Einde inhoudsopgave
Organisatiewet Kadaster
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onze Minister kan bepalen dat het bestuur de voorafgaande instemming behoeft van de raad van toezicht voor een beslissing als bedoeld in artikel 32 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen of dat het bestuur, ingeval hij een beslissing als bedoeld in dat artikel aan zijn voorafgaande instemming heeft onderworpen, die beslissing pas aan hem kan voorleggen nadat de raad van toezicht heeft verklaard tegen die beslissing geen bedenkingen te hebben.
2.
Het bestuur heeft in ieder geval de voorafgaande instemming nodig van de raad van toezicht met betrekking tot:
- a.
de reglementen, bedoeld in de artikelen 9, 16 en 17;
- b.
belangrijke reorganisaties.
3.
Het bestuur heeft de voorafgaande instemming nodig van Onze Minister voor het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdelen a en b. Het bestuur legt die beslissing voor aan Onze Minister nadat de raad van toezicht heeft verklaard tegen die beslissing geen bedenkingen te hebben.