Einde inhoudsopgave
Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2007
- Bronpublicatie:
07-05-2007, Stb. 2007, 174 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-06-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-05-2007, Stb. 2007, 172 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten (29-05-2006, Stb. 285).
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Politierecht / Bevoegdheden
Besluit van 8 april 1994, houdende regels met betrekking tot een nieuwe Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar en de maatregelen waaraan rechtens van hun vrijheid beroofde personen kunnen worden onderworpen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken van 8 december 1993, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 415284/93/6 en nr. EA 93/U 3630, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, nr. CWW 85/008;
Gelet op artikel 9 van de Politiewet 1993;
De Raad van State gehoord (advies van 28 maart 1994, nr. W.O. 3.93.0838);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 7 april 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 433019/94/6, nr. EA 94/U1149, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;
Hebben goedgevonden en verstaan: