Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd, van 12 Augustus 1949
Artikel 95
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De gevangenhoudende Mogendheid mag geïnterneerden slechts arbeid doen verrichten indien zij zulks wensen. Het gebruik voor arbeid welke, indien aan een niet-geïnterneerd beschermd persoon opgelegd, in strijd zou zijn met de artikelen 40 of 51 van dit Verdrag, alsmede het gebruik voor arbeid van onterende of vernederende aard, is in ieder geval verboden.
2.
Na een arbeidsperiode van zes weken mogen geïnterneerden te allen tijde verklaren het werk te willen beëindigen, met inachtneming van een opzeggingstermijn van acht dagen.
3.
Deze bepalingen doen geen afbreuk aan het recht van de gevangenhoudende Mogendheid om geïnterneerde geneesheren, tandartsen of ander geneeskundig personeel te verplichten hun ambt uit te oefenen ten behoeve van hun mede-geïnterneerden; om geïnterneerden te gebruiken voor administratieve en onderhoudswerkzaamheden ten dienste van het interneringsoord; om deze personen te belasten met werkzaamheden in de keuken of andere huishoudelijke werkzaamheden, of ten slotte om hen te gebruiken voor werkzaamheden, dienend tot het beschermen van geïnterneerden tegen luchtbombardementen of andere oorlogsgevaren. Echter mag geen geïnterneerde worden verplicht werkzaamheden te verrichten, waarvoor hij door een bevoegd geneesheer lichamelijk ongeschikt is verklaard.
4.
De gevangenhoudende Mogendheid is verplicht de gehele verantwoordelijkheid op zich te nemen voor alle arbeidsvoorwaarden, de geneeskundige verzorging, de betaling van de lonen en de vergoeding terzake van beroepsongevallen en -ziekten. De arbeidsvoorwaarden en de vergoeding terzake van beroepsongevallen en -ziekten moeten overeenkomen met de nationale wetten en voorschriften en met het gebruik; zij mogen in geen geval achterstaan bij die, toegepast voor arbeid van dezelfde aard in dezelfde streek. De lonen zullen op billijke wijze worden vastgesteld bij overeenkomst tussen de gevangenhoudende Mogendheid, de geïnterneerden en eventueel de werkgever, indien deze een ander is dan de gevangenhoudende Mogendheid, onverminderd de verplichting van de gevangenhoudende Mogendheid om kosteloos te voorzien in het onderhoud van de geïnterneerde en in de geneeskundige verzorging welke zijn gezondheidstoestand noodzakelijk maakt. Geïnterneerden die blijvend worden gebruikt voor werkzaamheden, genoemd in het derde lid van dit artikel, zullen van de gevangenhoudende Mogendheid een billijk loon ontvangen; de arbeidsvoorwaarden en de vergoeding terzake van beroepsongevallen en -ziekten mogen niet achterstaan bij die, toegepast voor arbeid van dezelfde aard in dezelfde streek.