o.m. Hoge Raad 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768, r.ov 4.1.2.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 24-11-2020, nr. 200.265.601
ECLI:NL:GHARL:2020:9681, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
24-11-2020
- Zaaknummer
200.265.601
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2020:9681, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 24‑11‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1081, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
ECLI:NL:GHARL:2020:5795, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 21‑07‑2020
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑11‑2020
Inhoudsindicatie
Reisovereenkomst. Welke vennootschappen kunnen worden aangemerkt als reisorganisator? Reizigers moeten ter plekke accommodaties betalen, die niet zijn voldaan door reisorganisatie. Wanprestatie van reisorganisator; geen overmacht in de zin van artikel 7: 504 (oud) BW. Bestuurder van vennootschappen aansprakelijk voor schade uit wanprestatie en door gebrek aan verhaal. Tussenkomst in hoger beroep door partners reizigers wegens gederfd reisgenot.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.265.601
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, NL17.11593)
arrest van 24 november 2020
in de hoofdzaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Aeroplus Aviation Software B.V.,
gevestigd te Eemnes,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SACP International B.V.,
gevestigd te Eemnes,
3. [appellant3/verweerder3 in incident],
wonende te [A] ,
appellanten,
hierna: Aeroplus, SACP en [appellant3/verweerder3 in incident] ,
advocaat: mr. Y.A. Wehrmeijer,
tegen
1. [geïntimeerde1] ,
wonende te [B] (België),
2. [geïntimeerde2],
wonende te [C] (België),
3. [geïntimeerde3],
wonende te [D] (China),
geïntimeerden,
hierna: [geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] , gezamenlijk te noemen de piloten,
advocaat: mr. J.B.J. van der Kolk,
en in het incident tot tussenkomst van:
1. [eiser1 in incident] ,
wonende te [B] (België),
2. [eiser2 in incident],
wonende te [C] (België),
3. [eiser3 in incident],
wonende te [D] (China),
eiseressen in het incident tot tussenkomst,
hierna: de partners,
advocaat: mr. J.B.J. van der Kolk,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Aeroplus Aviation Software B.V.,
gevestigd te Eemnes,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SACP International B.V.,
gevestigd te Eemnes,
3. [appellant3/verweerder3 in incident],
wonende te [A] ,
verweerders in het incident tot tussenkomst,
hierna: Aeroplus, SACP en [appellant3/verweerder3 in incident] ,
advocaat: mr. Y.A. Wehrmeijer.
1. Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
1.1
Het hof neemt de inhoud over van het arrest in de incidenten van 21 juli 2020. In dat arrest zijn beslissingen genomen over twee incidenten die Aeroplus, SACP en [appellant3/verweerder3 in incident] hebben opgeworpen. Hun vorderingen tot schorsing van executie van het bestreden vonnis en tot verstrekking van bepaalde stukken zijn afgewezen en zij zijn in de kosten van die incidenten veroordeeld. De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een antwoordconclusie in het incident tot tussenkomst dat door de partners van de piloten is geopend.
1.2
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de antwoordmemorie in het incident tot tussenkomst aan de zijde van Aeroplus, SACP en [appellant3/verweerder3 in incident] .
1.3
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald in het incident tot tussenkomst en in de hoofdzaak.
2. De motivering van de beslissing
waar gaat de hoofdzaak over?
2.1
De piloten hebben voor zichzelf en hun partners een self-fly safari geboekt, gepland van 31 mei 2017 tot 19 juni 2017. Hierbij zouden zij zelf met via Aeroplus/SACP gehuurde vliegtuigen van locatie naar locatie vliegen. De piloten hebben vooraf een bedrag betaald. Daarin waren onder meer kosten voor overnachtingen, maaltijden en drank, een aantal safari’s en een excursie inbegrepen. Vanaf de aankomst bij Simbavati River Lodge op 4 juni 2017 hebben de piloten overnachtingen, maaltijden en excursies ter plaatse zelf betaald, omdat bepaalde kosten niet door de reisorganisatie bleken te zijn voldaan.
2.2
De piloten hebben daarom de overeenkomst ontbonden, terugbetaling van de reissom gevorderd en daarnaast vergoeding van door hen geleden vermogensschade en immateriële schade wegens gederfd reisgenot. De piloten hebben tevens [appellant3/verweerder3 in incident] aangesproken op grond van zijn aansprakelijkheid als bestuurder van zowel Aeroplus als SACP.
2.3
De rechtbank heeft bij eindvonnis van 24 april 2019 (het bestreden vonnis) de vorderingen grotendeels toegewezen. Appellanten vragen in hoger beroep het bestreden vonnis te vernietigen en de vorderingen van de piloten alsnog af te wijzen, evenals de vordering tot tussenkomst van de partners.
Het hof zal die laatste vordering eerst bespreken.
tussenkomst
2.4
De partners van de piloten hebben ter gelegenheid van de memorie van antwoord tussenkomst gevorderd in deze hoger beroepsprocedure. De partners hebben aangevoerd dat zij een zelfstandig vorderingsrecht hebben op appellanten voor gederfd reisgenot en zij hebben ieder concrete bedragen gevorderd, met hoofdelijke veroordeling van Aeroplus, SACP en [appellant3/verweerder3 in incident] tot betaling daarvan, met rente en kosten.
