Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 530/2012 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-07-2012
- Bronpublicatie:
13-06-2012, PbEU 2012, L 172 (uitgifte: 30-06-2012, regelingnummer: 530/2012)
- Inwerkingtreding
20-07-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2012, PbEU 2012, L 172 (uitgifte: 30-06-2012, regelingnummer: 530/2012)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieueffectrapportage
Waterrecht (V)
Vervoersrecht / Zeevervoer
(herschikking)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Verordening (EG) nr. 417/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 18 februari 2002 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordening te worden overgegaan.
- (2)
In het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid moeten maatregelen worden genomen om de veiligheid in het zeevervoer te verhogen en verontreiniging te voorkomen.
- (3)
De Unie is ernstig bezorgd over scheepsongevallen met olietankschepen en de daarmee gepaard gaande verontreiniging van haar kusten en schade aan haar fauna en flora en andere maritieme hulpbronnen.
- (4)
In haar mededeling over een gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee wees de Commissie op het verzoek van de Raad, gedaan tijdens diens buitengewone zitting ‘Milieu en vervoer’ van 25 januari 1993, om de maatregelen te steunen van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) ter verkleining van de veiligheidskloof tussen nieuwe en bestaande schepen, door middel van het verbeteren en/of geleidelijk uit de vaart nemen van de bestaande schepen.
- (5)
In zijn resolutie van 8 juni 1993 over een gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee (5) verleende de Raad zijn volledige steun aan de doelstellingen van de mededeling van de Commissie.
- (6)
In zijn resolutie van 11 maart 1994 over een gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee (6) verwelkomde het Europees Parlement de mededeling van de Commissie en verzocht het met name om acties ter verbetering van de veiligheidsnormen voor tankers.
- (7)
In zijn resolutie van 20 januari 2000 over de olieramp als gevolg van het vergaan van de Erika (7) verwelkomde het Europees Parlement iedere inspanning van de Commissie om de datum waarop alle olietankschepen zullen worden verplicht een dubbelwandige bouw te hebben, te vervroegen.
- (8)
In zijn resolutie van 21 november 2002 over de ramp met het olietankschip ‘Prestige’ voor de kust van Galicië (8) verzocht het Europees Parlement om strengere maatregelen die sneller van kracht konden worden, en verklaarde het dat deze nieuwe olietankerramp andermaal de noodzaak aantoonde van doeltreffende maatregelen op internationaal niveau en op niveau van de Unie om de veiligheid op zee aanzienlijk te verbeteren.
- (9)
De IMO heeft in het Internationaal Verdrag van 1973 ter voorkoming van verontreiniging door schepen en het Protocol van 1978 daarbij (Marpol 73/78) internationaal overeengekomen regels ter preventie van verontreiniging vastgesteld die van invloed zijn op het ontwerp en de exploitatie van olietankschepen. De lidstaten zijn partij bij Marpol 73/78.
- (10)
Overeenkomstig artikel 3.3 van Marpol 73/78 is dat verdrag niet van toepassing op oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of gebruikt worden door een staat voor zover dit laatste uitsluitend ten behoeve van niet-commerciële overheidsdiensten geschiedt.
- (11)
Uit een vergelijking van de ouderdom van tankschepen en ongevallenstatistieken blijkt dat het ongevallenpercentage voor oudere schepen stijgt. Men is het er internationaal over eens dat met de vaststelling van de amendementen van 1992 op Marpol 73/78 inzake de toepassing van de normen voor een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp op bestaande enkelwandige olietankschepen wanneer deze een bepaalde ouderdom bereiken, deze olietankschepen een hogere graad van bescherming krijgen tegen accidentele olieverontreiniging in geval van aanvaring of stranding.
- (12)
Het is in het belang van de Unie maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat olietankschepen die havens en offshoreterminals invaren of voor anker gaan in gebieden die onder de rechtsbevoegdheid van de lidstaten vallen, en olietankschepen die onder de vlag van een lidstaat varen, voldoen aan voorschrift 20 van bijlage I bij Marpol 73/78, als herzien in 2004 bij Resolutie MEPC 117(52) van het Comité voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC) van de IMO, om het risico op accidentele olieverontreiniging in de Europese wateren te doen afnemen.
- (13)
Met Resolutie MEPC 114(50), die op 4 december 2003 is aangenomen, is een nieuw voorschrift 21 ingevoegd in bijlage I bij Marpol 73/78 inzake de voorkoming van olieverontreiniging door olietankschepen die zware oliesoorten vervoeren, dat het vervoer van zware oliesoorten in enkelwandige olietankschepen verbiedt. De leden 5, 6 en 7 van voorschrift 21 bevatten de mogelijkheid tot ontheffingen op de toepassing van sommige bepalingen van dat voorschrift. In de verklaring van het Italiaanse voorzitterschap van de Europese Raad namens de Europese Unie welke is neergelegd in het officiële rapport van de 50ste vergadering van het MEPC (MEPC 50/3), is een politieke verbintenis opgenomen van die ontheffingen geen gebruik te maken.
- (14)
De amendementen op Marpol 73/78 die door de IMO zijn vastgesteld op 6 maart 1992, zijn van kracht geworden op 6 juli 1993. Die maatregelen behelzen de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor olietankschepen die op of na 6 juli 1996 zijn opgeleverd en zijn gericht op het voorkomen van olieverontreiniging in geval van aanvaring of stranding. Voor enkelwandige olietankschepen die voor die datum zijn opgeleverd, is met ingang van 6 juli 1995 in het kader van die amendementen een regeling voor het geleidelijk uit de vaart nemen in werking getreden waarbij vóór 1 juni 1982 opgeleverde olietankschepen uiterlijk 25 jaar en in sommige gevallen 30 jaar na hun opleveringsdatum aan de normen voor een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp dienen te voldoen. Zulke bestaande enkelwandige olietankschepen mogen na 2005, en in sommige gevallen na 2012, niet meer in de vaart blijven, tenzij zij voldoen aan de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp van voorschrift 19 van bijlage I bij Marpol 73/78. Voor bestaande enkelwandige olietankschepen die na 1 juni 1982 zijn opgeleverd, of die vóór 1 juni 1982 zijn opgeleverd en die verbouwd zijn om aan de vereisten van Marpol 73/78 inzake gescheidenballasttanks en de beschermende plaatsing daarvan voldoen, loopt deze termijn uiterlijk in 2026 af.
- (15)
Op 27 april 2001 zijn er in de 46ste vergadering van het MEPC bij Resolutie MEPC 95(46) belangrijke amendementen op voorschrift 20 van bijlage I bij Marpol 73/78 aangenomen en op 4 december 2003 bij resolutie MEPC 111(50) waarbij in een nieuwe regeling is voorzien voor het versneld uit de vaart nemen van enkelwandige olietankschepen. De respectieve uiterste data waarop olietankschepen aan voorschrift 19 van bijlage I bij Marpol 73/78 moeten voldoen, zijn afhankelijk van de grootte en de ouderdom van het schip. Olietankschepen worden derhalve in dat schema onderverdeeld in drie categorieën naargelang hun tonnenmaat, constructie en ouderdom. Al deze categorieën, met inbegrip van de laagste categorie 3, zijn van belang voor de handel binnen de Unie.
- (16)
De uiterste datum waarvoor een enkelwandig olietankschip uit de vaart moet worden genomen, is de verjaardag van de datum van oplevering van het schip, volgens een tijdschema van 2003 tot en met 2005 voor olietankschepen van categorie 1, en tot en met 2010 voor olietankschepen van de categorieën 2 en 3.
- (17)
Voorschrift 20 van bijlage I bij Marpol 73/78 bevat een nieuw vereiste uit hoofde waarvan alle enkelwandige olietankschepen alleen in de vaart mogen blijven, indien zij voldoen aan een keuringsregeling scheepvaart (Condition Assessment Scheme — CAS), vastgesteld bij resolutie MEPC 94(46) op 27 april 2001 zoals gewijzigd bij resolutie MEPC 99(48) van 11 oktober 2002 en bij resolutie MEPC 112(50) van 4 december 2003. De CAS houdt de verplichting in dat de administratie van de vlaggenstaat een verklaring van naleving afgeeft en bij de CAS-inspectieprocedures wordt betrokken. De CAS is bedoeld om constructiegebreken op te sporen in ouder wordende olietankschepen en dient daarom van toepassing te zijn op alle olietankschepen ouder dan 15 jaar.
- (18)
Voorschrift 20.5 van bijlage I bij Marpol 73/78 voorziet in een uitzondering voor olietankschepen van de categorieën 2 en 3, die in bepaalde omstandigheden in de vaart mogen blijven na de datum waarop zij uit de vaart dienen te worden genomen. Voorschrift 20.8.2 van dezelfde bijlage biedt partijen bij Marpol 73/78 het recht om olietankschepen die op grond van die uitzondering in de vaart mogen blijven, de toegang tot onder hun rechtsbevoegdheid vallende havens of offshoreterminals te weigeren. De lidstaten hebben verklaard dat zij voornemens zijn van dat recht gebruik te maken. Elk besluit van dat recht gebruik te maken dient aan de IMO te worden meegedeeld.
- (19)
Het is belangrijk om zeker te stellen dat de bepalingen van deze verordening er niet toe leiden dat de veiligheid van bemanningen of olietankschepen die een veilige haven of een toevluchtsoord zoeken, in gevaar komt.
- (20)
Om het mogelijk te maken dat enkelwandige olietankschepen gerepareerd worden in scheepswerven in de lidstaten, kunnen de lidstaten uitzonderingen maken om dergelijke schepen tot hun havens toe te laten, mits ze onbeladen zijn.
- (21)
Het is zeer onwaarschijnlijk dat de IMO de inhoud van de in deze verordening bedoelde voorschriften van Marpol 73/78 en van de door de MEPC aangenomen resoluties MEPC 111(50) en 94(46) zal wijzigen. Wel zouden in deze teksten niet-wezenlijke wijzigingen kunnen worden aangebracht, bijvoorbeeld in de nummering. Teneinde deze verordening up-to-date te houden met de meest recente ontwikkelingen in het desbetreffende internationale recht, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie uitsluitend voor dergelijke wijzigingen handelingen vast te stellen, voor zover die wijzigingen het toepassingsgebied van deze verordening niet verruimen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 43 van 15.2.2012, blz. 98.
Standpunt van het Europees Parlement van 23 mei 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 juni 2012.
PB L 64 van 7.3.2002, blz. 1.
PB C 271 van 7.10.1993, blz. 1.
PB C 91 van 28.3.1994, blz. 301.
PB C 304 van 24.10.2000, blz. 198.
PB C 25 E van 29.1.2004, blz. 415.