Einde inhoudsopgave
Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid
Bijlage SSC-7 Uitvoeringsdeel
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2021
- Bronpublicatie:
30-12-2020, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-04-2021, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Douane (V)
Titel I. Algemene bepalingen
Hoofdstuk 1
Artikel SSCI.1. Definities
- 1.
Voor de toepassing van deze bijlage gelden de definities van artikel SSC.1 van dit protocol.
- 2.
Naast de in lid 1 bedoelde definities wordt verstaan onder:
- a)
‘toegangspunt’: een instantie die voorziet in:
- i)
een elektronisch contactpunt;
- ii)
automatische routing op basis van het adres; en
- iii)
intelligente routing op basis van software die automatische controle en routing (bijvoorbeeld een kunstmatige-intelligentieapplicatie) of menselijke tussenkomst mogelijk maakt;
- b)
‘verbindingsorgaan’: elke door de bevoegde autoriteit van een staat voor een of meer van de in artikel SSC.3 van dit protocol bedoelde takken van sociale zekerheid aangewezen instantie die in staat is de verzoeken om inlichtingen of bijstand ten behoeve van de toepassing van dit protocol en deze bijlage te beantwoorden en die de haar uit hoofde van titel IV van deze bijlage toegewezen taken moet uitvoeren;
- c)
‘document’: een verzameling gegevens op ongeacht welke drager, zodanig gestructureerd dat zij langs elektronische weg kan worden uitgewisseld en waarvan de mededeling noodzakelijk is voor de goede werking van dit protocol en deze bijlage;
- d)
‘gestructureerd elektronisch document’: elk gestructureerd document waarvan de opmaak is bestemd voor de elektronische uitwisseling van informatie tussen staten;
- e)
‘verzending langs elektronische weg’: de verzending van gegevens met behulp van elektronische apparatuur voor de verwerking (met inbegrip van digitale compressie) daarvan en met gebruikmaking van kabels, radio, optische technologie of andere elektromagnetische middelen;
- f)
‘fraude’: elk opzettelijk handelen of opzettelijk nalaten van handelen met als oogmerk:
- i)
socialezekerheidsprestaties te ontvangen of een andere persoon in staat te stellen socialezekerheidsprestaties te ontvangen wanneer niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor dergelijke prestaties uit hoofde van het recht van de betrokken staat of staten of dit protocol; of
- ii)
de betaling van socialezekerheidsbijdragen te ontlopen, of een andere persoon in staat te stellen de betaling van socialezekerheidsbijdragen te ontlopen wanneer dergelijke bijdragen uit hoofde van het recht van de betrokken staat of staten of dit protocol zijn verschuldigd.
2. HoofdstukBepalingen inzake samenwerking en gegevensuitwisseling
Artikel SSCI.2. Tussen de organen uit te wisselen informatie en wijze waarop die uitwisseling moet plaatsvinden
- 1.
Voor de toepassing van deze bijlage wordt de uitwisseling tussen de autoriteiten van de staten en de organen en personen die onder dit protocol vallen, gebaseerd op de beginselen van openbare dienstverlening, efficiëntie, actieve bijstand, snelle verstrekking en toegankelijkheid, inclusief e-toegankelijkheid, met name voor mensen met een handicap en ouderen.
- 2.
Door de organen worden onverwijld alle gegevens verstrekt of uitgewisseld die nodig zijn voor de vaststelling van de rechten en plichten van personen op wie dit protocol van toepassing is. De uitwisseling van die gegevens tussen de staten geschiedt hetzij rechtstreeks tussen de organen zelf, hetzij indirect via de verbindingsorganen.
- 3.
Informatie, documenten en aanvragen die een persoon bij vergissing heeft toegezonden aan een orgaan in een andere staat dan die waar het volgens deze bijlage aangewezen is gevestigd, moeten onverwijld door het eerste orgaan worden doorgestuurd aan het volgens deze bijlage aangewezen orgaan, onder vermelding van de datum waarop zij oorspronkelijk zijn ingediend. Die datum is bindend voor het aangewezen orgaan. De organen van een staat worden echter niet aansprakelijk gesteld of geacht een beslissing te hebben genomen krachtens het feit dat zij hebben nagelaten te handelen omdat de organen van een andere staat informatie, documenten of aanvragen laattijdig hebben doorgegeven.
- 4.
Indien de gegevens indirect via het verbindingsorgaan van de staat van bestemming worden overgedragen, gaan de termijnen voor het beantwoorden van aanvragen in op de datum waarop het verbindingsorgaan de aanvraag heeft ontvangen, alsof de aanvraag was ontvangen door het orgaan in die staat.
Artikel SSCI.3. Tussen de betrokkenen en de organen uit te wisselen informatie en wijze van uitwisseling
- 1.
De staten zorgen ervoor dat de noodzakelijke informatie ter beschikking van de betrokken personen wordt gesteld om hen op de hoogte te brengen van de bepalingen die bij dit protocol en deze bijlage worden doorgevoerd, teneinde hen in staat te stellen hun rechten geldend te maken. Zij zorgen ook voor gebruikersvriendelijke diensten.
- 2.
Personen op wie dit protocol van toepassing is, zijn verplicht het bevoegde orgaan alle informatie, documenten en bewijsstukken te verstrekken die nodig zijn voor de vaststelling van hun situatie of van die van hun gezin, voor de vaststelling en het behoud van hun rechten en plichten, alsook voor de vaststelling van de toepasselijke wetgeving en de daaruit voor hen voortvloeiende verplichtingen.
- 3.
Voor zover dat nodig is voor de toepassing van dit protocol en deze bijlage, verstrekken de bevoegde organen onverwijld, en in ieder geval binnen de termijnen voorgeschreven door de wetgeving van de betrokken staat, de informatie en de documenten aan de betrokkenen.
Het betrokken orgaan stelt de aanvrager die in een andere staat woont of verblijft, rechtstreeks dan wel via het verbindingsorgaan van de staat van woonplaats of verblijf van zijn beslissing in kennis. In geval van weigering vermeldt het de redenen voor die weigering, de rechtsmiddelen en de beroepstermijnen. Van die beslissing wordt een kopie gestuurd naar de andere betrokken organen.
Artikel SSCI.4. Formulieren, documenten en wijzen van gegevensuitwisseling
- 1.
Met inachtneming van artikel SSCI.75 en aanhangsel SSCI-2 worden de structuur, inhoud en vorm van de ter uitvoering van dit protocol namens de staten afgegeven formulieren en documenten overeengekomen door het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid.
- 2.
De gegevensuitwisseling tussen de organen of verbindingsorganen kan, onder voorbehoud van de goedkeuring van het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid, geschieden via het systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens betreffende sociale zekerheid. Voor zover de in lid 1 bedoelde formulieren en documenten worden uitgewisseld via het systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens betreffende sociale zekerheid, worden de op dat systeem toepasselijke voorschriften in acht genomen.
Indien de gegevensuitwisseling tussen organen of de verbindingsorganen niet geschiedt via het systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens betreffende sociale zekerheid, maken de betrokken organen en verbindingsorganen gebruik van de per geval passende regelingen en geven zij daarbij zo veel mogelijk de voorkeur aan elektronische middelen.
- 3.
In hun communicatie met de betrokkenen maken de bevoegde organen gebruik van de per geval passende regelingen en geven zij daarbij zo veel mogelijk de voorkeur aan elektronische middelen.
Artikel SSCI.5. Juridische waarde van in een andere staat afgegeven documenten en bewijsstukken
- 1.
De door het orgaan van een staat voor de toepassing van dit protocol en deze bijlage afgegeven documenten over de situatie van een persoon en de bewijsstukken op grond waarvan de documenten zijn afgegeven, zijn voor de organen van de andere staten bindend zolang de documenten of bewijsstukken niet door de staat waar zij zijn afgegeven, zijn ingetrokken of ongeldig zijn verklaard.
- 2.
Bij twijfel omtrent de geldigheid van het document of de juistheid van de feiten die aan de vermeldingen daarin ten grondslag liggen, verzoekt het orgaan van de staat dat het document ontvangt, het orgaan van afgifte om opheldering en eventueel om intrekking van het document. Het orgaan van afgifte heroverweegt de gronden voor de afgifte van het document en, indien noodzakelijk, de intrekking van het document.
- 3.
Op grond van lid 2 wordt, bij twijfel omtrent de door de betrokkenen verstrekte informatie, de geldigheid van het document of de bewijsstukken of de juistheid van de feiten die aan de vermeldingen daarin ten grondslag liggen, voor zover dat mogelijk is, de noodzakelijke verificatie van die informatie of dat document op verzoek van het bevoegde orgaan uitgevoerd door het orgaan van de woon- of verblijfplaats.
- 4.
Worden de betrokken organen het niet eens, dan kunnen de bevoegde autoriteiten de zaak aan het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid voorleggen, zulks op zijn vroegst één maand na de datum waarop het orgaan dat het document heeft ontvangen zijn verzoek heeft ingediend. Het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid tracht binnen zes maanden na de datum waarop de zaak aan hem is voorgelegd, een voor beide zijden aanvaardbare oplossing te vinden.
Artikel SSCI.6. Voorlopige toepassing van een wetgeving en voorlopige betaling van uitkeringen
- 1.
Tenzij in deze bijlage anders is bepaald, wordt in geval van een meningsverschil tussen de organen of autoriteiten van twee of meer staten inzake de vaststelling van de toepasselijke wetgeving, op de betrokkene voorlopig de wetgeving van een van die staten toegepast, waarbij de rangorde als volgt wordt bepaald:
- a)
de wetgeving van de staat waar de betrokkene feitelijk zijn werkzaamheden in loondienst of anders dan in loondienst verricht, indien de werkzaamheden in slechts één staat worden uitgeoefend;
- b)
de wetgeving van de staat van de woonplaats, indien de betrokkene al dan niet in loondienst werkzaamheden in twee of meer staten verricht en een deel van zijn werkzaamheden in de staat van woonplaats verricht of indien hij noch in loondienst noch anders dan in loondienst werkzaam is;
- c)
in alle andere gevallen, de wetgeving van de staat waar het eerst om toepassing van de wetgeving is verzocht, indien de betrokkene in twee of meer staten werkzaamheden verricht.
- 2.
Indien er tussen de organen of autoriteiten van twee of meer staten een meningsverschil bestaat over de vaststelling van het orgaan dat de uitkeringen of verstrekkingen moet verlenen, ontvangt de betrokkene die aanspraak op prestaties zou kunnen maken indien dat geschil niet bestond, voorlopige prestaties als bepaald in de wetgeving die door het orgaan van de woonplaats wordt toegepast of, indien de betrokkene niet op het grondgebied van een van de betrokken staten woont, prestaties op grond van de wetgeving die wordt toegepast door het orgaan waarbij de aanvraag het eerst is ingediend.
- 3.
Worden de betrokken organen of autoriteiten het niet eens, dan kan een Partij de zaak aan het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid voorleggen, zulks op zijn vroegst één maand na de datum waarop het meningsverschil als bedoeld in lid 1 of lid 2 is ontstaan. Het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid tracht binnen zes maanden na de datum waarop de zaak aan hem is voorgelegd, een voor beide zijden aanvaardbare oplossing te vinden.
- 4.
Indien is komen vast te staan dat de toepasselijke wetgeving niet die van de staat is waar voorlopige aansluiting heeft plaatsgevonden, of dat het orgaan dat voorlopige uitkeringen heeft verleend, niet het bevoegde orgaan was, wordt het als bevoegd aangemerkte orgaan geacht met terugwerkende kracht bevoegd te zijn geweest alsof er geen meningsverschil heeft bestaan uiterlijk vanaf de datum van voorlopige aansluiting of van de eerste voorlopige betaling van de uitkeringen.
- 5.
Zo nodig wordt de financiële situatie van de betrokkene met betrekking tot de premies en uitkeringen die voorlopig worden betaald, door het als bevoegd aangemerkte orgaan en het orgaan dat voorlopig uitkeringen heeft verstrekt dan wel voorlopig premies heeft ontvangen, geregeld, waar passend, overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 2, van deze bijlage.
Door een orgaan overeenkomstig lid 2 voorlopig gedane verstrekkingen worden vergoed door het overeenkomstig titel IV van deze bijlage bevoegde orgaan.
Artikel SSCI.7. Voorlopige berekening van uitkeringen en premies
- 1.
Tenzij in deze bijlage anders is bepaald, wordt, indien een persoon in aanmerking komt voor een uitkering of een premie verschuldigd is overeenkomstig dit protocol, terwijl het bevoegde orgaan niet beschikt over alle gegevens betreffende de situatie in een andere staat die nodig zijn voor de definitieve berekening van de hoogte van die uitkering of premie, door dat orgaan de uitkering op verzoek van de betrokkene verleend of de premie voorlopig berekend, mits die berekening mogelijk is aan de hand van de gegevens waarover het orgaan beschikt.
- 2.
De uitkering of premie wordt opnieuw berekend zodra het orgaan in het bezit is van alle nodige bewijsstukken of documenten.
Hoofdstuk 3. Overige algemene bepalingen voor de toepassing van dit protocol
Artikel SSCI.8. Andere procedures tussen de autoriteiten en de organen
- 1.
Twee of meer staten of hun bevoegde autoriteiten kunnen andere procedures overeenkomen dan die welke in deze bijlage zijn vastgesteld, mits zulke procedures de rechten en verplichtingen van de betrokkenen onverlet laten.
- 2.
De daartoe gesloten overeenkomsten worden ter kennis gebracht van het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid en vermeld in aanhangsel SSCI-1.
- 3.
Bepalingen die vervat zijn in uitvoeringsovereenkomsten, door twee of meer staten met hetzelfde doel gesloten als, of die overeenstemmen met de bepalingen bedoeld in lid 2, en die van kracht zijn op de dag vóór de inwerkingtreding van deze overeenkomst, blijven, met het oog op regelingen tussen die staten, toepasselijk mits zij ook in aanhangsel SSCI-1 bij dit protocol zijn opgenomen.
Artikel SSCI.9. Voorkoming van samenloop van prestaties
Niettegenstaande andere bepalingen in dit protocol worden, indien uit hoofde van de wetgeving van twee of meer staten verschuldigde uitkeringen wederzijds worden verminderd, geschorst of ingetrokken, de bedragen die bij een strikte toepassing van de wetgeving van de betrokken staat inzake vermindering, schorsing of intrekking niet zouden worden uitbetaald, gedeeld door het aantal uitkeringen dat aan vermindering, schorsing of intrekking wordt onderworpen.
Artikel SSCI.10. Gegevens voor de vaststelling van de woonplaats
- 1.
Indien er tussen de organen van twee of meer staten een meningsverschil bestaat over de vaststelling van de woonplaats van een persoon op wie dit protocol van toepassing is, stellen die organen in onderlinge overeenstemming het centrum van de belangen van de betrokkene vast op basis van een algemene beoordeling van alle beschikbare informatie met betrekking tot relevante feiten; daartoe behoren onder meer, in voorkomend geval:
- a)
de duur en de continuïteit van de aanwezigheid op het grondgebied van de betrokken staten;
- b)
de persoonlijke situatie van de betrokkene, waaronder:
- i)
de aard en de specifieke kenmerken van de uitgeoefende werkzaamheden, met name de plaats waar die gewoonlijk worden uitgeoefend, het stabiele karakter van de werkzaamheden of de duur van een arbeidsovereenkomst;
- ii)
de gezinssituatie en de familiebanden van de betrokkene;
- iii)
de uitoefening van onbezoldigde werkzaamheden;
- iv)
in het geval van studenten, de bron van inkomsten van de betrokken student;
- v)
de huisvestingssituatie van de betrokkene, met name hoe permanent die is;
- vi)
de staat waar de betrokkene voor belastingdoeleinden geacht wordt te wonen.