2.5
Op grond van artikel 217 Rv en daarop gebaseerde rechtspraak van de Hoge Raad1.kan een partij (in dit geval de partners) vorderen te mogen tussenkomen indien zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen een van de procederende partijen (in dit geval Aeroplus, SACP en [appellant3/verweerder3 in incident] ). Die partij moet daarbij voldoende belang hebben. Dat belang kan erin bestaan dat in verband met de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht dreigt, dan wel de positie van de tussenkomende partij anderszins kan worden benadeeld. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot tussenkomst kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan.
2.6
Tussenkomst is mogelijk gemaakt om doelmatigheidsredenen: door het toestaan van tussenkomst kunnen tegenstrijdige uitspraken worden voorkomen en kunnen tussen diverse partijen bestaande geschillen in één procedure worden afgedaan. Die redenen gelden in dit geval. De feiten in de zaak tussen appellanten en de piloten zijn dezelfde als die in het geschil tussen de partners en appellanten. De partners hebben concrete vorderingen wegens gederfd reisgenot ingesteld, die gelijksoortig zijn aan de vorderingen van de piloten op dat punt en waarvoor de grondslag duidelijk is. Gelijktijdige behandeling van deze twee vorderingen is efficiënt en hierdoor vindt geen verdere vertraging van de procedure plaats. Dat de partners hun vorderingen eerder hadden kunnen instellen en dit pas in hoger beroep hebben gedaan, is tegen deze achtergrond onvoldoende reden om de vordering tot tussenkomst af te wijzen wegens strijd met de goede procesorde.
hoofdzaak: wie zijn partij bij de overeenkomst ?
2.7
De rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van een reisovereenkomst in de zin van artikel 7:500 BW en heeft beslist dat zowel Aeroplus als SACP als reisorganisator kunnen worden aangemerkt. Appellanten hebben aangevoerd dat een reisovereenkomst hoogstens kan bestaan met SACP als de partij die de accommodaties heeft aangeboden, maar niet met Aeroplus, omdat deze alleen “luchtvaartgerelateerde diensten” heeft aangeboden.
2.8
Het hof is van oordeel dat van een reisovereenkomst sprake is en dat naast SACP ook Aeroplus als contractspartij van de piloten kan worden aangemerkt.
Bij dit oordeel staat het volgende voorop.
Op grond van artikel 7:500 BW en rechtspraak van de Hoge Raad2.wordt onder een reisovereenkomst verstaan een overeenkomst waarbij een reisorganisator zich jegens zijn wederpartij verbindt tot het verschaffen van een pakketreis. Een pakketreis is een combinatie van tenminste twee verschillende soorten reisdiensten (waaronder het aanbieden van accommodatie en het aanbieden van andere toeristische diensten). Dit artikel omschrijft de reisorganisator als degene die, in de uitoefening van zijn bedrijf, op eigen naam pakketreizen aan het publiek aanbiedt, zichzelf op die manier jegens de reiziger verbindt en dus partij is bij de reisovereenkomst. Of dit laatste het geval is hangt af van hetgeen de reisorganisatie en de reiziger jegens elkaar hebben verklaard en van hetgeen zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden.
2.9
De rechtbank heeft (in r.ov 4.5) onder meer de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld:
( i) bij e-mailbericht van 27 december 2016 is aan een grote groep piloten die gebruikers zijn van één van de softwareproducten van Aeroplus een aanbieding voor de reis gedaan. Onder het e-mailbericht staan als afzender [appellant3/verweerder3 in incident] en Aeroplus;
(ii) in dit e-mailbericht wordt verwezen naar een website (www. aeroplusaviation.com) waarop een reisbeschrijving staat. In die beschrijving staat dat de reis wordt aangeboden door AeroPlus Self-fly Safaris, waarbij vermeld wordt dat dit een handelsnaam van SACP is. (iii) op de genoemde website worden alleen de contactgegevens van Aeroplus vermeld;
(iv) op de facturen die aan de piloten [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] zijn gestuurd staan (alleen) de gegevens van Aeroplus vermeld en zijn zowel de bedragen voor accommodaties en maaltijden als “luchtvaartgerelateerde” onderdelen vermeld, terwijl de betaling van de bedragen op één bankrekeningnummer diende plaats te vinden, waarbij onduidelijk is of een deel van de reissom aan SACP is toegekomen;
( v) in de communicatie over de reis wordt de naam Aeroplus steeds gebruikt met wisselende toevoegingen (‘Aviation’ of ‘Self-fly Safaris’).
De vaststelling van deze feiten en omstandigheden is door appellanten niet of onvoldoende gemotiveerd betwist.
