Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek BES Boek 1
Artikel 377kk
Geldend
Geldend vanaf 10-12-2010
- Redactionele toelichting
Goedgekeurd bij de wet van 30-06-2011, Stb. 355.
- Bronpublicatie:
29-11-2010, Stcrt. 2010, 19489 (uitgifte: 08-12-2010, regelingnummer: 5677000/10/6)
- Inwerkingtreding
10-12-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2010, Stcrt. 2010, 19489 (uitgifte: 08-12-2010, regelingnummer: 5677000/10/6)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Personen- en familierecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Alimentatie
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Personen- en familierecht / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
Personen- en familierecht / Personenrecht
1.
Indien de voorschriften van artikel 377jj van dit Boek niet in acht zijn genomen, kan de officier van justitie of de centrale autoriteit de rechter verzoeken de voogdijraad te belasten met de voorlopige toevertrouwing over het kind. Dit verzoek kan ook worden gedaan door de voogdijraad. Tenzij de rechter een langere termijn van verval van de voorlopige toevertrouwing heeft bepaald, wendt de raad zich binnen zes weken na de beslissing over de voorlopige voogdij tot de rechter om een voorziening in het gezag over de minderjarige te verkrijgen.
2.
De zesde afdeling van titel veertien van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES inzake voogdij is niet van toepassing op de uitoefening van de voorlopige toevertrouwing als bedoeld in de artikelen 241, 271, 272, 331 en 332 van dit Boek. Artikel 813, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES is bij een voorlopige toevertrouwing van overeenkomstige toepassing.
3.
De voorlopige toevertrouwing eindigt, behoudens eerdere opheffing, op het tijdstip waarop hetzij de voogdij over het kind, dan wel diens plaatsing bij andere personen of een andere instelling, een aanvang neemt, of zijn terugkeer naar het land van herkomst is geregeld.
4.
De kosten die de voogdijraad of, in voorkomend geval, de gezinsvoogdij-instelling ten behoeve van het kind moet maken, komen ten laste van degene bij wie het kind in strijd met artikel 377jj van dit Boek is geplaatst.