- 2.
Indien de organen het na afweging van de in lid 1 genoemde, op relevante feiten gebaseerde criteria niet eens kunnen worden, wordt de intentie van de betrokkene, zoals die blijkt uit de feiten en omstandigheden, met name de redenen om te verhuizen, voor de vaststelling van zijn woonplaats als doorslaggevend beschouwd.
- 3.
Het centrum van belangen van een student die naar een andere staat gaat om een voltijdse studie te volgen, wordt gedurende de hele studieperiode geacht zich niet in de staat van studie te bevinden, onverminderd de mogelijkheid dat vermoeden te weerleggen.
- 4.
Lid 3 is mutatis mutandis van toepassing op de gezinsleden van de student.
Artikel SSCI.11. Samentelling van tijdvakken
- 1.
Voor de toepassing van artikel SSC.7 verzoekt het bevoegde orgaan de organen van de staten waarvan de wetgeving ook op de betrokkene van toepassing was, om een opgave van de uit hoofde van die wetgeving vervulde tijdvakken.
- 2.
Voor zover dat nodig is voor de toepassing van artikel SSC.7 worden de respectieve uit hoofde van de wetgeving van een staat vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheid in loondienst of anders dan in loondienst, of van wonen, gevoegd bij de uit hoofde van de wetgeving van elke andere staat vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheid in loondienst of anders dan in loondienst, of van wonen, mits die tijdvakken elkaar niet overlappen.
- 3.
Indien een tijdvak van verzekering of van wonen, vervuld overeenkomstig een verplichte verzekering uit hoofde van de wetgeving van een staat, samenvalt met een op grond van een vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering uit hoofde van de wetgeving van een andere staat vervuld tijdvak van verzekering, wordt alleen het tijdvak in aanmerking genomen dat is vervuld op grond van de verplichte verzekering.
- 4.
Indien een uit hoofde van de wetgeving van een staat vervuld tijdvak van verzekering of van wonen dat geen gelijkgesteld tijdvak is, samenvalt met een op grond van de wetgeving van een andere staat gelijkgesteld tijdvak, wordt alleen het niet-gelijkgestelde tijdvak in aanmerking genomen.
- 5.
Elk uit hoofde van de wetgevingen van twee of meer staten gelijkgesteld tijdvak wordt slechts in aanmerking genomen door het orgaan van de staat waarvan de wetgeving laatstelijk vóór dat tijdvak op de betrokkene verplicht van toepassing was. Indien de wetgeving van een staat vóór dat tijdvak niet verplicht van toepassing was op de betrokkene, wordt het in aanmerking genomen door het orgaan van de staat waarvan de wetgeving na dat tijdvak voor het eerst verplicht van toepassing was op de betrokkene.
- 6.
Indien de periode waarin bepaalde tijdvakken van verzekering of van wonen werden vervuld uit hoofde van de wetgeving van een staat, niet nauwkeurig kan worden bepaald, wordt ervan uitgegaan dat die tijdvakken de uit hoofde van de wetgeving van een andere staat vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen niet overlappen, en wordt hiermee, indien dat gunstig is voor de betrokkene, rekening gehouden voor zover de tijdvakken redelijkerwijs in aanmerking kunnen worden genomen.
Artikel SSCI.12. Regels voor de omrekening van tijdvakken
- 1.
Indien de tijdvakken die uit hoofde van de wetgeving van een staat zijn vervuld, worden uitgedrukt in andere eenheden dan in de wetgeving van een andere staat worden gehanteerd, geschiedt de omrekening die uit hoofde van artikel SSC.7 voor de samentelling nodig is volgens de onderstaande regels:
- a)
het tijdvak dat moet worden gebruikt als basis voor de omrekening is het tijdvak dat wordt meegedeeld door het orgaan van de staat volgens de wetgeving uit hoofde waarvan het tijdvak is vervuld;
- b)
in het geval van regelingen waarin de tijdvakken in dagen worden uitgedrukt, geschiedt de omrekening van dagen in andere eenheden, en omgekeerd, alsook de omrekening tussen verschillende op dagen gebaseerde regelingen, volgens de onderstaande tabel:
Regeling gebaseerd op
1 dag komt overeen met
1 week komt overeen met
1 maand komt overeen met
1 kwartaal komt overeen met
Maximum aantal dagen in één kalenderjaar
5 dagen
9 uur
5 dagen
22 dagen
66 dagen
264 dagen
6 dagen
8 uur
6 dagen
26 dagen
78 dagen
312 dagen
7 dagen
6 uur
7 dagen
30 dagen
90 dagen
360 dagen
- c)
in het geval van regelingen waarin de tijdvakken in andere eenheden dan dagen worden uitgedrukt:
- i)
drie maanden of 13 weken gelden als een kwartaal, en omgekeerd;
- ii)
één jaar geldt als vier kwartalen, 12 maanden of 52 weken, en omgekeerd;
- iii)
voor de omrekening van weken in maanden, en omgekeerd, worden weken en maanden omgerekend in dagen volgens de in de in punt b) opgenomen tabel bepaalde omrekening voor de regelingen op basis van zes dagen;
- d)
in het geval van tijdvakken die in gedeelten worden uitgedrukt, worden ze omgerekend naar de volgende kleinere gehele eenheid, door toepassing van de punten b) en c). Gedeelten van jaren worden omgerekend in maanden, tenzij de betrokken regeling is gebaseerd op kwartalen;
- e)
indien de omrekening uit hoofde van dit lid leidt tot een gedeelte van een eenheid, wordt het resultaat afgerond naar de volgende hogere gehele eenheid.
- 2.
De toepassing van lid 1 mag er niet toe leiden dat de som van de tijdvakken die gedurende één kalenderjaar zijn vervuld, een totaal oplevert van meer dan de in de laatste kolom van de tabel in lid 1, punt b), vermelde dagen, dan 52 weken, dan 12 maanden of dan vier kwartalen.
Indien de om te rekenen tijdvakken overeenkomen met het maximale aantal tijdvakken per jaar uit hoofde van de wetgeving van de staat waar zij zijn vervuld, mag de toepassing van lid 1 in één kalenderjaar niet leiden tot tijdvakken die korter zijn dan het eventuele maximale aantal tijdvakken per jaar waarin de betrokken wetgeving voorziet.
- 3.
De omrekening wordt uitgevoerd, hetzij in een enkele operatie die betrekking heeft op alle tijdvakken die als een geheel zijn meegedeeld, hetzij voor elk jaar indien de tijdvakken op jaarbasis zijn meegedeeld.
- 4.
Wanneer een orgaan tijdvakken in dagen meedeelt, geeft het tegelijkertijd aan of de toegepaste regeling is gebaseerd op vijf, zes of zeven dagen.
Titel II. Vaststelling van de toepasselijke wetgeving
Artikel SSCI.13. Verduidelijkingen bij de artikelen SSC.11 en SSC.12 van dit protocol
- 1.
Voor de toepassing van artikel SSC.11, lid 1, punt a), van dit protocol slaat ‘een persoon die werkzaamheden in loondienst verricht in een staat voor een werkgever die daar zijn werkzaamheden normaliter verricht, en die door die werkgever wordt uitgezonden’ ook op een persoon die is aangeworven met het oog op uitzending naar een andere staat, op voorwaarde dat de betrokkene onmiddellijk voor het begin van de werkzaamheden in loondienst reeds onderworpen is aan de wetgeving van de staat waar zijn werkgever gevestigd is.
- 2.
Voor de toepassing van artikel SSC.11, lid 1, punt a), van dit protocol hebben de woorden ‘die daar zijn werkzaamheden normaliter verricht’ betrekking op een werkgever die normaliter op het grondgebied van de staat waar hij is gevestigd substantiële werkzaamheden verricht die verder gaan dan louter intern beheer. Dat wordt vastgesteld aan de hand van alle criteria die de door de werkgever uitgevoerde werkzaamheden kenmerken. De ter zake dienende criteria moeten zijn toegesneden op de specifieke kenmerken van elke werkgever en de ware aard van de werkzaamheden.
- 3.
Voor de toepassing van artikel SSC.11, lid 1, punt b), van dit protocol is een persoon ‘die normaliter werkzaamheden anders dan in loondienst verricht’ iemand die normaliter substantiële werkzaamheden verricht op het grondgebied van de staat waar hij is gevestigd. Met name moet die persoon de werkzaamheden reeds enige tijd hebben uitgeoefend voor de datum waarop hij een beroep wenst te doen op dat artikel en, gedurende iedere periode van tijdelijke werkzaamheden in een andere staat, in de staat waar hij is gevestigd de nodige voorwaarden blijven vervullen voor de uitoefening van zijn werkzaamheden zodat hij hiermee kan doorgaan na zijn terugkeer.
- 4.
Voor de toepassing van artikel SSC.11, lid 1, punt b), van dit protocol is het criterium om te bepalen of de werkzaamheden anders dan in loondienst die een persoon in een andere staat gaat uitoefenen, ‘van gelijke aard’ zijn als de werkzaamheden die hij normaliter anders dan in loondienst verricht, de feitelijke aard van de werkzaamheid en niet het feit dat die werkzaamheden eventueel door die andere staat als werkzaamheden in loondienst of anders dan in loondienst worden betiteld.
- 5.
Voor de toepassing van artikel SSC.12, leden 1 en 5, van dit protocol wordt onder en persoon die ‘normaliter werkzaamheden in loondienst verricht in een of meer lidstaten en in het Verenigd Koninkrijk’, respectievelijk ‘in twee of meer lidstaten’ iemand verstaan die gelijktijdig of afwisselend, voor dezelfde onderneming of werkgever of voor verschillende ondernemingen of werkgevers, in twee of meer staten één of meer afzonderlijke werkzaamheden uitoefent.
- 6.
Voor de toepassing van artikel SSC.12, leden 1 en 5, van dit protocol vallen leden van het cockpit- of het cabinepersoneel die in loondienst en met betrekking tot luchtpassagiers of luchtvrachtvervoer diensten normaliter verrichten in twee of meer staten onder de wetgeving van de staat waar hun thuisbasis in de zin van artikel SSC.1 van dit protocol is gelegen.
- 7.
Voor de vaststelling van de toepasselijke wetgeving uit hoofde van artikel SSC.12 van dit protocol worden marginale werkzaamheden buiten beschouwing gelaten. Artikel SSCI.15 is op alle onder dit artikel bedoelde gevallen van toepassing.
- 8.
Voor de toepassing van artikel SSC.12, leden 2 en 6, van dit protocol wordt onder een persoon die ‘normaliter werkzaamheden anders dan in loondienst verricht in een of meer lidstaten en in het Verenigd Koninkrijk’, respectievelijk ‘in twee of meer lidstaten’, in het bijzonder iemand verstaan die gelijktijdig of afwisselend op het grondgebied van twee of meer staten een of meer afzonderlijke werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, ongeacht de aard van die anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden.
- 9.
Om de werkzaamheden uit hoofde van de leden 5 en 8 van dit artikel te onderscheiden van de in artikel SSC.11, lid 1, van dit protocol omschreven gevallen, is de duur van de werkzaamheid in een of meer staten (of zij permanent, dan wel ad hoc of tijdelijk van aard is) doorslaggevend. Daartoe wordt een algemene beoordeling verricht van alle relevante feiten, waaronder met name, met betrekking tot een persoon in loondienst, de in de arbeidsovereenkomst bepaalde arbeidsplaats.
- 10.
Voor de toepassing van artikel SSC.12, leden 1, 2, 5 en 6, van dit protocol betekent een ‘substantieel gedeelte van de werkzaamheden die in loondienst of anders dan in loondienst’ in een staat worden verricht dat een kwantitatief substantieel deel van alle werkzaamheden in loondienst of anders dan in loondienst daar wordt verricht, zonder dat het hierbij noodzakelijkerwijs om het grootste deel van die werkzaamheden hoeft te gaan.
- 11.
Er wordt, mede op grond van de volgende indicatieve criteria, beoordeeld of een substantieel gedeelte van de werkzaamheden in een staat wordt verricht:
- a)
in geval van een werkzaamheid in loondienst, de arbeidstijd of de bezoldiging; en
- b)
in geval van een werkzaamheid anders dan in loondienst, de omzet, de arbeidstijd, het aantal verleende diensten of het inkomen.
In het kader van een algemene beoordeling geldt een aandeel van minder dan 25 % voor de bovengenoemde criteria als indicatie dat een substantieel gedeelte van de werkzaamheden niet in de betrokken staat wordt verricht.
- 12.
Voor de toepassing van artikel SSC.12, lid 2, punt b), van dit protocol wordt het ‘centrum van belangen’ van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden van een persoon bepaald aan de hand van alle elementen waaruit zijn beroepswerkzaamheden bestaan, met name de vaste en blijvende plaats van waaruit hij zijn werkzaamheden verricht, de gebruikelijke aard of de duur van de uitgeoefende werkzaamheden, het aantal verleende diensten, alsmede de intentie van de betrokkene zoals die uit alle omstandigheden blijkt.
- 13.
Voor de bepaling van de toepasselijke wetgeving uit hoofde van de leden 10, 11 en 12, houden de betrokken organen rekening met de verwachte situatie in de volgende twaalf kalendermaanden.
- 14.
Wanneer een persoon zijn werkzaamheden in loondienst in twee of meer staten verricht voor rekening van een buiten het grondgebied van de staten gevestigde werkgever en die persoon in een staat woont zonder daar substantiële werkzaamheden te verrichten, valt hij onder de wetgeving van de staat van de woonplaats.
Artikel SSCI.14. Procedures voor de toepassing van artikel SSC.10, lid 3, punt b), artikel SSC.10, lid 4, en artikel SSC.11 van dit protocol
(betreffende de verstrekking van informatie aan de betrokken organen)
- 1.
Indien een persoon zijn werkzaamheid uitoefent buiten de bevoegde staat, stelt de werkgever of, in het geval van iemand die geen werkzaamheid in loondienst verricht, de betrokkene zelf, indien mogelijk van tevoren, het bevoegde orgaan van de staat waarvan de wetgeving van toepassing is, daarvan in kennis, tenzij anders is bepaald in artikel SSCI.15 van deze bijlage. Dat orgaan verstrekt de in artikel SSCI.16, lid 2, van deze bijlage bedoelde verklaring aan de betrokkene en stelt onverwijld informatie betreffende de op grond van artikel SSC.10, lid 3, punt b), of artikel SSC.11 van dit protocol op de betrokkene van toepassing zijnde wetgeving ter beschikking van het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van de staat waar de werkzaamheid wordt uitgeoefend.
- 2.
Een werkgever als bedoeld in artikel SSC.10, lid 4, van dit protocol bij wie een persoon in loondienst werkzaam is aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een andere staat vaart, stelt, indien mogelijk van tevoren, het bevoegde orgaan van de staat waarvan de wetgeving van toepassing is, daarvan in kennis. Dat orgaan stelt onverwijld informatie betreffende de wetgeving die op grond van artikel SSC.10, lid 4, van dit protocol op de betrokkene van toepassing is, ter beschikking van het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van de staat onder de vlag waarvan het zeeschip aan boord waarvan de werknemer de werkzaamheden zal verrichten, vaart.