2.10
De rechtbank heeft uit deze feiten en omstandigheden afgeleid dat Aeroplus en SACP beide kunnen worden aangemerkt als reisorganisator. Het hof is het daarmee eens. Met name ook uit de reisbeschrijving, die geplaatst is op de website www.aeroplusaviation.com blijkt dat beide vennootschappen zich gezamenlijk presenteren als reisorganisator onder de naam Aeroplus Aviation en dat de reizigers dit ook zo begrepen zullen hebben en ook zo mochten begrijpen. Wellicht heeft [appellant3/verweerder3 in incident] de bedoeling gehad onderscheid te maken tussen de door ieder van de vennootschappen aan te bieden diensten, maar door de op dit punt verwarrende presentatie kan niet worden aangenomen dat dit onderscheid voor de reizigers duidelijk was.
2.11
Appellanten hebben voor het eerst in hoger beroep aangevoerd dat [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] geen vorderingen kunnen instellen, omdat niet zij, maar hun vennootschappen de overeenkomst zijn aangegaan. Voor deze stelling verwijzen zij zonder veel toelichting naar de verstuurde facturen, kennelijk doelend op het feit dat de facturen op verzoek van [geïntimeerde1] (om fiscale redenen) op de naam van zijn eenmanszaak [geïntimeerde1] Aviation zijn gesteld en die van [geïntimeerde2] op naam van zijn vennootschap [geïntimeerde2] Aviation Services. Dit enkele feit is onvoldoende om aan te nemen dat niet deze piloten, maar hun bedrijven als contractspartij bij deze overeenkomst zijn aan te merken.
tussenconclusie
2.12
Nu Aeroplus en SACP gezamenlijk meerdere toeristische diensten hebben aangeboden (accommodatie, vervoer en andere toeristische diensten als excursies) is sprake van een reisovereenkomst en zijn Aeroplus en SACP verplicht tot uitvoering daarvan overeenkomstig de verwachtingen die de piloten en hun partners (hierna gezamenlijk ook reizigers genoemd) op grond van de overeenkomst redelijkerwijze mochten hebben.
tekortkoming
2.13
De rechtbank heeft in r.ov 4.3, 4.6 en 4.7 (samengevat) geoordeeld:
( i) dat de piloten op grond van de reisbeschrijving mochten verwachten dat alle kosten voor overnachtingen, maaltijden, drank, safari’s en een excursie (naar Diamond Centre), evenals landingskosten waren inbegrepen in de door hen vooruitbetaalde reissom;
(ii) dat de piloten vanaf de aankomst in de eerste accommodatie (Simbavati River Lodge) (nogmaals) zelf betaald hebben voor accommodaties, maaltijden en excursies;
(iii) dat de piloten op enkele plaatsen (nogmaals) zelf betaald hebben voor landingskosten;
(iv) dat de reis daarom niet is verlopen zoals de piloten mochten verwachten;
( v) dat de problemen voor zover veroorzaakt doordat de reisorganisatie gebruik maakte van PayPal, aan Aeroplus/SACP kan worden toegerekend;
( v) dat hetzelfde geldt voor de problemen veroorzaakt doordat [E] , medebestuurder van SACP, anders dan afgesproken met [appellant3/verweerder3 in incident] niet meereisde met de groep, waardoor problemen ontstonden bij de eerste accommodatie (eigendom van de familie van [E] )
(vi) dat Aeroplus en SACP toerekenbaar tekortgekomen zijn en dat dit een tekortkoming is die ontbinding rechtvaardigt.
geen overmacht
2.14
In hoger beroep hebben appellanten geen bezwaar gemaakt tegen de oordelen (i) tot en met (iii). Zij hebben wel betwist dat de tekortkoming toerekenbaar is en hebben gesteld dat sprake is van overmacht dan wel van gebeurtenissen die de organisator met inachtneming van alle zorgvuldigheid niet kon voorzien of verhelpen. Appellanten hebben zich daarbij beroepen op artikel 7:504 lid 3 (oud) BW . Dit artikel is nog van toepassing op deze zaak, omdat de reisovereenkomst is gesloten vóór 1 juli 2018, de inwerkingtreding van de Wet op de reisovereenkomst 2018. In artikel 7:507 lid 2 aanhef en sub c (oud) BW is de schadevergoedingsplicht voor de reisorganisator geregeld als de reis niet voldoet aan de verwachtingen van de reiziger, tenzij de tekortkoming niet aan de reisorganisator is toe te rekenen, of te wijten is aan overmacht of aan een gebeurtenis die de reisorganisator met inachtneming van alle mogelijke zorgvuldigheid niet kon voorzien of verhelpen. Onder overmacht wordt volgens artikel 7: 504 lid 3 (oud) BW verstaan “abnormale en onvoorziene omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil van degene die zich er op beroept en waarvan de gevolgen ondanks alle voorzorgsmaatregelen niet konden worden vermeden”.
