Einde inhoudsopgave
Aanwijzing kader voor strafvordering meerderjarigen (2019A003)
2 Algemene uitgangspunten bij strafvordering en straftoemeting
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2019
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
29-03-2019, Stcrt. 2019, 14890 (uitgifte: 29-03-2019, regelingnummer: 2019A003)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-03-2019, Stcrt. 2019, 14890 (uitgifte: 29-03-2019, regelingnummer: 2019A003)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Met de inzet van het strafrecht en zeker met de daadwerkelijke straftoemeting worden doelen nagestreefd. Vanouds wordt veel gewicht toegekend aan generale preventie (normbevestiging en afschrikking) en speciale preventie (beveiliging en resocialisatie). Daarnaast wordt ook veel belang gehecht aan herstel van de gevolgen van de inbreuk op de rechten van de getroffen burgers (genoegdoening aan het slachtoffer van een strafbaar feit, herstel in de oude toestand) en het toepassen van zorg binnen een strafrechtelijke interventie. Bij de strafvordering en straftoemeting hanteert het OM de volgende algemene uitgangspunten.
Maatwerk binnen gegeven kaders
Het OM streeft naar interventies die een voelbare normbevestiging alsmede een zichtbare reactie op criminaliteit opleveren en maximaal bijdragen aan herstel van het toegebrachte leed. De sanctie dient in verhouding te staan tot de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van de verdachte. Aansluiten bij de concrete problemen van burgers betekent dat interventies zichtbaar, merkbaar en herkenbaar moeten zijn voor slachtoffers, daders én de buurt waarin het delict is gepleegd. Doordat het OM binnen de ZSM-werkwijze (na ruggespraak met partners) op basis van alle relevante informatie een snelle professionele beslissing realiseert, neemt het belang van de hieronder genoemde tweede stap bij het gebruik van de richtlijnen toe. Na het doorlopen van de eerste stap (uitgangspunt van de richtlijn) is er ruimte om in te gaan op de maatschappelijke context van het specifieke feit en om te komen tot een op de zaak toegesneden afdoening. Bij die tweede stap in de beoordeling zal niet alleen rekening worden gehouden met factoren die in de richtlijn zijn benoemd of in deze aanwijzing of andere beleidsregels zijn beschreven (recidive, bijzondere slachtoffers, schadevergoeding, voorwaardelijke straffen), maar ook met factoren die niet in richtlijnen zijn opgenomen, zoals bijvoorbeeld prioriteiten in het veiligheidsbeleid, gevoeligheid van de zaak, onderliggende problematiek, impact op de omgeving, adviezen van ketenpartners (zoals reclassering, het sociaal domein en relevante zorgpartners) en persoonlijke omstandigheden van de verdachte (zoals draagkracht, studie/werk). Ook kan dan een buitengerechtelijke afdoening in overweging worden genomen.
De rechterlijke straftoemetingspraktijk speelt bij alle afdoeningswijzen een belangrijke rol, maar bij afdoening met een strafbeschikking houdt het OM daarmee in het bijzonder rekening om te voorkomen dat alleen in verzet wordt gegaan om een lagere straf te bewerkstelligen. Het uitgangspunt daarbij is een strafoplegging die voor de verdachte gunstiger is dan de te verwachten strafeis op zitting1..
Het gedifferentieerde sanctiestelsel ondersteunt optimaal het binnen de gestelde kaders effectief en professioneel beslissen over de strafeis of de zelfstandige afdoening in de concrete strafzaak.
Schade dient te worden vergoed en voordeel te worden ontnomen
Schadevergoeding
Op het OM rust mede de verantwoordelijkheid om genoegdoening voor slachtoffers en nabestaanden na te streven. Het OM betrekt de belangen van slachtoffers bij de afdoeningsbeslissing. Uitgangspunt is dat in alle strafzaken met slachtoffers/schade de (totale) schade door de dader(s) dient te worden vergoed. Bij de beslissing over de wijze van afdoen van de strafzaak wordt daarom schadevergoeding aan het/de slachtoffer(s) als verplicht element meegenomen en conservatoir beslag ten behoeve van schadevergoeding aan het slachtoffer nadrukkelijk overwogen.
Criminaliteit veroorzaakt tevens een grote maatschappelijke schadepost. Een groot deel van deze schade, met name letselschade, wordt niet geclaimd door slachtoffers omdat de ‘samenleving’ deze kosten via verzekeringen of rechtstreeks (overheden) voor haar rekening neemt. Indien toegebrachte schade wordt gedragen door de samenleving of als er sprake is van restschade die niet rechtstreeks te verhalen is op de dader of niet (volledig) is te claimen bij de verzekeraar dient de officier van justitie te overwegen om naast een taakstraf of vrijheidsstraf storting van geld in een waarborgfonds geweldsmisdrijven of ander fonds ten gunste van slachtoffers op te leggen of te vorderen in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Indien er ten tijde van de vervolgingsbeslissing of het formuleren van de eis ter terechtzitting door de verdachte geen schade is vergoed en er aanwijzingen zijn dat de verdachte niet in staat is om de door hem veroorzaakte schade binnen afzienbare termijn te vergoeden, kan afhankelijk van de omvang van de schade gekozen worden voor een andere strafmodaliteit (taakstraf en/of onvoorwaardelijke gevangenisstraf) en/of een kwantitatieve verhoging van de strafbeschikking, transactie of eis ter terechtzitting. Een eventuele vordering tot toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en/of de aanwezigheid van een wettelijke voorschotregeling doet daar niet aan af.
Ontneming
Veel delicten zijn gericht op geldelijk gewin. Geld is drijfveer, motief en opbrengst van beroepscriminaliteit. Daarom is het afpakken van het wederrechtelijk genoten voordeel uitgangspunt. Als misdaad niet loont, verdwijnt een belangrijke prikkel om delicten te plegen. Bovendien is het belangrijk te voorkómen dat criminele winsten worden geherinvesteerd. Dat zijn de richtinggevende gedachten achter het afpakken van criminele winsten, bij georganiseerde en ondermijnende misdaad én bij kleinere, veelvoorkomende criminaliteit. Het doel is zichtbaar en voelbaar maken dat misdaad niet mag lonen.
Herstel van de verstoorde rechtsorde en voorkomen van recidive
Ook het herstel van de verstoorde rechtsorde en het terugdringen van recidive zijn doelstellingen van het OM. Het voorkomen van recidive dient bevorderd te worden door het opleggen van gedragsaanwijzingen en het vorderen van vrijheidsbeperkende maatregelen en bijzondere voorwaarden. Met name bij first offenders die recidivegevoelige delicten plegen kan een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf, gericht op effectieve gedragsbeïnvloeding het meest passend zijn. Daarbij kunnen naast de algemene voorwaarde dat de veroordeelde geen nieuwe strafbare feiten zal plegen ook bijzondere voorwaarden worden ingezet (art. 14c Wetboek van Strafrecht). Het instrument van de voorwaardelijke sanctiemodaliteiten kan meerdere doelen dienen (stok achter de deur, herstel van geleden schade, toeleiding naar zorg en resocialisatie) en draagt bewezen bij aan het beperken en voorkomen van recidive. Verder is de gedragsaanwijzing ex art. 509hh Wetboek van strafvordering een passend instrument om – vooruitlopend op de strafrechtelijke afdoening door de rechter – ernstige overlast (verstoringen van de openbare orde of belastend gedrag jegens personen of goederen) te beëindigen en recidive te voorkomen.
Voetnoten
De regels voor wat betreft de te hanteren straftoemeting bij OM-strafbeschikking staan vermeld in de Aanwijzing OM-strafbeschikking.