Artikel SSCI.15. Procedure voor de toepassing van artikel SSC.12 van dit protocol
- 1.
- 2.
Het aangewezen orgaan van de woonplaats stelt onverwijld vast welke wetgeving op de betrokkene van toepassing is, met inachtneming van artikel SSC.12 van dit protocol en artikel SSCI.13 van deze bijlage. Die aanvankelijke vaststelling heeft een voorlopig karakter. Het orgaan brengt de aangewezen organen van elke staat waar werkzaamheden worden verricht op de hoogte van zijn voorlopige vaststelling.
- 3.
De voorlopige vaststelling van de toepasselijke wetgeving als bedoeld in lid 2, wordt definitief binnen twee maanden nadat de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken staat of staten aangewezen organen ervan in kennis zijn gesteld overeenkomstig lid 2, tenzij de wetgeving reeds definitief is vastgesteld op basis van lid 4, of tenzij ten minste een van de betrokken organen de door de bevoegde autoriteit van de staat van woonplaats aangewezen organen aan het eind van de periode van twee maanden ervan in kennis stelt dat het nog niet met de vaststelling kan instemmen of hierover een ander standpunt inneemt.
- 4.
Indien onzekerheid betreffende de vaststelling van de toepasselijke wetgeving noopt tot contacten tussen de organen of autoriteiten van twee of meer staten wordt, op verzoek van een of meer van de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken staat of staten aangewezen organen of van de bevoegde autoriteiten zelf, in onderling overleg vastgesteld welke wetgeving op de betrokkene van toepassing is, met inachtneming van artikel SSC.12 van dit protocol en de relevante bepalingen van artikel SSCI.13 van deze bijlage.
Indien er een meningsverschil bestaat tussen de betrokken organen of bevoegde autoriteiten, streven die instanties naar een akkoord overeenkomstig bovengenoemde voorwaarden en is artikel SSCI.6 van toepassing.
- 5.
Het bevoegde orgaan van de staat waarvan is vastgesteld dat de wetgeving voorlopig of definitief van toepassing is, stelt de betrokkene daar onverwijld van in kennis.
- 6.
Indien de betrokkene nalaat de in lid 1 vermelde informatie te verstrekken, wordt dit artikel toegepast op initiatief van het door de bevoegde autoriteit van de staat van woonplaats aangewezen orgaan, zodra het, eventueel via een ander betrokken orgaan, in kennis is gesteld van de situatie van de betrokkene.
Artikel SSCI.16. Verstrekking van informatie aan betrokkenen en werkgevers
- 1.
Het bevoegde orgaan van de staat waarvan de wetgeving op grond van titel II van dit protocol van toepassing wordt, informeert de betrokkene en waar passend zijn werkgever(s) over de in die wetgeving neergelegde verplichtingen. Het verleent hun de nodige hulp bij het vervullen van de op grond van die wetgeving verplichte formaliteiten.
- 2.
Op verzoek van de betrokkene of de werkgever verstrekt het bevoegde orgaan van de staat waarvan de wetgeving op grond van titel II van toepassing is, een verklaring dat die wetgeving van toepassing is en vermeldt het waar passend tot welke datum en onder welke voorwaarden.
Artikel SSCI.17. Samenwerking tussen organen
- 1.
De betrokken organen verstrekken het bevoegde orgaan van de staat waarvan de wetgeving op grond van titel II van dit protocol van toepassing is, de nodige gegevens voor de vaststelling van de datum waarop die wetgeving van toepassing wordt, alsook over de premies en bijdragen die de betrokkene en zijn werkgever(s) uit hoofde van die wetgeving verschuldigd zijn.
- 2.
Het bevoegde orgaan van de staat waarvan de wetgeving op een persoon van toepassing wordt op grond van titel II van dit protocol, stelt het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van de staat waarvan de wetgeving het laatst op die persoon van toepassing was, in kennis van de datum waarop de toepassing van de wetgeving ingaat.
Artikel SSCI.18. Samenwerking in geval van twijfel over de geldigheid van afgegeven documenten betreffende de toepasselijke wetgeving
- 1.
Bij twijfel over de geldigheid van een document waarop iemands situatie is vermeld met het oog op de toepasselijke wetgeving, of over de juistheid van de feiten waarop het document gebaseerd is, verzoekt het orgaan van de staat dat het document ontvangt het orgaan van afgifte om opheldering en waar passend om intrekking of correctie van het document. Het verzoekende orgaan motiveert zijn verzoek en verstrekt de relevante bewijsstukken die aanleiding tot het verzoek waren.
- 2.
Het orgaan van afgifte dat een dergelijk verzoek ontvangt, heroverweegt de gronden voor de afgifte van het document en gaat indien een fout wordt vastgesteld binnen 30 werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van het verzoek over tot de intrekking of correctie ervan. De intrekking of correctie heeft terugwerkende kracht. Indien er echter een risico bestaat op onevenredige gevolgen, en met name op het verlies van de status van verzekerde voor de gehele of een deel van de betreffende periode in de betrokken staat of staten, overwegen de staten een meer evenredige regeling te treffen. Indien het orgaan van afgifte op basis van de beschikbare bewijsstukken kan vaststellen dat de aanvrager van het document fraude heeft gepleegd, gaat het onverwijld en met terugwerkende kracht over tot de intrekking of correctie van het document.
Titel III. Bijzondere bepalingen voor verschillende categorieën prestaties
Hoofdstuk 1. Prestaties bij ziekte, en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen
Artikel SSCI.19. Algemene toepassingsbepalingen
- 1.
De bevoegde autoriteiten of organen zorgen ervoor dat alle noodzakelijke informatie betreffende de procedures en voorwaarden voor de toekenning van verstrekkingen ter beschikking van de verzekerden wordt gesteld wanneer zulke verstrekkingen worden ontvangen op het grondgebied van een andere staat dan die van het bevoegde orgaan.
- 2.
Niettegenstaande artikel SSC.6, punt a), van dit protocol kunnen de kosten van verstrekkingen overeenkomstig artikel SSC.20 van dit protocol, respectievelijk de artikelen SSC.21 tot en met SSC.27 van dit protocol, slechts dan ten laste komen van een staat indien de verzekerde uit hoofde van de wetgeving van die staat een aanvraag voor een pensioen heeft ingediend, respectievelijk een pensioen ontvangt.
Artikel SSCI.20. Toe te passen stelsel als er in de staat van de woon- of verblijfplaats meer dan één stelsel bestaat
Indien de wetgeving van de staat van de woon- of verblijfplaats voor meer dan één categorie verzekerden meer dan één verzekeringsstelsel voor ziekte en moederschap of vaderschap kent, worden voor de toepassing van artikel SSC.15, artikel SSC.17, lid 1, en de artikelen SSC.18, SSC.20, SSC.22 en SSC.24 van dit protocol de bepalingen van de wetgeving met betrekking tot het algemeen stelsel voor werknemers gevolgd.
Artikel SSCI.21. Woonplaats in een andere staat dan de bevoegde staat
- Procedure en draagwijdte van het recht
- 1.
Voor de toepassing van artikel SSC.15 van dit protocol zijn de verzekerde of zijn gezinsleden verplicht zich onverwijld te laten registreren bij het orgaan van de woonplaats. Hun recht op verstrekkingen in de staat van de woonplaats blijkt uit een verklaring die door het bevoegde orgaan op verzoek van de verzekerde of op verzoek van het orgaan van de woonplaats is verstrekt.
- 2.
Het in lid 1 bedoelde document blijft geldig totdat het bevoegde orgaan het orgaan van de woonplaats in kennis stelt van de intrekking ervan.
Het orgaan van de woonplaats stelt het bevoegde orgaan in kennis van iedere inschrijving uit hoofde van lid 1 en van iedere wijziging of schrapping daarvan.
- 3.
Dit artikel is mutatis mutandis van toepassing op de personen bedoeld in de artikelen SSC.20, SSC.22, SSC.23 en SSC.24 van dit protocol.
- Vergoeding van kosten
- 4.
Indien een persoon of zijn gezinsleden:
- a)
het in lid 1 bedoelde document hebben ontvangen,
- b)
dat document hebben laten registreren bij het orgaan van de woonplaats overeenkomstig lid 1, en
- c)
door of voor rekening van de persoon of leden van zijn gezin een gezondheidsbijdrage is betaald aan de staat van de woonplaats in het kader van een aanvraag voor een vergunning voor toegang, verblijf, arbeid of vestiging in die staat,
kunnen die persoon of leden van zijn gezin het orgaan van de staat van de woonplaats verzoeken om de betaalde gezondheidsbijdrage (naargelang het geval volledig of gedeeltelijk) te vergoeden.
- 5.
Indien een aanvraag overeenkomstig lid 1 wordt ingediend, neemt het orgaan van de staat van woonplaats een besluit over die aanvraag binnen drie kalendermaanden, te rekenen vanaf de dag waarop de aanvraag werd ontvangen, en vergoedt het de kosten overeenkomstig dit artikel.
- 6.
Indien de geldigheidsduur van het in lid 1 bedoelde document minder lang is dan de periode waarvoor de gezondheidsbijdrage is betaald, mag het vergoede bedrag niet meer bedragen dan het aandeel van de gezondheidsbijdrage dat betrekking heeft op de periode waarvoor het document was afgegeven.
- 7.
Indien de gezondheidsbijdrage voor rekening van een persoon op wie dit artikel van toepassing is, werd betaald door een andere persoon, kunnen de kosten aan die andere persoon worden vergoed.
Artikel SSCI.22. Verblijf in een andere dan de bevoegde staat
- Procedure en draagwijdte van het recht
- 1.
Voor de toepassing van artikel SSC.17 van dit protocol verstrekt de verzekerde de zorgverlener in de staat van verblijf een door het bevoegd orgaan uitgereikt document waaruit blijkt dat hij recht heeft op verstrekkingen. Indien de verzekerde niet in het bezit is van een dergelijk document, vraagt het orgaan van de verblijfplaats het document op verzoek of indien anderszins noodzakelijk bij het bevoegde orgaan op.
- 2.
Uit dat document, dat moet voldoen aan alle vereisten van aanhangsel SSCI.2, moet blijken dat de verzekerde volgens de voorwaarden van artikel SSC.17 van dit protocol recht heeft op verstrekkingen onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor verzekerden uit hoofde van de wetgeving van de staat van verblijf.
- 3.
Met de in artikel SSC.17, lid 1, van dit protocol genoemde verstrekkingen worden verstrekkingen bedoeld die in de staat van verblijf volgens zijn wetgeving worden verleend en die medisch noodzakelijk worden om te voorkomen dat de verzekerde vóór het einde van zijn geplande verblijf naar de bevoegde staat moet terugkeren om er de behandeling te ontvangen die hij nodig heeft.
- Procedure en regelingen voor de rechtstreekse betaling en/of vergoeding van verstrekkingen
- 4.
Indien de verzekerde de kosten van alle of een deel van de op grond van artikel SSC.17 van dit protocol verleende verstrekkingen zelf heeft betaald en indien de door het orgaan van de verblijfplaats toegepaste wetgeving voorziet in de mogelijkheid van vergoeding van die kosten aan de verzekerde, kan hij een verzoek om vergoeding aan het orgaan van de verblijfplaats richten. In dat geval vergoedt dat orgaan hem het bedrag van de kosten van de verstrekkingen rechtstreeks, binnen de grenzen en onder de voorwaarden van de volgens de wetgeving waaronder het orgaan valt geldende vergoedingstarieven.
- 5.
Indien het verzoek om vergoeding van zulke kosten niet rechtstreeks bij het orgaan van de verblijfplaats is ingediend, worden de kosten door het bevoegde orgaan aan de betrokkene vergoed tegen het vergoedingstarief dat het orgaan van de verblijfplaats in het betrokken geval toepast, dan wel ten bedrage van de vergoeding die door het orgaan van de verblijfplaats zou zijn uitbetaald indien artikel SSCI.47 van toepassing was geweest.
Het orgaan van de verblijfplaats is verplicht het bevoegde orgaan desgevraagd de nodige inlichtingen over die tarieven of bedragen te verstrekken.
- 6.
In afwijking van lid 5 kan het bevoegde orgaan de gemaakte kosten vergoeden binnen de grenzen en volgens de voorwaarden van de tarieven vastgesteld in zijn wetgeving, op voorwaarde dat de verzekerde ermee akkoord gaat dat deze bepaling op hem wordt toegepast.
- 7.
Indien de wetgeving van de staat van verblijf in het betreffende geval niet voorziet in vergoeding op grond van de leden 4 en 5, mag het bevoegde orgaan de gemaakte kosten binnen de grenzen en volgens de voorwaarden van de in zijn wetgeving vastgestelde tarieven vergoeden zonder instemming van de verzekerde.
- 8.
De vergoeding voor de verzekerde mag het bedrag van de werkelijk door hem gemaakte kosten nooit overschrijden.
- 9.
Indien het om aanzienlijke uitgaven gaat, kan het bevoegde orgaan een passend voorschot aan de verzekerde uitbetalen zodra hij de aanvraag tot vergoeding bij dat orgaan indient.
- Gezinsleden
- 10.
De leden 1 tot en met 9 zijn mutatis mutandis van toepassing op de gezinsleden van de verzekerde.
- Vergoeding van kosten voor studenten
- 11.
Indien een persoon:
- a)
in het bezit is van een in aanhangsel SSCI-2 bedoeld en door het bevoegde orgaan afgegeven document waaraan rechten kunnen worden ontleend;
- b)
door een instelling voor hoger onderwijs is aangenomen in een andere staat dan de bevoegde staat (‘staat van studie’) om een voltijdse studie te volgen die wordt afgesloten met een door die staat erkend getuigschrift van hoger onderwijs, waaronder een diploma, titel of doctorsgraad aan een instelling voor hoger onderwijs, eventueel voorafgegaan door een opleiding ter voorbereiding op dergelijk onderwijs overeenkomstig het nationale recht of verplichte opleiding;
- c)
gedurende de periode waarop de gezondheidsbijdrage betrekking heeft, geen werkzaamheden, al dan niet in loondienst, verricht of heeft verricht in de staat van studie; en
- d)
door of voor rekening van die persoon een gezondheidsbijdrage is betaald aan de staat van studie in het kader van een aanvraag voor een vergunning voor toegang, verblijf of vestiging in die staat voor het volgen van een voltijdse studie in die staat,
kan die persoon het orgaan van de staat van studie verzoeken om de betaalde gezondheidsbijdrage (naargelang het geval volledig of gedeeltelijk) te vergoeden.
- 12.
Indien een aanvraag overeenkomstig lid 11 wordt ingediend, verwerkt en regelt het orgaan van de staat van studie die aanvraag binnen een redelijke termijn, maar binnen zes kalendermaanden, te rekenen vanaf de dag waarop de aanvraag werd ontvangen, en vergoedt de kosten overeenkomstig dit artikel.
- 13.
Indien de geldigheidsduur van het in lid 11, punt a), bedoelde document waaraan rechten kunnen worden ontleend, minder lang is dan de periode waarvoor de gezondheidsbijdrage is betaald, is het vergoede bedrag van de gezondheidsbijdrage het betaalde bedrag dat overeenkomt met de geldigheidsduur van dat document.