2.15
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de door appellanten aangevoerde omstandigheden niet onder deze definitie van overmacht vallen en ook niet een gebeurtenis betreffen die de reisorganisator met inachtneming van alle zorgvuldigheid niet kon voorzien of verhelpen. Ook in hoger beroep komen de door appellanten aangevoerde omstandigheden er op neer dat [E] , de medebestuurder van [appellant3/verweerder3 in incident] , zich niet aan zijn afspraken hield, waardoor er problemen ontstonden met de eerste accommodatie en met de groep reizigers en dat [appellant3/verweerder3 in incident] niet meer met de groep is meegereisd. Deze omstandigheden liggen geheel in de risicosfeer van [appellant3/verweerder3 in incident] , die moet instaan voor de betrouwbaarheid van zijn zakenpartner. Dat [appellant3/verweerder3 in incident] voldoende voorzorgsmaatregelen heeft genomen om te voorkomen dat dit soort problemen zouden ontstaan kan ook niet worden aangenomen tegen de volgende achtergrond. Een groot deel van de te betalen kosten voor overnachtingen was bij aanvang van de reis nog niet betaald (€ 49.875,-, zo blijkt uit het overzicht dat appellanten zelf hebben overgelegd) en de PayPal-rekening waar dit bedrag op stond was geblokkeerd. Ook de huur van de benodigde vliegtuigen was in mei 2017, vlak voor aanvang van de reis, nog niet geheel rond (zo blijkt uit de eigen verklaring van [appellant3/verweerder3 in incident] en de stellingen van appellanten zelf) terwijl evenmin alle landingsrechten waren geregeld en alle landingskosten waren voldaan. Deze omstandigheden duiden op een onvoldoende tijdige en grondige voorbereiding van de reis door appellanten en de gevolgen daarvan kunnen daarom niet als onvoorzien worden aangemerkt. Dat appellanten voldoende hebben gedaan om de problemen te verhelpen kan tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de reizigers evenmin worden aangenomen.
De conclusie luidt dat van overmacht geen sprake is en dat de tekortkoming aan appellanten kan worden toegerekend.
geen crediteursverzuim reizigers
2.16
In het arrest in de incidenten van 21 juli 2020 heeft het hof al beslist (in r.ov 2.9) dat appellanten geen beroep kunnen doen op een (eventueel bestaande) verplichting voor de reizigers om een reisverzekering af te sluiten, dit omdat [appellant3/verweerder3 in incident] uitdrukkelijk en desgevraagd aan de piloten heeft meegedeeld dat geen verzekeringsplicht bestond. Van crediteursverzuim van de reizigers op dit punt is dus geen sprake, zodat dit niet aan ontbinding van de overeenkomst in de weg kan staan.
volledige ontbinding van de overeenkomst en restitutie reissommen
2.17
De rechtbank heeft de reisovereenkomsten volledig ontbonden omdat Aeroplus en SACP een deel van de prestaties die zij op grond van de overeenkomst moesten leveren niet geleverd hebben. Voor de accommodaties en safari’s bleek immers niet betaald te zijn, hetzelfde gold voor landingskosten, terwijl er bovendien, anders dan afgesproken, geen gids aanwezig was tijdens het grootste deel van de reis. Voor zover aangenomen moet worden dat de reizigers wel een prestatie hebben ontvangen kan de waarde daarvan niet worden vastgesteld en daarom geeft de rechtbank daarvoor geen vergoeding. [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] moeten alleen een vergoeding betalen van € 140,50 voor prestaties die wel geleverd zijn door Aeroplus en SACP (“skill test”, “theory exam” en “paperwork” ). [geïntimeerde3] moet voor dezelfde aan hem geleverde prestaties een vergoeding betalen van € 170,-. Die bedragen heeft de rechtbank in mindering gebracht op de door Aeroplus en SACP aan de piloten terug te betalen reissommen. Tegen die laatste beslissing hebben de piloten geen hoger beroep ingesteld.
2.18
Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen dit oordeel van de rechtbank (vervat in r.ov 4.7) en hebben daarvoor voornamelijk verwezen naar hun stelling dat Aeroplus en SACP niet gezamenlijk als reisorganisator zouden moeten worden aangemerkt. Die stelling is hiervoor (in r.ov 2.7 tot en met 2.11) al verworpen. Anders dan appellanten betogen zal de beoordeling of wanprestatie is gepleegd plaatsvinden op grond van alle feiten en omstandigheden rond de reisovereenkomst als geheel bezien en dus niet afzonderlijk voor Aeroplus en voor SACP.
2.19
Appellanten hebben verder nog aangevoerd dat SACP de accommodaties wel degelijk vooruit had betaald, zodat de reizigers dat niet opnieuw hadden hoeven doen. Deze stelling (in de toelichting op grief 2) wordt in het geheel niet toegelicht en onderbouwd. Tegenover de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van de reizigers dat zij gedwongen waren steeds opnieuw zelf ter plekke de accommodaties te betalen omdat zij anders geen toegang tot de hotelkamers kregen, kan dit dus niet voor waar worden aangenomen. Hetzelfde geldt voor de stelling dat het aan de reizigers te wijten is dat [appellant3/verweerder3 in incident] niet meer met de groep is meegereisd na het verblijf in Simbavati River Lodge (de reizigers zouden hem hebben “verbannen”). De reizigers hebben uitgebreid en gedetailleerd toegelicht dat zij geen enkele dag zonder stress, problemen en oponthoud hebben kunnen reizen, dat zij [appellant3/verweerder3 in incident] vanaf 8 juni 2020 niet meer hebben gesignaleerd en dat hij niets meer van zich heeft laten horen ondanks veelvuldige pogingen van de reizigers met hem in contact te treden zodat hij de problemen kon oplossen. Appellanten hebben dit onvoldoende gemotiveerd betwist.
