Hof Leeuwarden, 23-11-2011, nr. 24-000562-11
ECLI:NL:GHLEE:2011:BU6139
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
23-11-2011
- Zaaknummer
24-000562-11
- LJN
BU6139
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2011:BU6139, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 23‑11‑2011; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 8 Wegenverkeerswet 1994
- Vindplaatsen
Jwr 2012/7
Uitspraak 23‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Verdachte wordt vervolgd wegens het, als verdachte van het rijden onder invloed, weigeren mee te werken aan een ademanalyse en/of het weigeren toestemming te verlenen voor een bloedproef. Verdachte heeft geen mondelinge of schriftelijke bezwaren opgegeven tegen het vonnis, waarvan beroep. Het hof beoordeelt de zaak ambtshalve en veroordeeld verdachte wegens het, als verdachte van het rijden onder invloed, weigeren mee te werken aan een ademanalyse. Het hof overweegt dat onder die omstandigheid aan verdachte niet een bevel tot medewerking aan een bloedonderzoek gegeven had mogen worden en spreekt verdachte vrij van het meer of anders ten laste gelegde. Verdachte is al eerder veroordeeld wegens rijden onder invloed. Volgt veroordeling wegens het weigeren van medewerking aan een ademanalyse tot een geldboete en een onvoorwaardelijke rijontzegging.
Partij(en)
Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000562-11
Uitspraak d.d.: 23 november 2011
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 8 maart 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1983],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 november 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in zijn hoger beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2011 in de gemeente [gemeente] als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig (personenauto) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
en/of
hij op of omstreeks 1 januari 2011 in de gemeente [gemeente] als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig (personenauto) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en zijn door een opsporingsambtenaar bevolen medewerking aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet had geleid tot een voltooid ademonderzoek, nadat hij de door een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, was bevolen zich te onderwerpen aan een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van genoemde wet, geen gevolg heeft gegeven aan dit hem gegeven bevel.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 januari 2011 in de gemeente [gemeente] als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig (personenauto) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.
Het hof overweegt dat, nu op grond van deze bewezenverklaring vaststaat dat verdachte geen gevolg heeft gegeven aan het hem gegeven bevel om aan het ademonderzoek mee te werken, er geen sprake is geweest van de situatie dat 'de medewerking van de verdachte niet heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek' als bedoeld in artikel 163, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Onder die omstandigheid had aan verdachte niet een bevel tot medewerking aan een bloedonderzoek gegeven mogen worden. Het hof acht daarom niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan de ademanalyse, zoals bedoeld artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl jegens hem de gerechtvaardigde verdenking was ontstaan dat hij, als bestuurder van een auto, onder invloed van alcohol verkeerde. Verdachte heeft daarmee gehandeld in strijd met de belangen van de verkeersveiligheid en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffende uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 6 november 2009, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten van diverse aard.
Het hof is van oordeel dat een geldboete van na te melden hoogte en na te melden ontzegging van de rijbevoegdheid een passende reactie is. Het hof heeft daarbij gelet op de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in 10 (tien) termijnen van 1 maand, elke termijn groot EUR 100,00 (honderd euro).
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. G. Dam en mr. G.M. Meijer-Campfens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 23 november 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.