- 14.
Indien de gezondheidsbijdrage voor rekening van een persoon op wie dit artikel van toepassing is, werd betaald door een andere persoon, kunnen de kosten aan die andere persoon worden vergoed.
- 15.
De leden 11 tot en met 14 zijn mutatis mutandis van toepassing op de gezinsleden van de betreffende persoon.
- 16.
Dit artikel treedt twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst in werking.
- 17.
Een persoon die in de periode tussen de inwerkingtreding van deze overeenkomst en de in lid 16 vermelde datum voldoet aan de voorwaarden van lid 11, kan bij de inwerkingtreding van dit artikel uit hoofde van lid 11 een vergoeding van de kosten met betrekking tot die periode aanvragen.
- 18.
In afwijking van artikel SSC.5, lid 1, kunnen door de staat van studie heffingen worden opgelegd overeenkomstig zijn nationale recht in verband met verstrekkingen die niet voldoen aan de criteria van artikel SSC.17, lid 1, punt a), en die worden verleend aan een persoon ten aanzien van wie gedurende zijn verblijf kosten zijn vergoed, voor de periode waarop die vergoeding betrekking heeft.
Artikel SSCI.23. Geplande geneeskundige verzorging
- Procedure tot het verlenen van een toestemming
- 1.
Voor de toepassing van artikel SSC.18, lid 1, van dit protocol legt de verzekerde een door het bevoegde orgaan verstrekt document over aan het orgaan van de verblijfplaats. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ‘bevoegd orgaan’ het orgaan dat de kosten van de geplande behandeling voor zijn rekening neemt verstaan; in de in artikel SSC.18, lid 4, en artikel SSC.25, lid 5, van dit protocol bedoelde gevallen, waarin de in de staat van de woonplaats toegekende verstrekkingen op basis van vaste bedragen worden vergoed, is het bevoegde orgaan het orgaan van de woonplaats.
- 2.
De verzekerde die niet in de bevoegde staat woont, verzoekt om de toestemming aan het orgaan van de woonplaats, dat het verzoek onverwijld aan het bevoegde orgaan doorzendt.
In dat geval geeft het orgaan van de woonplaats in een verklaring aan of in de staat van de woonplaats is voldaan aan de voorwaarden van artikel SSC.18, lid 2, tweede zin, van dit protocol.
De gevraagde toestemming kan door het bevoegde orgaan alleen geweigerd worden indien, overeenkomstig het oordeel van het orgaan van de woonplaats, in de staat van de woonplaats van de verzekerde niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel SSC.18, lid 2, tweede zin, van dit protocol, of indien dezelfde behandeling binnen een medisch verantwoorde termijn, gelet op de gezondheidstoestand van dat moment en het te verwachten ziekteverloop van de betrokkene, in de bevoegde staat zelf kan worden gegeven.
Het bevoegde orgaan stelt het orgaan van de woonplaats van zijn besluit in kennis.
Indien binnen de in de nationale wetgeving vastgestelde termijnen geen antwoord wordt ontvangen, wordt de toestemming geacht door het bevoegde orgaan te zijn verleend.
- 3.
Indien een niet in de bevoegde Partij woonachtige verzekerde een dringende levensreddende behandeling nodig heeft en de toestemming niet kan worden geweigerd overeenkomstig artikel SSC.18, lid 2, tweede zin, van dit protocol, wordt de toestemming door het orgaan van de woonplaats verleend namens het bevoegde orgaan, dat onmiddellijk door het orgaan van de woonplaats wordt ingelicht.
Het bevoegde orgaan aanvaardt de bevindingen en behandelingskeuzen van artsen die zijn erkend door het orgaan van de woonplaats dat toestemming verleent met betrekking tot de noodzaak van een dringende levensreddende behandeling.
- 4.
Tijdens de procedure voor het verlenen van de toestemming behoudt het bevoegde orgaan steeds de mogelijkheid de verzekerde door een door het orgaan gekozen arts in de Partij van de woon- of verblijfplaats te laten onderzoeken.
- 5.
Het orgaan van de verblijfplaats stelt, onverminderd een eventuele beslissing inzake de toestemming, het bevoegde orgaan in voorkomend geval ervan in kennis dat een aanvulling op de door de toestemming gedekte behandeling uit medisch oogpunt nodig blijkt.
- Rechtstreekse betaling van de door de verzekerde gemaakte kosten in verband met verstrekkingen
- 6.
- 7.
Indien de verzekerde de kosten voor een medische behandeling waarvoor toestemming is verleend geheel of gedeeltelijk zelf heeft betaald en de kosten die het bevoegde orgaan op grond van lid 6 verplicht is aan het orgaan van de verblijfplaats of aan de verzekerde zelf te vergoeden (werkelijke kostprijs) lager zijn dan de kosten die het voor dezelfde behandeling in de bevoegde staat zou hebben moeten dragen (fictieve kostprijs), vergoedt het bevoegde orgaan op verzoek de door de verzekerde gemaakte kosten van de behandeling tot het bedrag waarmee de fictieve kostprijs de werkelijke kostprijs overstijgt. Het vergoede bedrag mag evenwel niet hoger zijn dan de werkelijke kosten voor de verzekerde, waarbij ook rekening kan worden gehouden met het bedrag dat de verzekerde zou hebben moeten betalen indien de behandeling in de bevoegde staat had plaatsgevonden.
- Reis- en verblijfkosten in het kader van een geplande behandeling
- 8.
Indien toestemming is verleend voor een behandeling in een andere staat en de nationale wetgeving van het bevoegde orgaan voorziet in de vergoeding van de aan de behandeling verbonden reis- en verblijfkosten van de verzekerde, worden die kosten voor de betrokkene en zo nodig voor een begeleider door dat orgaan betaald.
- Gezinsleden
- 9.
De leden 1 tot en met 8 zijn mutatis mutandis van toepassing op de gezinsleden van de verzekerde.
Artikel SSCI.24. Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in het geval dat de woon- of verblijfplaats zich in een andere dan de bevoegde staat bevindt
- Door de verzekerde te volgen procedure
- 1.
Indien de wetgeving van de bevoegde staat voorschrijft dat de verzekerde een bewijs overlegt om in aanmerking te komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van artikel SSC.19, lid 1, van dit protocol, vraagt de verzekerde de arts van de staat van de woonplaats die zijn gezondheidstoestand heeft vastgesteld, om een bewijs van arbeidsongeschiktheid met vermelding van de vermoedelijke duur ervan.
- 2.
De verzekerde zendt het bewijs binnen de in de wetgeving van de bevoegde staat vastgestelde termijn aan het bevoegde orgaan toe.
- 3.
Indien door de behandelende artsen van de staat van de woonplaats geen bewijzen van arbeidsongeschiktheid worden afgegeven en die uit hoofde van de wetgeving van de bevoegde staat vereist zijn, wendt de betrokkene zich rechtstreeks tot het orgaan van de woonplaats. Dat orgaan zorgt er onmiddellijk voor dat de arbeidsongeschiktheid van de betrokkene medisch wordt beoordeeld en het in lid 1 bedoelde bewijs wordt uitgeschreven. Het bewijs wordt onverwijld naar het bevoegde orgaan doorgezonden.
- 4.
De doorzending van het in de leden 1, 2 en 3 bedoelde document ontslaat de verzekerde niet van de in de toepasselijke wetgeving vervatte verplichtingen, met name ten aanzien van de werkgever van die persoon. Waar passend kan de werkgever of het bevoegde orgaan de werknemer oproepen deel te nemen aan activiteiten om de terugkeer naar het arbeidsproces te bevorderen en te ondersteunen.
- Door het orgaan van de staat van de woonplaats te volgen procedure
- 5.
Als het bevoegde orgaan daarom verzoekt, verricht het orgaan van de woonplaats, overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving, de nodige administratieve controles of medische onderzoeken ten aanzien van de betrokkene. Het orgaan van de woonplaats zendt het verslag van de controlerend arts, waarin met name de vermoedelijke duur van de arbeidsongeschiktheid wordt vermeld, onverwijld aan het bevoegde orgaan toe.
- Door het bevoegde orgaan te volgen procedure
- 6.
Het bevoegde orgaan behoudt het recht de verzekerde te laten onderzoeken door een arts die het orgaan zelf heeft gekozen.
- 7.
Onverminderd artikel SSC.19, lid 1, tweede zin, van dit protocol, betaalt het bevoegde orgaan de uitkeringen rechtstreeks aan de betrokkene en stelt het, indien nodig, het orgaan van de woonplaats daarvan in kennis.
- 8.
Voor de toepassing van artikel SSC.19, lid 1, van dit protocol hebben de vermeldingen op het bewijs van arbeidsongeschiktheid van de verzekerde, dat in een andere staat op grond van de medische bevindingen van de controlerend arts of het controlerend orgaan is opgesteld, dezelfde juridische waarde als het in de bevoegde staat opgestelde bewijs.
- 9.
Indien het bevoegde orgaan besluit de uitkeringen te weigeren, stelt het de verzekerde en tegelijkertijd het orgaan van de woonplaats van zijn besluit in kennis.
- Procedure bij verblijf in een andere dan de bevoegde staat
- 10.
De leden 1 tot en met 9 zijn mutatis mutandis van toepassing wanneer de verzekerde in een andere dan de bevoegde staat verblijft.
Artikel SSCI.25. Premies en bijdragen ten laste van pensioengerechtigden
In het geval van een persoon die van meer dan één staat een pensioen ontvangt, is het bedrag van de op alle betaalde pensioenen geheven premies en bijdragen in geen geval hoger dan het bedrag dat geheven wordt ten aanzien van iemand die hetzelfde bedrag aan pensioenen van de bevoegde staat ontvangt.
Artikel SSCI.26. Bijzondere uitvoeringsmaatregelen
- 1.
Wanneer een persoon of een groep personen op verzoek is vrijgesteld van verplichte ziekteverzekering en die personen dus niet zijn gedekt door een ziekteverzekeringsstelsel waarop dit protocol van toepassing is, wordt het orgaan van een staat, louter ten gevolge van die vrijstelling, niet verantwoordelijk voor de kosten van de verstrekkingen of uitkeringen die uit hoofde van de artikelen SSC.15 tot en met SSC.30 van dit protocol aan die personen of hun gezinsleden worden verleend.
- 2.
Wanneer de in de lid 1 bedoelde personen en hun gezinsleden wonen in een staat waar het recht op verstrekkingen niet is onderworpen aan verzekeringsvoorwaarden of waar uitoefening van werkzaamheden, al dan niet in loondienst, daar geen voorwaarde voor is, zijn zij verantwoordelijk voor de betaling van de volledige kosten van de verstrekkingen die hun in hun staat van woonplaats worden gedaan.
Hoofdstuk 2. Prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten
Artikel SSCI.27. Recht op verstrekkingen en uitkeringen voor personen die in een andere dan de bevoegde staat wonen of verblijven
- 1.
Voor de toepassing van artikel SSC.31 van dit protocol zijn de in de artikelen SSCI.21 tot en met SSCI.24 van deze bijlage bedoelde procedures mutatis mutandis van toepassing.
- 2.
Indien uit hoofde van de nationale wetgeving van de staat van woonplaats of verblijf specifieke verstrekkingen worden gedaan in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten, stelt het orgaan van die staat het bevoegde orgaan daarvan onverwijld op de hoogte.
Artikel SSCI.28. Procedure in geval van een arbeidsongeval of beroepsziekte in een andere dan de bevoegde staat
- 1.
Indien een arbeidsongeval plaatsvindt of een beroepsziekte voor het eerst medisch wordt vastgesteld op het grondgebied van een andere dan de bevoegde staat, en de nationale wetgeving in een aangifte of kennisgeving voorziet, wordt de aangifte of de kennisgeving van het arbeidsongeval of van de beroepsziekte gedaan overeenkomstig de wetgeving van de bevoegde staat, waar passend onverminderd enige andersluidende toepasselijke wettelijke bepalingen die op het grondgebied van de staat waar het arbeidsongeval plaatsvond of waar de beroepsziekte voor het eerst medisch werd vastgesteld, gelden en die in dat geval van toepassing blijven. De aangifte of kennisgeving wordt gericht aan het bevoegde orgaan.
- 2.
Het orgaan van de staat op het grondgebied waarvan het arbeidsongeval plaatsvond of waar de beroepsziekte voor het eerst medisch werd vastgesteld, zendt aan het bevoegde orgaan de op het grondgebied van die staat opgestelde geneeskundige verklaringen toe.
- 3.
Indien wegens een ongeval op weg van of naar het werk dat op het grondgebied van een andere staat dan de bevoegde staat heeft plaatsgevonden, op dat grondgebied een onderzoek moet worden verricht om een mogelijk recht op de desbetreffende prestaties vast te stellen, kan het bevoegde orgaan daartoe een persoon aanwijzen, waarna het de autoriteiten van eerstgenoemde staat van die aanwijzing in kennis stelt. De organen werken samen om alle nuttige informatie te onderzoeken en om de verslagen en andere documenten in verband met het ongeval te raadplegen.
- 4.
Het bevoegde orgaan ontvangt, na afloop van de behandeling, op verzoek een uitvoerig verslag, vergezeld van de medische verklaringen betreffende de blijvende gevolgen van het ongeval of de ziekte en in het bijzonder de huidige toestand van de getroffene alsmede de genezing of de stabilisering van de letsels. De honoraria worden naargelang het geval betaald door het orgaan van de woonplaats of de plaats van verblijf overeenkomstig het door dat orgaan toegepaste tarief, maar komen voor rekening van het bevoegde orgaan.
- 5.
Op verzoek van het bevoegde orgaan van de woon- of de verblijfplaats geeft het bevoegde orgaan waar passend kennis van de beslissing waarin de datum van de genezing of van de stabilisering van de letsels wordt vastgesteld, alsmede, indien van toepassing, van de beslissing betreffende de toekenning van een uitkering.
Artikel SSCI.29. Geschillen naar aanleiding van de vraag of het ongeval of de ziekte al dan niet het gevolg is van de uitoefening van een beroep
- 1.
Indien het bevoegde orgaan betwist dat uit hoofde van artikel SSC.31, lid 2, van dit protocol de wetgeving inzake arbeidsongevallen of beroepsziekten van toepassing is, stelt het het orgaan van de woon- of van de verblijfplaats, dat de verstrekkingen heeft verleend daar onverwijld van in kennis; de verstrekkingen worden dan als verstrekkingen van de ziekteverzekering beschouwd.
- 2.
Wanneer hieromtrent een definitieve beslissing is genomen, stelt het bevoegde orgaan het orgaan van de woon- of de verblijfplaats dat de verstrekkingen heeft verleend, daar onverwijld van in kennis.
Indien niet is komen vast te staan dat van een arbeidsongeval of beroepsziekte sprake is, worden de verstrekkingen waarop de betrokkene recht heeft, voortgezet als verstrekkingen bij ziekte.
Indien is komen vast te staan dat sprake is van een arbeidsongeval of beroepsziekte, worden met ingang van de dag waarop het arbeidsongeval heeft plaatsgevonden of de beroepsziekte voor de eerste maal medisch werd vastgesteld, de aan betrokkene toegekende verstrekkingen beschouwd als verstrekkingen wegens arbeidsongeval of beroepsziekte.
- 3.