De conclusie luidt dat het oordeel van de rechtbank over de ontbinding van de reisovereenkomsten en de restitutie van de reissommen in stand blijft.
2.20
De rechtbank heeft geen ingangsdatum bepaald voor de te betalen wettelijke rente over de aan de piloten toegewezen bedragen ter zake de restitutie van de reissommen (kennelijk omdat dit niet gevorderd was in de laatste wijziging van eis van de piloten). Het hof gaat daarom uit van een ingangsdatum voor de wettelijke rente van veertien dagen na het wijzen van het vonnis.
gederfd reisgenot
2.21
Op grond van artikel 7:511 BW, zoals dat luidde voor de hiervoor genoemde wetswijziging per 1 juli 2018 bedraagt de vergoeding voor gederfd reisgenot ten hoogste eenmaal de reissom. Dat heeft de rechtbank ook toegewezen aan de piloten met als motivering (samengevat) dat hun vakantie grotendeels is vergald door de gang van zaken tijdens de reis, die hen veel stress en regelwerk heeft opgeleverd.
2.22
Appellanten hebben aangevoerd dat de vergoeding is beperkt tot de reissom, in dit geval louter de (volgens hen alleen met SACP overeengekomen) kosten van accommodaties. Zoals hiervoor overwogen zijn Aeroplus en SACP gezamenlijk als reisorganisator aan te merken en is de reissom dus ten hoogste het totaal dat door iedere reiziger is betaald voor deze pakketreis. Het hof ziet in hetgeen appellanten hebben aangevoerd geen aanleiding deze vergoeding te beperken tot een lager bedrag. De enkele stelling van appellanten dat de reizigers wel degelijk genoten hebben van hun vakantie vormt een onvoldoende betwisting van het oordeel van de rechtbank dat de reizigers niet hebben gekregen wat zij mochten verwachten, te weten een onbezorgde vakantie zonder logistieke problemen.
2.23
De partners vallen als medereizigers van de contractanten (de piloten) ook onder de definitie van reiziger in artikel 7:500 lid 1 sub c (oud) BW en kunnen dus ook een vergoeding voor gederfd reisgenot vorderen. Zij waren echter geen partij in de procedure bij de rechtbank, maar doordat het verzoek tot tussenkomst zal worden toegewezen ligt hun vordering nu in hoger beroep voor.
2.24
De vergoeding voor gederfd reisgenot moet naar billijkheid worden vastgesteld. Gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder het feit dat de reizigers zich weliswaar enerzijds veel hebben moeten bezig houden met de logistieke problemen maar anderzijds ook hun reis hebben kunnen voortzetten acht het hof een vergoeding billijk van de helft van de reissom die voor iedere reiziger (zowel de piloten als de partners) persoonlijk gold. In de laatste wijziging van eis bij de rechtbank zijn de piloten uitgegaan van
€ 11.409,- (afgerond) als door [geïntimeerde1] en zijn partner [eiser1 in incident] betaalde reissom, € 11.409,- (afgerond) als door [geïntimeerde2] en zijn partner [eiser2 in incident] betaalde reissom en € 13.249,- als door de heer en mevrouw [geïntimeerde3] betaalde reissom.
Dit betekent dat per reiziger aan gederfd reisgenot zal worden toegewezen:
- voor [geïntimeerde1] : € 2.852,-
- voor [eiser1 in incident] : € 2.852,-
- voor [geïntimeerde2] : € 2.852,-
- voor [eiser2 in incident] : € 2.852,-
- voor de heer [geïntimeerde3] : € 3.312,-
- voor mevrouw [eiser3 in incident] : € 3.312,-.
2.25
De rechtbank heeft geen ingangsdatum bepaald voor de te betalen wettelijke rente over de aan de piloten toegewezen bedragen ter zake gederfd reisgenot (kennelijk omdat dit niet gevorderd was in de laatste wijziging van eis van de piloten). Het hof gaat daarom uit van een ingangsdatum voor de wettelijke rente van veertien dagen na het wijzen van het vonnis voor wat betreft de aan de piloten toegewezen bedragen en van veertien dagen na het wijzen van dit arrest voor wat betreft de aan de partners toe te wijzen bedragen (dat laatste als gevorderd en niet weersproken).
bestuurdersaansprakelijkheid [appellant3/verweerder3 in incident]
2.26
Indien een vennootschap (in dit geval Aeroplus en SACP) tekortschiet in de nakoming van een verbintenis is het uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is naast aansprakelijkheid van die vennootschap ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap (in dit geval [appellant3/verweerder3 in incident] ). Daarvoor is dan wel vereist dat die bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt van de benadeling van een derde (in dit geval de reizigers). De norm waaraan moet worden getoetst is beschreven in vaste rechtspraak van de Hoge Raad3..
