RvdW 2014/588
Bodembeslag fiscus; art. 22 lid 3 Invorderingswet 1990 (Iw 1990); bodem belastingschuldige; criterium.
HR 11-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:896 (Ontvanger/Horeca Holding c.s.)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 april 2014
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, C.E. Drion, G. de Groot
- Zaaknummer
13/00050
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Roepnaam
Ontvanger/Horeca Holding c.s.
- Vakgebied(en)
Invordering / Dwanginvordering
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Insolventierecht / Faillissement
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:896, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑04‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:27, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑01‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑12‑2012
- Wetingang
Essentie
Bodembeslag fiscus; art. 22 lid 3 Invorderingswet 1990 (Iw 1990); bodem belastingschuldige; criterium.
Blijkens HR 18 oktober 1991, NJ 1992/298, m.nt. H.J. Snijders (Big Dutchman/Ontvanger) is sprake van de bodem van de belastingschuldige in de zin van art. 22 lid 3 Iw 1990 indien het perceel op het tijdstip van de beslaglegging feitelijk in gebruik is bij de belastingschuldige en hij daarover onafhankelijk van anderen de beschikking heeft, waarbij naast de feitelijke omstandigheden ook de rechtsverhoudingen tussen de betrokken partijen in aanmerking kunnen worden genomen. Voor zover de curator ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.