Artikel SSCI.6, lid 5, tweede alinea, is mutatis mutandis van toepassing.
Artikel SSCI.30. Procedure bij blootstelling aan het risico van een beroepsziekte in twee of meer staten
- 1.
In het geval als bedoeld in artikel SSC.33 van dit protocol wordt de aangifte of kennisgeving van de beroepsziekte doorgezonden aan het voor beroepsziekten bevoegde orgaan van de laatste staat onder de wetgeving waarvan de betrokkene werkzaamheden heeft verricht waardoor die beroepsziekte kon ontstaan.
Indien het orgaan waaraan de aangifte of kennisgeving was toegezonden, vaststelt dat werkzaamheden waardoor de betrokken beroepsziekte kon ontstaan het laatst onder de wetgeving van een andere staat zijn uitgeoefend, zendt het de aangifte of kennisgeving en alle daarbij gevoegde stukken aan het overeenkomstige orgaan van die staat door.
- 2.
Indien het orgaan van de staat onder de wetgeving waarvan de betrokkene laatstelijk een werkzaamheid heeft uitgeoefend waardoor de betreffende beroepsziekte kan ontstaan, vaststelt dat de betrokkene of zijn nabestaanden niet voldoen aan de voorwaarden van die wetgeving, bijvoorbeeld omdat de betrokkene in de betreffende staat nooit een werkzaamheid heeft uitgeoefend die de beroepsziekte heeft veroorzaakt of omdat de betreffende staat de ziekte niet als beroepszieke erkent, zendt dat orgaan de aangifte of kennisgeving en alle bijbehorende bescheiden, met inbegrip van de bevindingen en verslagen van het geneeskundig onderzoek dat door dat orgaan is verricht, onverwijld door aan het orgaan van de staat onder de wetgeving waarvan de getroffene voordien een werkzaamheid heeft verricht waardoor de betreffende beroepsziekte kan ontstaan.
- 3.
Waar passend kunnen de organen de in lid 2 bedoelde procedure hernemen, waarbij wordt teruggegaan tot aan het overeenkomstige orgaan van de staat onder de wetgeving waarvan de betrokkene het eerst werkzaamheden heeft verricht waardoor de bedoelde beroepsziekte kan ontstaan.
Artikel SSCI.31. Uitwisseling van inlichtingen tussen organen en betaling van voorschotten bij beroep tegen een afwijzende beslissing
- 1.
Indien beroep wordt ingesteld tegen een afwijzende beslissing van het orgaan van een staat onder de wetgeving waarvan de betrokkene werkzaamheden heeft verricht waardoor de betrokken beroepsziekte kan ontstaan, is dat orgaan verplicht het orgaan waaraan de aangifte of kennisgeving werd doorgestuurd daarvan in kennis te stellen volgens de procedure van artikel SSCI.30, lid 2, en het later, wanneer de definitieve beslissing genomen is, daarvan op de hoogte te stellen.
- 2.
Indien uit hoofde van de wetgeving die wordt toegepast door het orgaan waaraan de aangifte of kennisgeving werd doorgestuurd, het recht op uitkeringen is ingegaan, betaalt dat orgaan voorschotten waarvan het bedrag waar passend na raadpleging van het orgaan tegen welks beslissing beroep was ingesteld, wordt vastgesteld, en wel zodanig dat overbetaling wordt voorkomen. Het laatstgenoemde orgaan betaalt het bedrag van de uitbetaalde voorschotten terug indien het ingevolge het ingestelde beroep verplicht is de prestaties te verstrekken. Dat bedrag wordt dan ingehouden op het bedrag van de aan de belanghebbende verschuldigde prestaties, volgens de procedure van de artikelen SSCI.56 en SSCI.57.
- 3.
Artikel SSCI.6, lid 5, tweede alinea, is mutatis mutandis van toepassing.
Artikel SSCI.32. Verergering van een beroepsziekte
In de gevallen bedoeld in artikel SSC.34 van dit protocol is de aanvrager verplicht aan het orgaan van de staat tegenover hetwelk hij het recht op prestaties doet gelden, alle inlichtingen te verstrekken omtrent vroeger voor de bedoelde beroepsziekte toegekende prestaties. Dat orgaan kan zich ter verkrijging van de inlichtingen die het noodzakelijk acht, wenden tot elk ander orgaan dat eerder bevoegd is geweest.
Artikel SSCI.33. Beoordeling van de mate van ongeschiktheid bij een eerder of een later voorgekomen arbeidsongeval of beroepsziekte
Indien een eerdere of latere arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door een ongeval dat plaatsvond terwijl de betrokkene onderworpen was aan de wetgeving van een staat waarin geen onderscheid wordt gemaakt naar de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid, gaat het bevoegde orgaan van de betrokken staat of de instelling die door de bevoegde instantie van die staat daartoe is aangewezen, als volgt te werk:
- a)
op verzoek van het bevoegde orgaan van een andere staat verstrekt het inlichtingen over de mate van een eerdere of latere arbeidsongeschiktheid, alsmede, voor zover mogelijk, gegevens aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een arbeidsongeval in de zin van de door het orgaan van de andere staat toegepaste wetgeving;
- b)
houdt het, overeenkomstig de wetgeving die het toepast, bij de vaststelling van het recht op prestaties en van de hoogte daarvan, rekening met de mate van arbeidsongeschiktheid die in die eerdere of latere gevallen is ontstaan.
Artikel SSCI.34. Indiening en behandeling van een aanvraag om rente of aanvullende uitkeringen
De betrokkene of zijn nabestaanden die uit hoofde van de wetgeving van een staat een rente of een aanvullende uitkering willen ontvangen en op het grondgebied van een andere staat wonen, richten, naargelang het geval, een aanvraag tot het bevoegde orgaan, of tot het orgaan van de woonplaats, dat de aanvraag aan het bevoegde orgaan doorzendt.
De aanvraag bevat alle informatie die uit hoofde van de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving noodzakelijk is.
Hoofdstuk 3. Uitkeringen bij overlijden
Artikel SSCI.35. Aanvraag van uitkeringen bij overlijden
Voor de toepassing van de artikelen SSC.37 en SSC.38 van dit protocol wordt de aanvraag om uitkeringen bij overlijden ingediend bij het bevoegde orgaan dan wel bij het orgaan in de woonplaats van de aanvrager, dat de aanvraag aan het bevoegde orgaan toezendt.
De aanvraag bevat alle informatie die uit hoofde van de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving noodzakelijk is.
Hoofdstuk 4. Uitkeringen bij invaliditeit en ouderdoms- en nabestaandenpensioenen
Artikel SSCI.36. Aanvullende bepalingen voor de berekening van de uitkeringen
- 1.
Artikel SSCI.11, leden 3 tot en met 6, van deze bijlage is van toepassing op de berekening van het theoretische bedrag en het werkelijke bedrag van de uitkering overeenkomstig artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol.
- 2.
Indien uit hoofde van artikel SSCI.11, lid 3, van deze bijlage geen rekening is gehouden met tijdvakken van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, wordt het met die tijdvakken overeenkomende bedrag berekend door het orgaan van de staat onder de wetgeving waarvan die tijdvakken vervuld zijn, volgens de wetgeving die het toepast. Het overeenkomstig artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol berekende werkelijke bedrag van de uitkering wordt verhoogd met het bedrag dat overeenkomt met de tijdvakken van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering.
- 3.
Het orgaan van elke staat berekent volgens de wetgeving die het toepast het voor de tijdvakken van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering verschuldigde bedrag dat overeenkomstig artikel SSC.48, lid 3, punt c), van dit protocol niet aan de voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking van een andere staat is onderworpen.
Indien dat bedrag niet rechtstreeks kan worden bepaald omdat de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving verschillende waarden aan de verzekeringstijdvakken toekent, kan een fictief bedrag worden vastgesteld. Het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid bepaalt op gedetailleerde wijze hoe het fictieve bedrag wordt vastgesteld.
Artikel SSCI.37. Aanvragen om uitkeringen
- Indiening van aanvragen om ouderdoms- en nabestaandenpensioenen
- 1.
De aanvrager richt een aanvraag aan het orgaan van zijn woonplaats of aan het orgaan van de staat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen is geweest. Indien de betrokkene nooit onderworpen is geweest aan de door het orgaan van zijn woonplaats toegepaste wetgeving, zendt dat orgaan de aanvraag door aan het orgaan van de staat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen is geweest.
- 2.
De datum van indiening van de aanvraag geldt voor alle betrokken organen.
- 3.
Indien de aanvrager, hoewel hem daarom is verzocht, niet vermeldt dat hij in andere staten werkzaam is geweest of heeft gewoond, geldt in afwijking van lid 2 als datum van indiening van de aanvraag bij het orgaan dat de wetgeving toepast — onder voorbehoud van gunstiger bepalingen in die wetgeving — de datum waarop de aanvrager zijn oorspronkelijke aanvraag voltooit of een nieuwe aanvraag indient voor de ontbrekende tijdvakken van werkzaamheid, al dan niet in loondienst, en/of van wonen.
Artikel SSCI.38. Door de aanvrager bij de aanvraag te voegen stukken en gegevens
- 1.
De aanvraag wordt door de aanvrager ingediend volgens de bepalingen van de wetgeving die door het in artikel SSCI.37, lid 1, bedoelde orgaan wordt toegepast, en gaat vergezeld van de bij die wetgeving voorgeschreven bewijsstukken. Met name verstrekt de aanvrager alle beschikbare relevante gegevens en bewijsstukken betreffende de tijdvakken van verzekering (organen, identificatienummers) van werkzaamheden in loondienst (werkgevers) of anders dan in loondienst (aard en plaats van de werkzaamheden) en van wonen (adressen) die in voorkomend geval onder een andere wetgeving vervuld zijn, alsmede betreffende de duur van die tijdvakken.
- 2.
Indien de aanvrager overeenkomstig artikel SSC.45, lid 1, van dit protocol verzoekt om uitstel van de toekenning van ouderdomsuitkeringen uit hoofde van de wetgeving van een of meer staten, vermeldt hij dat in zijn aanvraag en specificeert hij uit hoofde van welke wetgeving hij om uitstel verzoekt. Om de aanvrager in de gelegenheid te stellen van dat recht gebruik te maken, delen de betrokken organen de aanvrager op diens verzoek alle gegevens mee waarover zij beschikken zodat hij zich een oordeel kan vormen over de gevolgen van de gelijktijdige of opeenvolgende toekenning van de uitkeringen waarop hij aanspraak kan maken.
- 3.
Indien een aanvrager uit hoofde van de wetgeving van een bepaalde staat een uitkeringsaanvraag intrekt, geldt dat niet als gelijktijdige intrekking van de uit hoofde van de wetgeving van een andere staat ingediende uitkeringsaanvragen.
Artikel SSCI.39. Behandeling van de aanvragen door de betrokken organen
- Contactorgaan
- 1.
Het orgaan waaraan de aanvraag overeenkomstig artikel SSCI.37, lid 1, is gericht of doorgezonden, wordt hierna als ‘contactorgaan’ aangeduid. Het orgaan van de woonplaats wordt niet als contactorgaan aangeduid indien de betrokkene nooit onderworpen is geweest aan de door dat orgaan toegepaste wetgeving.
Het als contactorgaan aangeduide orgaan behandelt de uitkeringsaanvraag uit hoofde van de wetgeving die het toepast; voorts bevordert het de gegevensuitwisseling, de mededeling van beslissingen en de verrichtingen die noodzakelijk zijn voor de behandeling van de aanvraag door de betrokken organen, verstrekt het de aanvrager op diens verzoek alle gegevens die relevant zijn voor de uit dit protocol voortvloeiende aspecten van de behandeling en houdt het de aanvrager op de hoogte van de voortgang daarvan.
- Behandeling van aanvragen om ouderdoms- en nabestaandenpensioenen
- 2.
Het contactorgaan zendt de uitkeringsaanvragen, alle documenten waarover het beschikt en, waar passend, de relevante door de aanvrager verstrekte documenten onverwijld door aan alle betrokken organen zodat al die organen tegelijkertijd met de behandeling van de aanvraag kunnen beginnen. Het contactorgaan stelt de andere organen in kennis van de tijdvakken van verzekering of van wonen die op grond van de wetgeving die het toepast zijn vervuld. Het contactorgaan vermeldt tevens welke documenten op een later tijdstip zullen worden verstrekt en vult de aanvraag zo spoedig mogelijk aan.
- 3.
Elk van de betrokken organen stelt het contactorgaan en de overige betrokken organen zo spoedig mogelijk in kennis van de tijdvakken van verzekering of van wonen die op grond van de wetgeving die het toepast zijn vervuld.
- 4.
Elk betrokken orgaan berekent het bedrag van de uitkeringen overeenkomstig artikel SSC.47 van dit protocol en stelt het contactorgaan en de overige betrokken organen in kennis van zijn beslissing, van het bedrag van de verschuldigde uitkeringen en van alle inlichtingen die nodig zijn voor de toepassing van de artikelen SSC.48 tot en met SSC.50 van dit protocol.
- 5.
Artikel SSCI.40. Kennisgeving van de beslissingen aan de aanvrager
- 1.
Elk orgaan stelt de aanvrager overeenkomstig de wetgeving die het toepast in kennis van de beslissing die het heeft genomen. In elke beslissing worden de toegestane rechtsmiddelen en beroepstermijnen vermeld. Zodra het contactorgaan in kennis is gesteld van de beslissing van elk orgaan, zendt het een samenvatting van die beslissingen aan de aanvrager en aan de overige betrokken organen toe. Een modelsamenvatting wordt opgesteld door het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid. De aanvrager krijgt de samenvatting toegezonden in de taal van het orgaan of, op verzoek van de aanvrager, in een taal naar zijn keuze, die ook het Engels kan zijn, dat als officiële taal van de Unie is erkend.
- 2.
Een aanvrager die na ontvangst van de samenvatting meent in zijn rechten te zijn benadeeld door de wisselwerking tussen de beslissingen van twee of meer organen, heeft het recht om, binnen de termijnen die daartoe in hun wetgeving zijn gesteld, de beslissingen van de betrokken organen te laten heroverwegen. De termijnen gaan in op de datum van ontvangst van de samenvatting. De aanvrager wordt schriftelijk in kennis gesteld van het resultaat van de heroverweging.
Artikel SSCI.41. Vaststelling van de mate van invaliditeit
Elk orgaan kan overeenkomstig de wetgeving die het toepast de aanvrager door een arts of andere deskundige van eigen keuze laten onderzoeken om de mate van invaliditeit te bepalen. Het orgaan van een staat houdt evenwel rekening met de documenten en medische rapporten alsmede met inlichtingen van administratieve aard die door het orgaan van andere staten zijn vergaard alsof die op zijn eigen grondgebied waren opgesteld.
Artikel SSCI.42. Voorlopige betalingen en voorschotten op uitkeringen
- 1.
Niettegenstaande artikel SSCI.7 van deze bijlage betaalt het orgaan dat overeenkomstig artikel SSC.47, lid 1, punt a), van dit protocol tijdens de behandeling van een uitkeringsaanvraag vaststelt dat de aanvrager uit hoofde van de door het orgaan toegepaste wetgeving recht heeft op een autonome uitkering, die uitkering onverwijld. Die betaling wordt als voorlopig beschouwd als het bedrag nog aan wijzigingen onderhevig kan zijn afhankelijk van het resultaat van de behandeling van de aanvraag.