2.27
Het hof is van oordeel dat [appellant3/verweerder3 in incident] als (middellijk) bestuurder aansprakelijk is en acht het volgende daarvoor van belang.
De reizigers hebben onder meer aangevoerd, al in de procedure bij de rechtbank:
( i) dat door hen en door andere reizigers reissommen zijn gestort, te weten in totaal
€ 32.583,50 op een bankrekening van Aeroplus, in totaal € 29.982,- op een bankrekening van SACP en in totaal € 78.226,- op een PayPal-rekening;
(ii) dat de accommodaties voor hun reis kennelijk niet betaald zijn van dit geld, omdat de reizigers die steeds zelf hebben moeten betalen;
(iii) dat [appellant3/verweerder3 in incident] genoemde bedragen wel heeft onttrokken aan de bankrekeningen van Aeroplus en SACP, maar nooit heeft laten zien waar dit geld naar toe is gegaan;
(iv) dat kort voor de start van de reis nog een groot bedrag op de PayPal rekening stond, dat die rekening geblokkeerd was door PayPal na waarschuwingen aan [appellant3/verweerder3 in incident] dat dit zou gebeuren, terwijl [appellant3/verweerder3 in incident] niet tijdig actie heeft ondernomen om dit te voorkomen;
( v) dat in de reisbeschrijving wordt gesproken over een reisgarantie (STO-reisgarantie) waardoor de indruk is gewekt van kredietwaardigheid en zekerheid, terwijl de reizigers niet gevraagd is geld over te maken naar een escrow-account (zoals bij deze reisgarantie de procedure is);
(vi) toen bij het inchecken in de Simbavati River Lodge bleek dat er niet betaald was voor de groep, heeft [appellant3/verweerder3 in incident] aan de reizigers gezegd dat het een misverstand was, dat zij hun credit cards moesten laten zien aan het hotel, dat dit alleen ter zekerheid was en dat hij persoonlijk zou instaan als er niet alleen reserveringen, maar toch afboekingen zouden plaatsvinden via de credit cards;
(vii) vervolgens hebben wel afboekingen voor deze accommodatie plaatsgevonden via de credit cards van de reizigers;
(viii) [appellant3/verweerder3 in incident] heeft de gelden die naar de vennootschappen zijn overgemaakt niet besteed aan welk element van de reis dan ook; hij heeft tot op heden niet laten zien waaraan het geld wel is besteed;
(ix) [appellant3/verweerder3 in incident] wist (of behoorde te weten), zowel vóór als tijdens en na de reis dat de vennootschappen niet aan hun verplichtingen zouden kunnen voldoen.
2.28
[appellant3/verweerder3 in incident] heeft daar tegenover aangevoerd dat alle accommodaties waren geregeld en waar nodig waren aanbetaald en dat op het moment van vertrek het geld op de PayPal-rekening voldoende was om de nog resterende betalingen te doen. De verwachting was, aldus [appellant3/verweerder3 in incident] dat het tegoed op de PayPal-rekening (volgens toezegging door PayPal) op korte termijn lopende de reis weer beschikbaar zou komen, dat een regeling met de Simbavati River Lodge was getroffen door [E] , zodat daar niet betaald hoefde te worden, dat de volgende lodge al was betaald en dat verdere betalingen op dat moment niet mogelijk waren. Voor zover vrijgave van de PayPal-rekening nog op zich zou laten wachten was dit gedekt door andere maatregelen die [appellant3/verweerder3 in incident] had getroffen. De reizigers wisten dat zij contracteerden met een jonge vennootschap die (in vergelijking met de concurrentie) scherpe prijzen rekende, zodat zij er rekening mee moesten houden dat als er iets mis zou gaan verhaal moeilijk zou zijn. Het geld dat op de geblokkeerde PayPal-rekening stond is al tijdens de reis aangesproken door een aantal andere deelnemers aan de reis, die met PayPal hadden betaald en hun reissommen konden storneren. De reizigers hadden kunnen weten dat dit risico bestond als zij zelf niet met PayPal betaalden.
2.29
De betwisting van de stellingen van de reizigers wordt echter niet of onvoldoende onderbouwd door [appellant3/verweerder3 in incident] . Met name is niet onderbouwd dat de accommodaties ook na de Simbavati River Lodge inderdaad waren betaald door de reisorganisatie en zo ja, waarom de reizigers dan alsnog, gedwongen door de omstandigheden ter plaatse, betalingen moesten verrichten. Ook blijft bij gebrek aan onderbouwing onduidelijk of het geld dat de reizigers hadden betaald op de bankrekeningen van Aeroplus en SACP inderdaad is besteed aan betalingen ten behoeve van deze reis of aan andere doelen. De reisorganisator dient in te staan voor de betaalfaciliteit die zij gebruikt en zich te verdiepen in de voor- en nadelen daarvan. In dit geval betrof dat de mogelijkheid voor PayPal om een rekening te blokkeren en om (automatisch) betalingen te storneren na klachten. Vast staat dat [appellant3/verweerder3 in incident] op de hoogte was van het feit dat PayPal de rekening kon blokkeren en dat dit ook eerder was gebeurd. Dat hij maatregelen heeft getroffen voor een alternatieve wijze van betalen indien de rekening geblokkeerd zou worden heeft [appellant3/verweerder3 in incident] wel gesteld, maar niet onderbouwd.
