Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/11.2.3.4:11.2.3.4 Voeging, tussenkomst en vrijwaring
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/11.2.3.4
11.2.3.4 Voeging, tussenkomst en vrijwaring
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS507188:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de derde plaats wijs ik op derden die bij wege van voeging, tussenkomst of vrijwaring aan het arbitraal geding zullen deelnemen (art. 1045 leden 1 en 2 Rv). Het scheidsgerecht zal genoemde deelname aan het geding moeten toelaten. Toelating is in elk geval niet mogelijk als de derde niet bij schriftelijke overeenkomst met de partijen tot de overeenkomst tot arbitrage is toegetreden (art. 1045 lid 3 Rv). Uit de eis vloeit voort dat een geldige toetredingsovereenkomst bestaat. Vanzelfsprekend dient de gestelde eis van "toetreding bij overeenkomst" als basis voor de competentie van het scheidsgerecht om ook met betrekking tot de genoemde derden vonnis te wijzen. Een scheidsgerecht is immers niet bevoegd bij gebrek aan een overeenkomst tot arbitrage. Gezien de in de wet gestelde eis van toelating, lijkt het sterk erop dat het scheidsgerecht in dit geval wel degelijk ambtshalve zal moeten toetsen of een overeenkomst tot arbitrage tussen partijen in de verlangde vorm (Le. de schriftelijke overeenkomst) bestaat.1 Indien de verlangde overeenkomst ontbreekt, zal het scheidsgerecht deelname niet mogen toelaten (zie voorts 9.2.4.3). Bij weigering van de toelating van een derde tot het arbitraal geding zal het scheidsgerecht de desbetreffende derde of de partij die de derde in het arbitraal geding wil betrekken veelal niet-ontvankelijk verklaren.2