- 2.
Indien uit de beschikbare inlichtingen blijkt dat de aanvrager recht heeft op een uitkering van een orgaan uit hoofde van artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol, betaalt dat orgaan hem een voorschot dat zo dicht mogelijk het bedrag benadert dat vermoedelijk uit hoofde van artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol zal worden uitbetaald.
- 3.
Elk orgaan dat uit hoofde van lid 1 of lid 2 verplicht is voorlopige uitkeringen of een voorschot te betalen, stelt de aanvrager daar onverwijld van in kennis, waarbij het uitdrukkelijk diens aandacht vestigt op het voorlopige karakter van de genomen maatregel en op de verhaalmiddelen die hem overeenkomstig de door het orgaan toegepaste wetgeving ter beschikking staan.
Artikel SSCI.43. Herberekening van uitkeringen
- 1.
- 2.
In geval van herberekening, intrekking of schorsing van de uitkering stelt het orgaan dat de beslissing heeft genomen de betrokkene daar onverwijld van in kennis; ook informeert dat orgaan alle organen ten aanzien waarvan de betrokkene een recht heeft.
Artikel SSCI.44. Maatregelen ter bespoediging van het proces rondom de pensioenberekening
- 1.
Teneinde de behandeling van aanvragen en de betaling van uitkeringen te vergemakkelijken en te bespoedigen, zullen de organen waarvan de wetgeving op een persoon van toepassing is geweest:
- a)
de identiteitsgegevens van personen die onderworpen raken aan de wetgeving van een andere staat uitwisselen met of beschikbaar stellen aan de organen van andere staten; tezamen zorgen zij ervoor dat die identiteitsgegevens bewaard blijven en overeenstemmen, of, indien dat niet mogelijk is, geven zij de betrokkenen rechtstreeks toegang tot hun identiteitsgegevens;
- b)
ruim voordat de minimale pensioengerechtigde of een in nationale wetgeving nader te bepalen leeftijd is bereikt, worden gegevens met betrekking tot de pensioenrechten van personen die onderworpen zijn geweest aan de wetgeving van twee of meer staten (vervulde tijdvakken of andere belangrijke elementen) uitwisselen met of beschikbaar stellen aan de betrokkenen en de organen van andere staten, of, indien dat niet mogelijk is, zullen de organen die personen inlichten over of in staat stellen zich vertrouwd te maken met hun toekomstige recht op uitkering.
- 2.
Voor de toepassing van lid 1 bepaalt het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid welke informatie wordt uitgewisseld of beschikbaar wordt gesteld en volgens welke procedures en mechanismen dat geschiedt, rekening houdend met de kenmerken, de administratieve en technische aspecten van de organisatie en de technologische middelen waarover de nationale pensioenregelingen beschikken. Het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid zorgt voor de tenuitvoerlegging van die pensioenregelingen door verder toe te zien op de genomen maatregelen en de toepassing daarvan.
- 3.
Voor de toepassing van lid 1 wordt de in dit artikel bedoelde informatie verstrekt aan het orgaan van de eerste staat waar een persoon een Persoonlijk Identificatienummer ten behoeve van het beheer van de sociale zekerheid heeft ontvangen.
Artikel SSCI.45. Coördinatiemaatregelen in de staten
- 1.
Onverminderd artikel SSC.46 van dit protocol worden in voorkomende gevallen de voorschriften van de nationale wetgeving toegepast aan de hand waarvan wordt bepaald welk orgaan verantwoordelijk is, welke regeling van toepassing is of welke verzekeringstijdvakken aan een specifieke regeling worden toegewezen, en worden uitsluitend de uit hoofde van de wetgeving van de bewuste staat vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking genomen.
- 2.
De bepalingen van dit protocol en deze bijlage laten de voorschriften van de nationale wetgeving voor de coördinatie tussen de bijzondere stelsels voor ambtenaren en het algemene stelsel voor werknemers onverlet.
Hoofdstuk 5. Werkloosheidsuitkeringen
Artikel SSCI.46. Samentelling van tijdvakken en berekening van de uitkering
- 1.
Artikel SSCI.11, lid 1, van deze bijlage is mutatis mutandis van toepassing op artikel SSC.56 van dit protocol. Onverminderd de onderliggende verplichtingen van de betrokken organen, kan de betrokkene aan het bevoegde orgaan een document overleggen dat is afgegeven door het orgaan van de staat aan de wetgeving waarvan de betrokkene tijdens zijn laatste al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden onderworpen was, en waarin de uit hoofde van die wetgeving vervulde tijdvakken zijn vermeld.
- 2.
Voor de toepassing van artikel SSC.57 van dit protocol, houdt het bevoegde orgaan van een staat waarvan in de wetgeving is bepaald dat de hoogte van de uitkering varieert naargelang het aantal gezinsleden, eveneens rekening met de gezinsleden van de betrokkene die in een andere staat wonen, alsof zij in de bevoegde staat woonden. Deze bepaling is niet van toepassing als in de staat waar de gezinsleden wonen een andere persoon recht heeft op een werkloosheidsuitkering bij de berekening waarvan met het aantal gezinsleden rekening is gehouden.
Titel IV. Financiële bepalingen
Hoofdstuk 1. Vergoeding van de kosten voor prestaties op grond van de artikelen SSC.30 en SSC.36 van dit protocol
Afdeling 1. Vergoeding op basis van de werkelijke uitgaven
Artikel SSCI.47. Beginselen
- 1.
Voor de toepassing van de artikelen SSC.30 en SSC.36 van dit protocol wordt het werkelijke bedrag van de uitgaven voor de verleende verstrekkingen door het bevoegde orgaan aan het orgaan dat genoemde verstrekkingen heeft verleend, vergoed, zoals dat bedrag uit de boekhouding van laatstgenoemd orgaan blijkt, behalve wanneer artikel SSCI.57 van deze bijlage van toepassing is.
- 2.
Indien het gehele of een gedeelte van het werkelijke bedrag van de uitgaven voor de in lid 1 bedoelde verstrekkingen niet blijkt uit de boekhouding van het orgaan dat die heeft verleend, wordt het te vergoeden bedrag bepaald op basis van een vast bedrag dat wordt vastgesteld op grond van alle relevante referenties die aan de beschikbare gegevens zijn ontleend. Het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid beoordeelt de grondslagen die voor de berekening van de vaste bedragen dienen, en stelt de hoogte ervan vast.
- 3.
Voor de vergoeding kunnen geen hogere tarieven in rekening worden gebracht dan die welke gelden voor de verstrekkingen verleend aan verzekerden die zijn onderworpen aan de wetgeving die wordt toegepast door het orgaan dat de in lid 1 bedoelde verstrekkingen heeft verleend.
Afdeling 2. Vergoeding op basis van vaste bedragen
Artikel SSCI.48. Vaststelling van de betrokken staat of staten
- 1.
De staten als bedoeld in artikel SSC.30, lid 2, van dit protocol waarvan de juridische of administratieve structuren van dien aard zijn dat vergoeding op grond van de werkelijke uitgaven niet passend is, worden vermeld in aanhangsel SSCI-3 bij deze bijlage.
- 2.
Voor de in aanhangsel SSCI-3 vermelde staten worden de bedragen van de verstrekkingen aan:
- a)
gezinsleden die niet in dezelfde staat als de verzekerde wonen, als bedoeld in artikel SSC.15 van dit protocol, en aan
- b)
gepensioneerden en hun gezinsleden, als bedoeld in artikel SSC.22, lid 1, en de artikelen SSC.23 en SSC.24 van dit protocol,
door de bevoegde organen vergoed aan de organen die die verstrekkingen hebben verleend, op basis van een voor elk kalenderjaar vastgesteld vast bedrag. Dat vaste bedrag moet het bedrag van de werkelijke uitgaven zo dicht mogelijk benaderen.
Artikel SSCI.49. Methode voor de berekening van de vaste maandelijkse bedragen en van het vaste totaalbedrag
- 1.
Voor elke crediteurstaat wordt het vaste maandelijkse bedrag per persoon (Fi) voor een kalenderjaar vastgesteld door de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon (Yi), opgesplitst per leeftijdsklasse (i), te delen door 12 en door op het resultaat een aftrek (X) toe te passen volgens de volgende formule:
Fi = Yi×1/12×(1−X)
waarbij:
- —
index i (waarden i = 1, 2 en 3) staat voor de drie leeftijdsklassen die voor de berekening van de vaste bedragen worden gehanteerd:
- —
i = 1: personen onder de 20 jaar,
- —
i = 2: personen tussen 20 en 64 jaar,
- —
i = 3: personen van 65 jaar en ouder;
- —
Yi staat voor de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon in leeftijdsklasse i, zoals gedefinieerd in lid 2;
- —
de coëfficiënt X (0,20 of 0,15) staat voor de toegepaste aftrek, zoals omschreven in lid 3.
- 2.
De gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon (Yi) in leeftijdsklasse i worden verkregen door de jaarlijkse uitgaven voor het totaal van de verstrekkingen die door de organen van de crediteurstaat zijn verleend aan alle personen van de betreffende leeftijdsklasse die onder zijn wetgeving vallen en op zijn grondgebied wonen, te delen door het gemiddelde aantal betrokkenen in die leeftijdsklasse in het kalenderjaar in kwestie. De berekening wordt gebaseerd op de uitgaven uit hoofde van de stelsels als bedoeld in artikel SSCI.20.
- 3.
De op het vaste maandelijkse bedrag toe te passen aftrek is in beginsel gelijk aan 20 % (X = 0,20). Die aftrek is gelijk aan 15 % (X = 0,15) voor gepensioneerden en hun gezinsleden wanneer de bevoegde staat niet in bijlage SSC-3 bij dit protocol wordt vermeld.
- 4.
Voor elke debiteurstaat is het vaste totaalbedrag voor een kalenderjaar de som van de producten die worden verkregen door in elke leeftijdsklasse i de vastgestelde vaste maandelijkse bedragen per persoon te vermenigvuldigen met het aantal maanden dat door de betrokkenen in de crediteurstaat in die leeftijdsklasse is vervuld.
Het aantal maanden dat door de betrokkenen in de crediteurstaat is vervuld is de som van de kalendermaanden in een kalenderjaar waarin de betrokkenen vanwege hun woonplaats op het grondgebied van de crediteurstaat in aanmerking kwamen voor verstrekkingen op dat grondgebied voor rekening van de debiteurstaat. Die maanden worden vastgesteld aan de hand van een inventaris die voor dat doel wordt bijgehouden door het orgaan van de woonplaats, zulks op basis van de door het bevoegde orgaan verstrekte bewijsstukken inzake de rechten van de rechthebbenden.
- 5.
Het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid kan een voorstel indienen met wijzigingen die nodig kunnen blijken om ervoor te zorgen dat de berekening van de vaste bedragen de werkelijke uitgaven zo dicht mogelijk benadert en dat de in lid 3 bedoelde aftrekken geen aanleiding geven tot onevenwichtige betalingen of dubbele betalingen voor de staten.
- 6.
Het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid bepaalt volgens welke methoden en op welke wijze de in dit artikel bedoelde factoren voor de berekening van de vaste bedragen worden vastgesteld.
Artikel SSCI.50. Kennisgeving van de gemiddelde jaarlijkse kosten
Het bedrag van de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon in elke leeftijdsklasse voor een bepaald jaar wordt uiterlijk aan het eind van het tweede jaar na het jaar in kwestie aan het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid meegedeeld. Indien die termijnen niet in acht worden genomen, wordt het bedrag gehanteerd van de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon dat het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid laatstelijk voor een jaar daarvoor heeft vastgesteld.
Afdeling 3. Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel SSCI.51. Procedure voor de vergoeding tussen organen onderling
- 1.
Vergoedingen tussen de staten vinden zo snel mogelijk plaats. Elk betrokken orgaan is verplicht de schuldvorderingen vóór de in deze afdeling vermelde termijnen te vergoeden zodra het daartoe in de mogelijkheid verkeert. Een betwisting betreffende een bepaalde schuldvordering mag de vergoeding van een andere schuldvordering of andere schuldvorderingen niet in de weg staan.
- 2.
De in de artikelen SSC.30 en SSC.36 van dit protocol bedoelde vergoedingen tussen de organen van de lidstaten en van het Verenigd Koninkrijk worden uitgekeerd via het verbindingsorgaan. Er kan worden voorzien in een afzonderlijk verbindingsorgaan voor vergoedingen uit hoofde van de artikelen SSC.30 en SSC.36 van dit protocol.
Artikel SSCI.52. Termijnen voor de indiening en betaling van schuldvorderingen
- 1.
De op basis van de werkelijke uitgaven vastgestelde schuldvorderingen worden uiterlijk 12 maanden na afloop van het kalenderhalfjaar waarin die vorderingen in de rekeningen van het crediteurorgaan zijn ingeschreven, bij het verbindingsorgaan van de debiteurstaat ingediend.
- 2.
De voor een kalenderjaar vastgestelde schuldvorderingen voor vaste bedragen worden bij het verbindingsorgaan van de debiteurstaat ingediend binnen 12 maanden na de maand waarin de gemiddelde kosten voor het jaar in kwestie door het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid zijn goedgekeurd. De inventarissen als bedoeld in artikel SSCI.49, lid 4, worden uiterlijk aan het eind van het jaar volgend op het referentiejaar ingediend.
- 3.
In het in artikel SSCI.7, lid 5, tweede alinea, van deze bijlage bedoelde geval begint de in de leden 1 en 2 van dit artikel vastgelegde termijn niet voordat het bevoegde orgaan is vastgesteld.
- 4.
Schuldvorderingen die na de in de leden 1 en 2 genoemde termijnen worden ingediend, worden niet in aanmerking genomen.
- 5.
De schuldvorderingen worden door het debiteurorgaan binnen 18 maanden na afloop van de maand waarin zij bij het verbindingsorgaan van de debiteurstaat zijn ingediend, betaald aan het in artikel SSCI.51 bedoelde verbindingsorgaan van de crediteurstaat. Dat geldt niet voor de schuldvorderingen die het debiteurorgaan om een gegronde reden binnen die termijn heeft afgewezen.
- 6.
Geschillen betreffende een schuldvordering worden uiterlijk binnen 36 maanden na de maand waarin de schuldvordering is ingediend, beslecht.
- 7.
Het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid faciliteert de definitieve afsluiting van de rekeningen in gevallen waarin er geen regeling binnen de in lid 6 vastgelegde termijn kan worden getroffen, en brengt op gemotiveerd verzoek van een van de partijen binnen zes maanden na de maand waarin de zaak aan hem is voorgelegd advies over een geschil uit.
Artikel SSCI.53. Moratoire rente en rente op voorschotten
- 1.
Vanaf het einde van de in artikel SSCI.52, lid 5, vastgelegde periode van 18 maanden, kan door het crediteurorgaan rente worden geïnd op openstaande schuldvorderingen, tenzij het debiteurorgaan binnen zes maanden na het einde van de maand waarin de schuldvordering is ingediend, een voorschot van ten minste 90 % van de totale schuldvordering ingediend op grond van artikel SSCI.52, lid 1 of lid 2, heeft betaald. Voor de gedeelten van de schuldvordering die buiten het voorschot vallen, kan enkel rente worden geïnd vanaf het einde van de periode van 36 maanden die is vastgelegd in artikel SSCI.53, lid 6.