2.30
Ten slotte kan [appellant3/verweerder3 in incident] zich er niet op beroepen dat het geld dat op de geblokkeerde PayPal-rekening is “leeggetrokken” door andere deelnemers aan de reis, zodat de vennootschappen daarom de piloten en hun partners niet schadeloos kon stellen. Zoals hiervoor overwogen heeft [appellant3/verweerder3 in incident] niet toegelicht wat er is gebeurd met het geld dat deze reizigers hadden gestort op de bankrekeningen van Aeroplus en SACP en dus ook niet waarom deze tegoeden niet beschikbaar waren om de reizigers schadeloos te stellen. [appellant3/verweerder3 in incident] had als bestuurder moeten zorgen dat de vennootschappen een zodanige buffer hadden dat de reizigers geen last zouden hebben van eventuele, in dit geval voorzienbare problemen rond betalingen. Dit geldt tevens als de reizigers voor één van de aangeboden betaalfaciliteiten hebben gekozen, terwijl een andere faciliteit hen meer zekerheid bood en ook als het zo is dat dit de eerste reis was die de vennootschappen verzorgden tegen een relatief lage prijs.
2.31
Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat [appellant3/verweerder3 in incident] heeft toegelaten dat Aeroplus en SACP hun contractuele verplichtingen niet zijn nagekomen, terwijl hij wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat dit tot gevolg zou hebben dat de vennootschappen wanprestatie zouden plegen en bovendien geen verhaal zouden bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Daarvan valt [appellant3/verweerder3 in incident] persoonlijk een ernstig verwijt te maken. [appellant3/verweerder3 in incident] heeft niet betwist dat de piloten geen verhaal kunnen krijgen voor de reissommen die zij terug moeten krijgen omdat de overeenkomst is ontbonden en voor de schadeloosstelling van het door hen en hun partners gederfde reisgenot. [appellant3/verweerder3 in incident] is dus als bestuurder aansprakelijk voor deze daardoor ontstane schade. De gevorderde verklaring voor recht die daarop ziet en die door de piloten was gevorderd zal dus in stand blijven.
hoofdelijkheid
2.32
Zowel de piloten als de partners hebben gevorderd dat [appellant3/verweerder3 in incident] hoofdelijk aansprakelijk is naast Aeroplus en SACP voor de schade. Dat betreft dan de toe te wijzen bedragen aan restitutie van reissommen en aan gederfd reisgenot. Indien meerdere personen verplicht zijn tot vergoeding van dezelfde schade zijn zij hoofdelijk verbonden (op grond van artikel 6:102 BW). De vorderingen van de piloten en de partners om Aeroplus, SACP en [appellant3/verweerder3 in incident] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van die bedragen zullen dus worden toegewezen.
eisvermeerdering: beslag- en executiekosten
2.33
Bij memorie van antwoord hebben de piloten hun eis vermeerderd. Zij vorderen nu ook € 6.523,58 aan beslag en executiekosten gemaakt na het bestreden vonnis. Deze kosten vloeien onder meer voort uit een andere procedure waarbij de piloten na een executoriaal beslag op aandelen van een andere vennootschap van [appellant3/verweerder3 in incident] toestemming hebben gekregen deze aandelen te verkopen.
2.34
Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze eiswijziging, maar de door hen opgeworpen bezwaren zijn alleen inhoudelijk van aard. De eiswijziging zal daarom worden toegestaan, nu niet gebleken is dat deze in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
Appellanten voeren aan dat er twintig beslagen zijn gelegd door de piloten en dat het overgrote deel van deze beslagen onnodig zijn gelegd (omdat het niet lukte een beslag te laten raken). Gelet op het feit dat het overgrote deel van de vorderingen van de piloten wordt toegewezen hadden en hebben de piloten belang bij het zeker stellen van hun verhaalsmogelijkheden. Appellanten hebben onvoldoende onderbouwd dat sprake is van onrechtmatige executie, zodat ook deze vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dit arrest tot algehele voldoening.
bewijsaanbod
2.35
Uit het voorgaande volgt dat appellanten de stellingen van de reizigers onvoldoende gemotiveerd hebben betwist, zodat het hof niet toekomt aan het door appellanten gedane bewijsaanbod.
3. De slotsom
3.1
Uit het voorgaande volgt ook dat het hoger beroep slechts zeer ten dele opgaat, alleen ter zake de hoogte van de toegewezen bedragen aan gederfd reisgenot (r.ov 2.24). De vordering tot tussenkomst van de partners wordt toegewezen evenals hun vorderingen tot betaling van gederfd reisgenot tot de hiervoor genoemde bedragen.
