrechter zal geen gebruik maken van de in artikel 162 Rv gegeven bevoegdheid.
16.
Het beroep van Securitas op eigen schuld aan de zijde van Vestius zal de kantonrechter eveneens passeren. Zelfs als het zo zou zijn dat Vestius heeft nagelaten om de pincode buiten bereik van de bankpas te houden, iets dat Vestius steeds met klem heeft bestreden, en de schade daarom in de verhouding Vestius-ABN Amro voor rekening van Vestius zou moeten blijven, eist de billijkheid in de omstandigheden van dit geval dat de schade in de verhouding Vestius-Securitas geheel voor rekening van Securitas komt. Het is immers, zo heeft Vestius terecht gesteld, cruciaal dat juist een medewerker van een door Vestius ingeschakeld beveiligingsbedrijf de bankpas heeft gestolen en als gevolg daarvan gelden van de rekening van Vestius zijn onttrokken. Dit is volkomen het tegendeel van wat Vestius van Securitas kon en mocht verwachten. Daartegenover valt het door Securitas gestelde in de buurt van bankpas bewaren van de pincode in het niet, temeer daar deze bankpas, zo is tussen partijen niet in geschil, in een bureaulade lag in het (afgesloten) kantoor van Vestius.
17.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.
BESLISSING
De kantonrechter:
stelt Vestius in de gelegenheid te bewijzen dat [verdachte] de bankpas heeft gestolen,
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 25 maart 2014 voor uitlating door Vestius of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bepaalt dat Vestius, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
IV. bepaalt dat Vestius indien zij getuigen wil laten horen, de namen en woonplaatsen van de getuigen en de verhinderdagen van beide partijen en hun advocaten in de maanden april tot en met juli 2014 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
houdt iedere verdere beslissing aan,
Aldus gewezen door mr. R. Raat, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter