Dit blijkt uit de handgeschreven aantekening d.d. 31 oktober 2011 van [betrokkene 1] van de Rechtbank te Haarlem, op de door de griffie van de Hoge Raad aan de Rechtbank te Haarlem toegezonden en geretourneerd schrijven d.d. 14 oktober 2011, inhoudende dat er geen hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis.
HR, 17-04-2012, nr. 11/03024 H
ECLI:NL:HR:2012:BV9215
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17-04-2012
- Zaaknummer
11/03024 H
- Conclusie
Mr. Vegter
- LJN
BV9215
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BV9215, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑04‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BV9215
ECLI:NL:HR:2012:BV9215, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑04‑2012; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BV9215
- Vindplaatsen
Conclusie 17‑04‑2012
Mr. Vegter
Partij(en)
Nr. 11/03024 H
Mr. Vegter
Zitting: 7 februari 2012
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1.
De aanvrager is onder parketnummer 96-158014-10 bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 29 april 2011 wegens 'overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994' veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit vonnis is inmiddels onherroepelijk geworden.1.
2.
Namens de aanvrager heeft mr. F.D.W. Siccama, advocaat te Amsterdam, een aanvrage tot herziening van dat vonnis ingediend.
3.
In de aanvrage wordt aangevoerd dat de aanvrager voor hetzelfde feit als hiervoor onder 1 genoemd tevens is veroordeeld bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 4 februari 2011. Ditmaal onder parketnummer 15-255451-10. Ook dit vonnis is inmiddels onherroepelijk geworden.2. Als bewijsmiddelen zijn bij de aanvrage gevoegd de inleidende tenlastelegging behorende bij de zaak met parketnummer 15-255451-10 en de inleidende tenlastelegging behorende bij de zaak met parketnummer 96-158014-10.
4.
Krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv kan als grondslag voor een herziening onder andere dienen één of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie. Eén van de gronden voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie is schending van het in art. 68 Sr neergelegde ne bis in idem-beginsel.
5.
Een vergelijking tussen de vonnissen en de dossiers met respectievelijk parketnummer 96-158014-10 en parketnummer 15-255451-10 levert het volgende op:
- -
beide veroordelende vonnissen betreffen (onder meer)3. een overtreding van art. 8, tweede lid, onder a WVW 1994, gepleegd op 25 juli 2010 te Purmerend, waarbij het alcoholgehalte van de adem van de verdachte 995 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
- -
aan beide veroordelende vonnissen ligt hetzelfde raamproces-verbaal van de Politie Zaanstreek-Waterland met nummer PL11PN 2010047135-1, d.d. 30 juli 2010, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, met de daarbij behorende bijlagen, ten grondslag;4.
6.
Voorts bevindt zich in het dossier met parketnummer 96-158014-10 een schrijven d.d. 11 juli 2011 van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) aan de Unit OM Team Vrijheidsstraffen/Taakstraffen van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB), inhoudende de mededeling dat in die zaak ten onrechte vonnis is gewezen, dat het een 'bis in idem' betreft en dat daarom - op beslissing van de Officier van Justitie van de CVOM te Utrecht d.d. 11 juli 2011 - verzocht wordt per direct de executie stop te zetten.5.
7.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de verdachte tweemaal onherroepelijk is veroordeeld voor één en hetzelfde feit en dat er derhalve sprake is van schending van het in art. 68 Sr neergelegde ne bis in idem-beginsel.
8.
De aanvrage tot herziening zal gegrond moeten worden verklaard. Het ernstige vermoeden bestaat dat als de 'tweede' Politierechter in de Rechtbank te Haarlem toen hij op 29 april 2011 zijn veroordelend vonnis wees had geweten - hetgeen kennelijk niet het geval is geweest - dat de aanvrager voor dat feit reeds bij vonnis van 4 februari 2011 door een andere Politierechter in die Rechtbank was veroordeeld, hij de Officier van Justitie met toepassing van art. 68 Sr in zijn vervolging niet-ontvankelijk zou hebben verklaard.
- 8.
Deze conclusie strekt tot gegrondverklaring van de herzieningsaanvrage. Om doelmatigheidsredenen kan de Hoge Raad zelf de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging in de zaak waarin thans herziening wordt gevraagd.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 17‑04‑2012
Dit blijkt uit het schrijven d.d. 15 augustus 2011 van [betrokkene 2], griffier van de Rechtbank te Haarlem, inhoudende dat tegen het vonnis geen hogere voorziening open staat.
In de zaak met parketnummer 15-255451-10 is de verdachte tevens veroordeeld voor 'overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994'.
In het dossier met parketnummer 96-158014-10 ontbreekt de bij bovengenoemd raamproces-verbaal behorende bijlage inhoudende de 'registratieset verkeersongeval'. In het dossier met parketnummer 15-255451-10 bevindt deze bijlage zich wel achter het raamproces-verbaal.
Dit kennelijk naar aanleiding van het schrijven van de raadsman van de aanvrager d.d. 5 juli 2011 gericht aan de Officier van Justitie bij de CVOM, inhoudende het verzoek de tenuitvoerlegging van de straf opgelegd in de zaak met parketnummer 96-158014-10 op te schorten totdat de Hoge Raad op het onderliggende herzieningsverzoek heeft beslist.
Uitspraak 17‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Herziening; gegrond (art. 68 Sr).
Partij(en)
17 april 2012
Strafkamer
nr. S 11/03024 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 29 april 2011, nummer 96/158014-10, ingediend door mr. F.D.W. Siccama, advocaat te Amsterdam, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een werkstraf van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis. Voorts heeft de Politierechter de aanvrager de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van 12 maanden.
2. De aanvrage tot herziening
2.1.
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat hij bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 4 februari 2011, nummer 15/255451-10, is veroordeeld ter zake van hetzelfde feit als ter zake waarvan de aanvrager bij het onder 1 genoemde vonnis is veroordeeld. Indien de Politierechter die het vonnis waarvan herziening wordt verzocht met die veroordeling bekend was geweest, zou dat hebben geleid tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de aanvrager.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren en dat de Hoge Raad de Officier van Justitie om doelmatigheidsredenen niet-ontvankelijk zal verklaren in de vervolging in de zaak waarvan thans herziening wordt gevraagd.
4. Beoordeling van de aanvrage
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie genoemde gronden moet de door de aanvrager gestelde omstandigheid worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrage is dus gegrond. Omdat na verwijzing geen ander oordeel mogelijk zal zijn dan dat het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 29 april 2011 zal worden vernietigd en de Officier van Justitie te dier zake alsnog niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vervolging, zal om redenen van doelmatigheid deze verwijzing derhalve achterwege blijven en zal de Hoge Raad thans zelf de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
vernietigt het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 29 april 2011;
verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de aanvrager ter zake van het feit met nummer 96/158014-10.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 17 april 2012.