- 2.
De rente wordt berekend op basis van de referentievoet die op haar belangrijkste herfinancieringsverrichtingen wordt toegepast door de financiële instelling die daartoe wordt aangewezen door het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid. De toegepaste referentievoet is de rentevoet die geldt op de eerste dag van de maand waarin de betaling is verschuldigd.
- 3.
Een verbindingsorgaan kan niet worden verplicht een voorschot als bedoeld in lid 1 te aanvaarden. Indien een verbindingsorgaan een dergelijk aanbod afwijst, heeft het crediteurorgaan evenwel niet meer het recht om moratoire rente in verband met de betrokken schuldvorderingen aan te rekenen buiten het bepaalde in de tweede zin van lid 1.
Artikel SSCI.54. Afsluiting van de jaarrekeningen
- 1.
De Partnerschapsraad stelt op basis van het verslag van het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid voor elk kalenderjaar een stand van de schuldvorderingen op. Daartoe delen de verbindingsorganen het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid binnen de door het Comité vastgestelde termijnen en op de door het Comité vastgestelde wijze het bedrag mede van de ingediende, betaalde of betwiste schuldvorderingen (crediteurpositie) enerzijds, en het bedrag van de ontvangen, betaalde of betwiste schuldvorderingen (debiteurpositie) anderzijds.
- 2.
De Partnerschapsraad kan elk onderzoek laten instellen dat nuttig is voor de controle op de statistische en boekhoudkundige gegevens, aan de hand waarvan de jaarlijkse stand van de schuldvorderingen bedoeld in lid 1 wordt opgesteld, met name om na te gaan of die gegevens in overeenstemming zijn met de voorschriften van deze titel.
Hoofdstuk 2. Terugvordering van ten onrechte verstrekte prestaties, terug- en invordering van voorlopige betalingen en premies, verrekening en bijstand bij terug- en invordering
Afdeling 1. Beginselen
Artikel SSCI.55. Gemeenschappelijke bepalingen
Voor de toepassing van artikel SSC.64 van dit protocol en binnen het bij dit artikel vastgestelde kader vindt de invordering van schuldvorderingen zoveel mogelijk plaats door middel van verrekening, zowel tussen de organen van de betrokken lidstaat en van het Verenigd Koninkrijk, als ten aanzien van de betrokken natuurlijke of rechtspersoon overeenkomstig de artikelen SSCI.56 tot en met SSCI.58 van deze bijlage. Wanneer de schuldvordering geheel of gedeeltelijk niet door middel van de verrekening kan worden geïnd, wordt het resterende deel van de verschuldigde bedragen ingevorderd overeenkomstig de artikelen SSCI.59 tot en met SSCI.69 van deze bijlage.
Afdeling 2. Verrekening
Artikel SSCI.56. Ten onrechte ontvangen prestaties
- 1.
Indien het orgaan van een staat aan een persoon onverschuldigd uitkeringen heeft verstrekt, kan dat orgaan, op de wijze en binnen de grenzen als bepaald in de door dat orgaan toegepaste wetgeving, het orgaan van de staat dat verantwoordelijk is voor het betalen van uitkeringen aan de betrokkene, verzoeken om, ongeacht de tak van de sociale zekerheid in het kader waarvan de uitkeringen worden betaald, het onverschuldigde bedrag in te houden op eventuele achterstallige of lopende betalingen aan de betrokkene. Het orgaan van de laatstgenoemde staat houdt het bedrag in op de wijze, onder de voorwaarden en binnen de grenzen die voor een dergelijke verrekeningsprocedure zijn bepaald overeenkomstig de wetgeving die door dat orgaan wordt toegepast alsof het door dat orgaan zelf te veel betaalde bedragen betreft, en maakt het ingehouden bedrag over aan het orgaan dat de onverschuldigde bedragen heeft uitbetaald.
- 2.
In afwijking van lid 1 kan het orgaan van een staat, indien het een persoon een onverschuldigd uitkeringsbedrag heeft uitbetaald bij de vaststelling of de herziening van een invaliditeitsuitkering of een oudersdoms- of nabestaandenpensioen op grond van titel III, hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4, van dit protocol, het orgaan van de staat dat verantwoordelijk is voor de betaling van een overeenkomstige uitkering aan de betrokkene, verzoeken het onverschuldigd betaalde bedrag in te houden op de aan de betrokken persoon verschuldigde achterstallige bedragen. Nadat het laatstgenoemde orgaan het orgaan dat een onverschuldigd bedrag heeft betaald op de hoogte heeft gesteld van die achterstallige betalingen, deelt het orgaan dat het onverschuldigde bedrag heeft betaald binnen twee maanden het verschuldigde bedrag mee. Indien het orgaan dat achterstallige bedragen verschuldigd is, de mededeling binnen de termijn ontvangt, draagt het het ingehouden bedrag over aan het orgaan dat de onverschuldigde bedragen had uitbetaald. Na het verstrijken van de termijn worden de achterstallige bedragen onverwijld aan de betrokkene uitbetaald.
- 3.
Indien een persoon in een staat sociale bijstand heeft genoten gedurende een tijdvak waarin betrokkenen uit hoofde van de wetgeving van een andere staat recht op prestaties had, kan het orgaan dat de bijstand heeft verleend en een wettelijk verhaalsrecht heeft ten aanzien van de uitkeringen die aan de betrokkene verschuldigd zijn, aan het orgaan van een andere staat dat prestaties aan hem verschuldigd is, verzoeken het voor bijstand uitgegeven bedrag in te houden op de sommen die die staat aan de betrokkene betaalt.
Deze bepaling is mutatis mutandis van toepassing op een gezinslid van een betrokken persoon dat op het grondgebied van een staat bijstand heeft genoten gedurende een tijdvak waarin de verzekerde vanwege dat gezinslid uit hoofde van de wetgeving van een andere staat recht op uitkeringen had.
Het orgaan van een staat dat een onverschuldigd bedrag aan bijstand heeft betaald, zendt een verklaring met daarin het hem verschuldigde bedrag aan het orgaan van de andere staat, dat dat bedrag inhoudt op de wijze, onder de voorwaarden en binnen de grenzen als voor een dergelijke verrekeningsprocedure is bepaald bij de door dat orgaan toegepaste wetgeving, en het ingehouden bedrag onverwijld overmaakt aan het orgaan dat het onverschuldigde bedrag had uitbetaald.
Artikel SSCI.57. Voorlopige betaalde uitkeringen of voorlopig betaalde premies
- 1.
Met het oog op de toepassing van artikel SSCI.6 stelt het orgaan dat voorlopige uitkeringen heeft betaald, ten laatste drie maanden nadat de toepasselijke wetgeving of het voor de betaling van de uitkeringen verantwoordelijke orgaan is vastgesteld, een verklaring op met daarin het bedrag dat voorlopig is betaald, en stuurt die verklaring aan het als bevoegd aangemerkte orgaan.
Het orgaan dat is aangemerkt als bevoegd voor de betaling van de uitkeringen, houdt het uit hoofde van de voorlopige betaling verschuldigde bedrag in op de achterstallige betalingen van de overeenkomstige uitkeringen die het aan de betrokkene verschuldigd is en maakt onverwijld het ingehouden bedrag over aan het orgaan dat de voorlopige uitkeringen heeft betaald.
Indien de voorlopig betaalde uitkeringen de achterstallige betalingen overtreffen of indien er geen achterstallige betalingen zijn, houdt het als bevoegd aangemerkte orgaan het bedrag in op de lopende betalingen onder de voorwaarden en binnen de grenzen als voor een dergelijke verrekeningsprocedure is bepaald uit hoofde van de wetgeving die door dat orgaan wordt toegepast, en maakt het het ingehouden bedrag onverwijld over aan het orgaan dat de voorlopige uitkeringen heeft betaald.
- 2.
Het orgaan dat van een rechtspersoon of natuurlijke persoon voorlopige premies heeft ontvangen, gaat pas over tot terugbetaling van de bedragen in kwestie aan de persoon welke die heeft betaald, nadat het bij het als bevoegd aangemerkte orgaan navraag heeft gedaan naar de bedragen die eventueel aan dat orgaan verschuldigd zijn uit hoofde van artikel SSCI.6, lid 4.
Op verzoek van het als bevoegd aangemerkte orgaan, dat uiterlijk drie maanden na de vaststelling van de toepasselijke wetgeving wordt ingediend, maakt het orgaan dat voorlopige premies heeft ontvangen, die premies aan dat orgaan over, opdat die worden verrekend met de over dezelfde periode door de betrokken rechtspersoon of natuurlijke persoon aan het voor de betrokken periode als bevoegd aangemerkte orgaan verschuldigde premies. De overgemaakte premies worden met terugwerkende kracht geacht betaald te zijn aan het als bevoegd aangemerkte orgaan.
Indien de voorlopig betaalde premies meer bedragen dan de betrokken natuurlijke of rechtspersoon aan het als bevoegd aangemerkte orgaan verschuldigd is, betaalt het orgaan dat de premies voorlopig had ontvangen, het teveel betaalde bedrag aan de betrokken natuurlijke of rechtspersoon terug.
Artikel SSCI.58. Kosten in verband met verrekening
Er worden geen kosten in rekening gebracht indien de schuld wordt ingevorderd volgens de verrekeningsmethode als bedoeld in de artikelen SSCI.56 en SSCI.57.
Afdeling 3. Terug- en invordering
Artikel SSCI.59. Definities en gemeenschappelijke bepalingen
- 1.
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
- a)
‘schuldvordering’: alle schuldvorderingen betreffende premies of onverschuldigd betaalde of verstrekte prestaties, met inbegrip van rente, boetes, administratieve sancties, en alle overige lasten en kosten in verband met de schuldvordering overeenkomstig de wetgeving van de staat waaruit de schuldvordering afkomstig is;
- b)
‘verzoekende partij’: voor iedere staat elk orgaan dat ten aanzien van een schuldvordering in bovenstaande zin om inlichtingen, kennisgeving dan wel invordering verzoekt;
- c)
‘aangezochte partij’: voor iedere staat elk orgaan waaraan een verzoek om informatie, kennisgeving dan wel een invordering kan worden gericht.
- 2.
De verzoeken en daaraan gerelateerde contacten tussen de staten vinden in de regel plaats via de aangewezen organen.
- 3.
De praktische toepassingsmaatregelen, waaronder die met betrekking tot artikel SSCI.4 en die tot vaststelling van het minimumbedrag waarop een verzoek om invordering betrekking kan hebben, worden genomen door het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid.
Artikel SSCI.60. Verzoek om inlichtingen
- 1.
Op verzoek van de verzoekende partij verstrekt de aangezochte partij alle inlichtingen die voor de verzoekende partij van nut kunnen zijn voor de invordering van haar schuldvordering.
- 2.
Teneinde die inlichtingen te verkrijgen, oefent de aangezochte partij de bevoegdheden uit waarin de wet- en regelgeving of administratieve praktijken die van toepassing zijn op de invordering van in de eigen staat ontstane soortgelijke schuldvorderingen voorzien. In het verzoek om inlichtingen worden de naam, het laatst bekende adres en eventuele andere relevante informatie voor de identificatie van de betrokken natuurlijke of rechtspersoon waarop de te verstrekken inlichtingen betrekking hebben, alsmede de aard en het bedrag van de schuldvordering uit hoofde waarvan het verzoek wordt ingediend, vermeld.
- 3.
De aangezochte partij is niet gehouden inlichtingen te verstrekken:
- a)
die zij niet zou kunnen verkrijgen voor de invordering van soortgelijke schuldvorderingen, ontstaan op het grondgebied waar zij gevestigd is;
- b)
waarmee een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim zou worden onthuld; of
- c)
waarvan mededeling de veiligheid of de openbare orde van een staat zou kunnen aantasten.
- 4.
De aangezochte partij stelt de verzoekende partij op de hoogte van de redenen voor het weigeren van een verzoek om inlichtingen.
Artikel SSCI.61. Kennisgeving
- 1.
Op verzoek van de verzoekende partij gaat de aangezochte partij volgens de op haar eigen grondgebied voor de kennisgeving van gelijkaardige akten en beslissingen geldende regels over tot kennisgeving aan de geadresseerde van alle akten en beslissingen, met inbegrip van de gerechtelijke, met betrekking tot een schuldvordering of de invordering daarvan, die uit de staat van de verzoekende partij afkomstig zijn.
- 2.
In het verzoek tot kennisgeving worden de naam en het adres van de betrokken geadresseerde en alle andere relevante informatie met betrekking tot diens identiteit waartoe de verzoekende partij normaliter toegang heeft, de aard en het onderwerp van de akte of beslissing waarvan kennisgeving wordt gedaan, en, indien noodzakelijk, naam en adres van de debiteur en alle andere relevante informatie betreffende zijn identiteit en de in de akte of de beslissing bedoelde schuldvordering, alsmede alle andere nuttige inlichtingen, vermeld.
- 3.
De aangezochte partij stelt de verzoekende partij onverwijld op de hoogte van het gevolg dat aan het verzoek tot kennisgeving is gegeven en in het bijzonder van de datum waarop de akte of de beslissing aan de geadresseerde is toegezonden.
Artikel SSCI.62. Verzoek tot terug- of invordering
- 1.
Op verzoek van de verzoekende partij gaat de aangezochte partij over tot invordering van de schuldvorderingen waarvoor een door de verzoekende partij afgegeven titel voor het nemen van executiemaatregelen bestaat, voor zover toegestaan volgens en overeenkomstig de in de staat van de aangezochte partij geldende wettelijke bepalingen en administratieve praktijken.
- 2.
De verzoekende partij kan slechts een verzoek tot invordering indienen:
- a)
indien zij de aangezochte partij ook een officieel exemplaar of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de titel voor het nemen van executiemaatregelen in de staat van de verzoekende partij verstrekt, behalve in gevallen waarin artikel SSCI.64, lid 3, wordt toegepast;
- b)
indien de schuldvordering of de executoriale titel niet worden betwist in de eigen staat;
- c)
indien zij in de eigen staat de daartoe ter beschikking staande passende invorderingsprocedures heeft ingesteld welke op grond van de in lid 1 bedoelde titel kunnen worden uitgevoerd, en de genomen maatregelen niet tot volledige betaling van de schuldvordering zullen leiden;
- d)
indien de in haar eigen wetgeving vastgestelde verjaringstermijn nog niet is overschreden.
- 3.
In het verzoek tot invordering worden vermeld:
- a)
naam, adres en alle andere relevante informatie betreffende de identiteit van de betrokken natuurlijke of rechtspersoon of de identiteit van de derde die houder is van de aan die persoon toebehorende vermogensbestanddelen;
- b)
naam, adres en alle andere relevante informatie betreffende de identiteit van de verzoekende partij;
- c)
een verwijzing naar de executoriale titel die is afgegeven in de staat van de verzoekende partij;
- d)
aard en bedrag van de schuldvordering, met inbegrip van hoofdsom, rente, boetes en administratieve sancties en alle overige lasten en kosten, uitgedrukt in de valuta's van de staat of staten van de verzoekende en van de aangezochte partij;
- e)
de datum waarop de verzoekende partij of de aangezochte partij de geadresseerde van de titel in kennis heeft gesteld;
- f)
de datum met ingang waarvan en de periode gedurende welke de executie mogelijk is volgens het geldende recht van de staat van de verzoekende partij;
- g)
alle overige relevante informatie.
