HR, 19-04-2000, nr. 35212
ECLI:NL:HR:2000:AA5545
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-04-2000
- Zaaknummer
35212
- LJN
AA5545
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2000:AA5545, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑04‑2000; (Cassatie)
- Wetingang
art. 220c Gemeentewet
- Vindplaatsen
NTFR 2000/574 met annotatie van mr. K. de Graaf
Uitspraak 19‑04‑2000
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
Nr. 35212
19 april 2000
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 9 februari 1999 betreffende na te melden ten aanzien van belanghebbende genomen beschikking als bedoeld in artikel 22, lid 1, van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking van de Directeur van de concerndienst van de gemeente Almere (hierna: de Directeur) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Z, voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 vastgesteld op f 231.000,--. Deze beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Directeur gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Directeur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak vernietigd en de waarde van de onroerende zaak verminderd tot f 228.000,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Burgermeester en wethouders van de gemeente Almere (hierna: B en W) hebben een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1
Het Hof heeft geoordeeld dat de waarde van belanghebbendes onroerende zaak gelijk is aan de waarde van de door gemeente als vergelijkingsobject gebruikte referentiewoning (f 225.000,--), zij het vermeerderd met een bedrag van f 3000,-- wegens een grotere kaveloppervlakte. Daartoe heeft het Hof overwogen dat belanghebbende geen taxatierapport of daarmee op één lijn te stellen productie heeft overgelegd, waarmee hij aannemelijk maakt dat de waarde van zijn onroerende zaak (behoudens ten aanzien van de kaveloppervlakte) op grond van de ligging en/of de bouwtechnische staat, op de waardepeildatum minder was dan die van de referentiewoning.
3.2
Deze redengeving wordt in cassatie terecht bestreden. Ingeval de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak overeenkomstig artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken berust op de waardering van een vergelijkingsobject en de betrokkene gemotiveerd, op de grond van gestelde verschillen tussen zijn zaak en het vergelijkingsobject, een lagere waarde voor zijn zaak verdedigt, rust op de gemeente de last aannemelijk te maken dat die verschillen er niet zijn of geen invloed op de waarde hebben, dan wel dat de door haar vastgestelde waarde op andere gronden juist is. 's Hofs oordeel geeft derhalve blijk van een onjuiste opvatting omtrent de verdeling van de bewijslast.
3.3
De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
- -
vernietigt de uitspraak van het Hof behoudens de beslissing omtrent het griffierecht,
- -
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest, en
- -
gelast dat door B en W aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 340,--.
Dit arrest is op 19 april 2000 vastgesteld door de vice-president Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Fase, en op die datum in het openbaar uitgesproken.