3.2
Omwille van de leesbaarheid van het dictum zal het bestreden vonnis worden vernietigd en zullen de vorderingen van de piloten en de partners met inachtneming van het voorgaande worden toegewezen, inclusief de veroordeling van appellanten in de proceskosten, zowel in de hoofdzaak in beide instanties en ook in de incident tot tussenkomst. Aeroplus, SACP en [appellant3/verweerder3 in incident] zullen hoofdelijk worden veroordeeld die proceskosten te betalen. In het arrest van 21 juli 2020 zijn appellanten al in de kosten van de twee eerdere incidenten veroordeeld.
3.3
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof appellanten in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure bij de rechtbank aan de zijde van de piloten zullen worden vastgesteld op € 4.775,01 (€ 2.627,01 voor verschotten + € 2.148,- voor salaris advocaat),
zoals de rechtbank heeft vastgesteld.
3.4
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van de piloten in de hoofdzaak zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 741,-
- salaris advocaat € 3.918,- (2 punten x tarief IV ad € 1.959,- per punt)
De kosten voor de procedure in het incident tot tussenkomst aan de zijde van de partners zullen worden vastgesteld op € 1.074,-.
3.5
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het incident in hoger beroep
wijst de vordering tot tussenkomst toe;
veroordeelt appellanten in de kosten van dit incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de partners vastgesteld op € 1.074,-;
in de hoofdzaak
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland van 24 april 2019 en doet opnieuw recht;
4.1
verklaart voor recht dat Aeroplus en SACP tekortgekomen zijn in de nakoming van hun verbintenissen op grond van de reisovereenkomsten;
4.2
verklaart voor recht dat de tussen Aeroplus en SACP enerzijds en de piloten anderzijds gesloten reisovereenkomsten rechtsgeldig zijn ontbonden;
4.3
verklaart voor recht dat [appellant3/verweerder3 in incident] jegens de piloten schadeplichtig is op grond van bestuurdersaansprakelijkheid;
4.4
verklaart voor recht dat Aeroplus, SACP en [appellant3/verweerder3 in incident] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor door de piloten gederfd reisgenot;
4.5
veroordeelt Aeroplus, SACP en [appellant3/verweerder3 in incident] hoofdelijk, zodat als de een betaald heeft, de ander zal zijn bevrijd, tot terugbetaling van de door de piloten aan hen voldane reissommen ter hoogte van € 11.268,75 voor [geïntimeerde1] , € 11.268,25 voor [geïntimeerde2] en
€ 13.079,- voor [geïntimeerde3] , vermeerderd met de wettelijke rente over die bedragen vanaf 24 april 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
4.6
veroordeelt Aeroplus, SACP en [appellant3/verweerder3 in incident] hoofdelijk, zodat als de een betaald heeft, de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan gederfd reisgenot van € 2.852,- aan [geïntimeerde1] , van
€ 2.852,- aan [geïntimeerde2] en van € 3.312,- aan [geïntimeerde3] , vermeerderd met de wettelijke rente over die bedragen vanaf 24 april 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
4.7
veroordeelt Aeroplus, SACP en [appellant3/verweerder3 in incident] hoofdelijk, zodat als de een betaald heeft, de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan gederfd reisgenot van € 2.852,- aan [eiser1 in incident] , van
€ 2.852,- aan [eiser2 in incident] en van € 3.312,- aan [eiser3 in incident] , vermeerderd met de wettelijke rente over die bedragen vanaf 14 dagen na dagtekening van dit arrest tot aan de dag van volledige betaling;
4.8
veroordeelt Aeroplus, SACP en [appellant3/verweerder3 in incident] hoofdelijk, zodat als de een betaald heeft, de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan de piloten en de partners van € 6.523,58 aan beslag- en executiekosten, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 14 dagen na dagtekening van dit arrest tot aan de dag van volledige betaling;
4.9
veroordeelt Aeroplus, SACP en [appellant3/verweerder3 in incident] hoofdelijk, zodat als de een betaald heeft, de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van de procedure bij de rechtbank, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de piloten vastgesteld op € 2.627,01 voor verschotten en op
€ 2.148,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief, en in de nakosten, begroot op € 157,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- in geval appellanten niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak hebben voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
4.10
veroordeelt Aeroplus, SACP en [appellant3/verweerder3 in incident] hoofdelijk, zodat als de een betaald heeft, de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de piloten vastgesteld op € 741,- voor griffierecht en op € 3.918,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief en in de nakosten, begroot op € 157,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- in geval appellanten niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak hebben voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
4.11
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.12
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.G. ter Veer, L.M. Croes en C.J.H.G. Bronzwaer, is ondertekend door de voorzitter en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 november 2020.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 24‑11‑2020
Hoge Raad 11 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8510.
De bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de rechtspersoon de contractuele verplichtingen niet nakomt en daardoor wanprestatie pleegt, terwijl hij wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat die handelwijze van de rechtspersoon tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade (Hoge Raad 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758, NJ 2006,659 (Ontvanger/Roelofsen).
Uitspraak 21‑07‑2020
Dit document is (nog) niet beschikbaar gesteld door de rechtsprekende instantie.