- 4.
Het verzoek tot invordering bevat voorts een verklaring waarin de verzoekende partij bevestigt dat aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan.
- 5.
De aangezochte partij doet alle nuttige inlichtingen die haar bereiken met betrekking tot de zaak die de aanleiding was voor het verzoek tot invordering, onverwijld aan de aangezochte partij toekomen.
Artikel SSCI.63. Executoriale titel van de schuldvordering
- 1.
Overeenkomstig artikel SSC.64, lid 2, van dit protocol wordt de executoriale titel van de schuldvordering rechtstreeks erkend en automatisch behandeld als een executoriale titel van een schuldvordering uit de staat van de aangezochte partij.
- 2.
Niettegenstaande lid 1 kan de executoriale titel van de schuldvordering, waar passend en volgens de bepalingen die van toepassing zijn in de staat van de aangezochte partij, worden bekrachtigd als, erkend als, aangevuld met of vervangen door een op het grondgebied van die staat geldende executoriale titel.
Tenzij de derde alinea van dit lid van toepassing is, spannen de staat of staten zich in om binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek tot invordering de formaliteiten betreffende bekrachtiging, erkenning, aanvulling of vervanging van de titel te vervullen. De staten kunnen het vervullen daarvan niet weigeren indien de executoriale titel in behoorlijke vorm is opgesteld. De aangezochte partij stelt de verzoekende partij in kennis van de redenen waarom de periode van drie maanden niet kan worden nageleefd.
Indien het vervullen van één van die formaliteiten aanleiding geeft tot een geschil in verband met de schuldvordering of de door de verzoekende partij afgegeven executoriale titel, is artikel SSCI.65 van toepassing.
Artikel SSCI.64. Wijze en termijn van betaling
- 1.
De invordering geschiedt in de valuta van de staat van de aangezochte partij. De aangezochte partij maakt het volledige door haar ingevorderde bedrag van de schuldvordering aan de verzoekende partij over.
- 2.
De aangezochte partij kan, indien de in haar staat geldende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen dat toelaten, en na raadpleging van de verzoekende partij, aan de debiteur uitstel van betaling verlenen of een betaling in termijnen toestaan. De door de aangezochte partij uit hoofde van dat uitstel van betaling geïnde rente wordt eveneens aan de verzoekende partij overgemaakt.
- 3.
Met ingang van de datum waarop de executoriale titel van de schuldvordering rechtstreeks is erkend overeenkomstig artikel SSCI.63, lid 1, ofwel is bekrachtigd, erkend, aangevuld of vervangen overeenkomstig artikel SSCI.63, lid 2, wordt rente aangerekend wegens niet-tijdige betaling uit hoofde van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in de staat van de aangezochte partij van toepassing zijn, en wordt die rente aan de verzoekende partij overgemaakt.
Artikel SSCI.65. Betwisting met betrekking tot de schuldvordering of de executoriale titel van de schuldvorderingen of betwisting met betrekking tot de uitvoeringsmaatregelen
- 1.
Indien gedurende de invorderingsprocedure de schuldvordering of de in de staat van de verzoekende partij afgegeven executoriale titel door een belanghebbende partij wordt betwist, wordt de rechtsvordering door die partij voor de bevoegde instanties van de staat van de verzoekende partij gebracht overeenkomstig de in die laatste staat geldende rechtsregels. De verzoekende partij stelt de aangezochte partij onverwijld in kennis van die rechtsvordering. Bovendien kan de belanghebbende partij de aangezochte partij over de rechtsvordering inlichten.
- 2.
Zodra de aangezochte partij de in lid 1 bedoelde kennisgeving of informatie heeft ontvangen, hetzij van de verzoekende, hetzij van de belanghebbende partij, schorst zij de executieprocedure in afwachting van de beslissing van de op dat gebied bevoegde instantie, tenzij de verzoekende partij overeenkomstig de tweede alinea van dit lid anders verzoekt. Indien de aangezochte partij dat nodig acht, en onverminderd artikel SSCI.68, kan zij overgaan tot het nemen van conservatoire maatregelen om de invordering te waarborgen, voor zover de in haar staat geldende wet- of regelgeving zulks toestaan voor soortgelijke schuldvorderingen.
Niettegenstaande de eerste alinea kan de verzoekende partij overeenkomstig de in haar staat geldende wet- en regelgeving en administratieve praktijken de aangezochte partij verzoeken een betwiste schuldvordering in te vorderen, mits de desbetreffende in de staat van de aangezochte partij geldende wet- en regelgeving en administratieve praktijken zulks toelaten. Indien de uitkomst van die betwisting vervolgens voor de schuldenaar gunstig uitvalt, is de verzoekende partij gehouden tot terugbetaling van elk ingevorderd bedrag, vermeerderd met de vergoedingen die overeenkomstig de in de staat van de aangezochte partij geldende wetgeving verschuldigd kunnen zijn.
- 3.
Wanneer de betwisting betrekking heeft op uitvoeringsmaatregelen die zijn getroffen in de staat van de aangezochte partij, wordt de rechtsvordering voor de passende instantie van die staat gebracht, overeenkomstig de wet- en regelgeving van die staat.
- 4.
Wanneer de passende instantie waarvoor de rechtsvordering overeenkomstig lid 1 is gebracht, een gewone of administratieve rechtbank is, vormt de uitspraak van die rechtbank, voor zover zij gunstig is voor de verzoekende partij en zij het mogelijk maakt om de schuldvordering in de staat waar de verzoekende partij gevestigd is, in te vorderen, de ‘executoriale titel’ in de zin van de artikelen SSCI.62 en SSCI.63, en wordt de schuldvordering op basis van die uitspraak ingevorderd.
Artikel SSCI.66. Beperkingen van de bijstand
- 1.
De aangezochte partij is niet gehouden:
- a)
de in de artikelen SSCI.62 tot en met SSCI.65 genoemde bijstand te verlenen, indien de invordering van de schuldvordering vanwege de situatie van de debiteur in de staat van de aangezochte partij ernstige moeilijkheden van economische of sociale aard zou opleveren, voor zover de wet- en regelgeving of administratieve praktijken die gelden in de staat van de aangezochte partij zulks toelaten voor soortgelijke binnenlandse schuldvorderingen;
- b)
de in de artikelen SSCI.60 tot en met SSCI.65 bedoelde bijstand te verlenen, indien het eerste verzoek uit hoofde van de artikelen SSCI.60 tot en met SSCI.62 betrekking heeft op schuldvorderingen die meer dan vijf jaar bestaan, te rekenen vanaf het tijdstip van vaststelling van de executoriale titel overeenkomstig de wet- en regelgeving of administratieve praktijken die gelden in de staat van de verzoekende partij, tot de datum van het verzoek. In gevallen waarin de schuldvordering of de titel wordt betwist, wordt de termijn evenwel berekend vanaf het tijdstip waarop de staat van de verzoekende partij vaststelt dat de schuldvordering of executoriale titel van de schuldvordering niet langer kan worden betwist.
- 2.
De aangezochte partij stelt de verzoekende partij op de hoogte van de redenen voor afwijzing van het verzoek om bijstand.
Artikel SSCI.67. Verjaring
- 1.
Vraagstukken met betrekking tot de verjaring worden als volgt geregeld:
- a)
wat de schuldvordering en de executoriale titel betreft, volgens de geldende wetgeving van de staat van de verzoekende partij; en
- b)
wat de uitvoeringsmaatregelen in de staat van de aangezochte partij betreft, volgens de geldende wetgeving van de staat van de aangezochte partij.
De verjaring overeenkomstig de geldende wetgeving van de staat van de aangezochte partij begint te lopen op de dag waarop de titel rechtstreeks is erkend dan wel is bekrachtigd, erkend, aangevuld of vervangen overeenkomstig artikel SSCI.63.
- 2.
De overeenkomstig een verzoek om bijstand door de aangezochte partij genomen maatregelen tot invordering van schuldvorderingen, die, indien zij door de verzoekende partij zouden zijn genomen, tot gevolg zouden hebben gehad dat de verjaring volgens de rechtsregels die gelden in de staat waar de verzoekende partij is gevestigd, zou zijn geschorst of onderbroken, worden, voor wat dat gevolg betreft, beschouwd als te zijn genomen in die laatste staat.
Artikel SSCI.68. Conservatoire maatregelen
Op met redenen omkleed verzoek van de verzoekende partij gaat de aangezochte partij over tot het nemen van conservatoire maatregelen teneinde de invordering van een schuldvordering te waarborgen, voor zover de in de staat van de aangezochte partij geldende wet- en regelgeving zulks toestaan.
Voor de uitvoering van de eerste alinea zijn de artikelen SSCI.62, SSCI.63, SSCI.65 en SSCI.66 mutatis mutandis van toepassing.
Artikel SSCI.69. Kosten in verband met de invordering
- 1.
De aangezochte partij verricht de invordering bij de betrokken natuurlijke of rechtspersoon en houdt daarbij overeenkomstig de in de staat van de aangezochte partij ten aanzien van vergelijkbare schuldvorderingen geldende wet- en regelgeving alle door haar in verband met de invordering gemaakte kosten in.
- 2.
De wederzijdse bijstand die uit hoofde van deze afdeling wordt verstrekt is in de regel kosteloos. Wanneer zich echter bij een invordering een bijzonder probleem voordoet of de kosten zeer hoog zijn, kunnen de verzoekende en de aangezochte partij per geval specifieke afspraken maken over de modaliteiten van de vergoeding.
De staat van de verzoekende partij blijft ten opzichte van de staat van de aangezochte partij aansprakelijk voor de kosten en mogelijke verliezen die het gevolg zijn van vorderingen die niet gerechtvaardigd zijn bevonden wat de gegrondheid van de schuldvordering of de geldigheid van de door de verzoekende partij afgegeven titel betreft.
Titel V. Diverse bepalingen, overgangs- en slotbepalingen
Artikel SSCI.70. Geneeskundig onderzoek en administratieve controle
- 1.
Onverminderd andere specifieke bepalingen wordt, indien een rechthebbende op of aanvrager van prestaties, dan wel een lid van diens gezin, op het grondgebied van een andere staat woont of verblijft dan die waar zich het debiteurorgaan bevindt, het geneeskundig onderzoek op verzoek van laatstgenoemd orgaan verricht door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de rechthebbende, volgens de procedures die zijn vastgelegd in de door dat orgaan toegepaste wetgeving.
Het debiteurorgaan stelt het orgaan van de woon- of verblijfplaats in kennis van eventuele bijzondere vereisten waaraan moet worden voldaan en van de aspecten waaraan in het geneeskundig onderzoek aandacht moet worden besteed.
- 2.
Het orgaan van de woon- of verblijfplaats doet aan het debiteurorgaan dat om het geneeskundig onderzoek heeft verzocht een rapport toekomen. Dat orgaan is gebonden door de bevindingen van het orgaan van de woon- of verblijfplaats.
Het debiteurorgaan behoudt zich het recht voor de rechthebbende door een arts van zijn keuze te laten onderzoeken. De rechthebbende kan echter alleen worden verzocht zich naar de staat van het debiteurorgaan te begeven, indien de rechthebbende in staat is de reis te ondernemen zonder dat dat de gezondheid van de rechthebbende schaadt en mits reis- en verblijfkosten voor rekening komen van het debiteurorgaan.
- 3.
Indien een rechthebbende op of aanvrager van prestaties, of een lid van diens gezin, op het grondgebied van een andere staat woont of verblijft dan die waar zich het debiteurorgaan bevindt, wordt de administratieve controle op verzoek van dat orgaan uitgeoefend door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de rechthebbende.
Lid 2 is eveneens van toepassing.
- 4.
In afwijking van het in artikel SSC.59, lid 3, van dit protocol neergelegde beginsel van kosteloze administratieve samenwerking worden de daadwerkelijke uitgaven voor de in dit artikel genoemde controles door het debiteurorgaan dat om de controles had verzocht terugbetaald aan het orgaan dat werd verzocht de controles uit te voeren.
Artikel SSCI.71. Kennisgevingen
- 1.
De staten stellen het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid in kennis van de gegevens betreffende de instanties en entiteiten als bedoeld in artikel SSC.1 van dit protocol en artikel SSCI.1, lid 2, punten a) en b), van deze bijlage en van de overeenkomstig deze bijlage aangewezen organen.
- 2.
De in lid 1 bedoelde instanties krijgen de beschikking over een elektronische identiteit in de vorm van een identificatiecode en een elektronisch adres.
- 3.
Het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid stelt de structuur, de inhoud en de exacte wijze waarop de in lid 1 bedoelde kennisgeving geschiedt, inclusief de gemeenschappelijke vorm en het model van de kennisgeving, vast.
- 4.
Voor de uitvoering van dit protocol kan het Verenigd Koninkrijk deelnemen aan het systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens betreffende sociale zekerheid en draagt het de daaraan verbonden kosten.
- 5.
De staten zijn ervoor verantwoordelijk dat de in lid 1 bedoelde informatie actueel blijft.
Artikel SSCI.72. Informatie
Het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid stelt de informatie op die de betrokken partijen nodig hebben om hun rechten te kennen en te weten aan welke administratieve formaliteiten zij moeten voldoen om die rechten te doen gelden. Die informatie wordt bij voorkeur op elektronische wijze verspreid, door ze online te publiceren op openbaar toegankelijke websites. Het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid draagt er zorg voor dat de informatie regelmatig wordt bijgewerkt en ziet toe op de kwaliteit van de aan klanten verleende diensten.
Artikel SSCI.73. Valutaomrekening
Voor de toepassing van dit protocol en deze bijlage is de wisselkoers tussen twee valuta's de referentiekoers die wordt bekendgemaakt door de financiële instelling die daartoe wordt aangewezen door het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid. De peildatum voor de berekening van de wisselkoers wordt vastgesteld door het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid.
Artikel SSCI.74. Uitvoeringsbepalingen
Het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid kan verdere richtsnoeren vaststellen voor de uitvoering van dit protocol en van deze bijlage.
Artikel SSCI.75. Tijdelijke bepalingen inzake formulieren en documenten
- 1.
Alle formulieren en documenten die door de bevoegde organen zijn afgegeven in het onmiddellijk voor de inwerkingtreding van dit protocol gebruikte formaat, zijn gedurende een overgangsperiode, waarvan het einde wordt overeengekomen door het Gespecialiseerd Comité voor de coördinatie van de sociale zekerheid, geldig voor de toepassing van dit protocol, en blijven waar passend gebruikt worden voor de uitwisseling van informatie tussen bevoegde organen. Al die formulieren en documenten die voor en tijdens die overgangsperiode zijn afgegeven, blijven geldig tot hun vervaldatum of tot zij worden ingetrokken.
- 2.
Tot de overeenkomstig lid 1 geldige formulieren en documenten behoren:
- a)
namens het Verenigd Koninkrijk afgegeven Europese ziekteverzekeringskaarten, die voor de toepassing van artikel SSC.17 en artikel SSC.25, lid 1, van dit protocol en artikel SSCI.22 van deze bijlage blijven gelden als documenten waaraan rechten kunnen worden ontleend; en
- b)
draagbare documenten waaruit de socialezekerheidssituatie van een persoon blijkt, zoals vereist voor de uitvoering van dit protocol.
Aanhangsel SSCI-1
Aanhangsel SSCI-2
Aanhangsel SSCI-3