Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/701
Art. 81 lid 1 RO. Wet Bopz. Voorlopige machtiging. Vervolg op HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1562. Toetsing ex tunc. Motiveringsklachten.
HR 29-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:965
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 mei 2020
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
20/00680
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:965, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:386, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑04‑2020
Essentie
Art. 81 lid 1 RO. Wet Bopz. Voorlopige machtiging. Vervolg op HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1562. Toetsing ex tunc. Motiveringsklachten.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/00680
Datum 29 mei 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT NOORD-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
Conclusie
Conclusie A-G mr. M.L.C.C. Lückers:
In deze BOPZ-zaak heeft de rechtbank een voorlopige machtiging verleend, nadat de eerdere beschikking ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.