Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht
Artikel I
Geldend
Geldend vanaf 26-05-2015
- Bronpublicatie:
26-05-2015, Kamerstukken 2015, 34059 (uitgifte: 26-05-2015, kamerstukken: 34059-A)
- Inwerkingtreding
26-05-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-05-2015, Kamerstukken 2015, 34059 (uitgifte: 26-05-2015, kamerstukken: 34059-A)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
- A.
Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht in zaken waarbij een vordering is ingesteld, indien de verweerder zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in Nederland.
- B.
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht in zaken waarbij een verzoek is ingediend, met uitzondering van zaken als bedoeld in de artikelen 4 en 5, indien:
- a.
hetzij de verzoeker of, indien er meer verzoekers zijn, een van hen, hetzij een van de in de procesinleiding genoemde belanghebbenden in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft,
- b.
het verzoek betrekking heeft op een geding waarbij tevens een vordering is of wordt ingesteld ten aanzien waarvan de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, of
- c.
de zaak anderszins voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is.
- C.
In artikel 6, onderdeel a, wordt ‘eis’ vervangen door: vordering.
- D.
Artikel 7 komt te luiden:
Artikel 7
1. Indien in zaken waarbij een vordering is ingesteld de Nederlandse rechter ten aanzien van een van de verweerders rechtsmacht heeft, komt hem deze ook toe ten aanzien van in hetzelfde geding betrokken andere verweerders, mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden verweerders een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.
2. Indien in zaken waarbij een vordering is ingesteld de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, komt hem deze ook toe ten aanzien van een verzoek, tegenvordering of tegenverzoek en ten aanzien van een vordering tot vrijwaring, voeging of tussenkomst, tenzij onvoldoende samenhang bestaat met de oorspronkelijke vordering.
- E.
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In onderdeel a wordt ‘gedaagde’ vervangen door: verweerder.
- 2.
In onderdeel c wordt ‘die bij dagvaarding moet worden ingeleid’ vervangen door: waarbij uitsluitend een vordering is ingesteld.
- F.
Artikel 11 komt te luiden:
Artikel 11
Het verweer dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, wordt in zaken waarbij een vordering is ingesteld gevoerd vóór alle weren ten gronde, op straffe van verval van het recht daartoe.
- G.
In artikel 12 komt de laatste volzin te luiden: Indien het een zaak betreft waarbij een vordering is ingesteld, is artikel 11 van overeenkomstige toepassing.
- H.
In het opschrift van de derde afdeling van de eerste titel van het Eerste Boek wordt ‘voorschriften’ vervangen door: beginselen.
- I.
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
- 2.
Er wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt:
2. De rechter neemt ambtshalve of op verlangen van een van de partijen alle beslissingen die nodig zijn voor een goed verloop van de procedure.
- J.
Artikel 22 komt te luiden:
Artikel 22
1. De rechter kan in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen.
2. Partijen kunnen dit, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, weigeren of de rechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de toelichting onderscheidenlijk de bescheiden.
3. De rechter beslist of de in het tweede lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
4. Indien de rechter beslist dat de weigering onderscheidenlijk de beperking niet gerechtvaardigd is, kan hij daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
5. Indien de rechter heeft beslist dat de weigering gerechtvaardigd is, vervalt de verplichting.
6. Indien de rechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan hij slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die toelichting onderscheidenlijk die bescheiden uitspraak doen. Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de zaak verwezen naar een andere kamer.
- Ja.
Na artikel 22 worden twee artikelen ingevoegd, die luiden:
Artikel 22a
1. De rechter kan, indien de vrees bestaat dat kennisneming van stukken door een partij haar lichamelijke of geestelijke gezondheid zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen.
2. De rechter kan, indien kennisneming van stukken door een partij de persoonlijke levenssfeer van een ander onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen.
Artikel 22b
De rechter kan door partijen verschafte gegevens en bescheiden buiten beschouwing laten indien zij op zijn verzoek niet aangeven ter toelichting of staving van welke stelling de gegevens of bescheiden zijn bedoeld en welk onderdeel daartoe van belang is.
- K.
In artikel 27, eerste en tweede lid, wordt ‘terechtzitting’ vervangen door: zitting.
- L.
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Artikel 28 wordt, onder vernummering van artikel 29 tot artikel 28, vernummerd tot artikel 29.
- 2.
Het derde lid komt te luiden:
3. Onder vonnissen, arresten en beschikkingen zijn begrepen stukken die bij de uitspraak zijn gevoegd. Van andere tot een procesdossier behorende stukken wordt geen afschrift of uittreksel aan derden verstrekt.
- 3.
In het vijfde lid wordt ‘die wordt vastgesteld’ vervangen door: dat wordt vastgesteld.
- M.
In artikel 28, eerste lid, onder a (nieuw), wordt ‘terechtzitting’ telkens vervangen door: zitting.
- N.
Na artikel 30 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, die luidt:
Derde afdeling A. Algemene voorschriften voor procedures
Artikel 30a
1. De eiser of verzoeker stelt zijn vordering in of dient zijn verzoek in door middel van een procesinleiding.
2. De procedures waarin een vordering wordt ingesteld, worden in dit wetboek aangeduid als vorderingsprocedures. De procedures waarin een verzoek wordt ingediend, worden in dit wetboek aangeduid als verzoekprocedures.
3. De procesinleiding vermeldt ten minste:
- a.
de naam en in geval van een natuurlijke persoon tevens de voornamen van de eiser of verzoeker, de door eiser gekozen woonplaats in Nederland, respectievelijk de woonplaats of, bij gebreke daarvan, het werkelijk verblijf van de verzoeker,
- b.
de naam en woonplaats van de verweerder bij de vordering, dan wel de bij de verzoeker bekende namen en woonplaats van belanghebbenden,
- c.
de dag waarop in de vorderingsprocedure de verweerder ten laatste als verweerder kan verschijnen, welke dag ligt ten minste vier weken en uiterlijk zes maanden na de dag van indiening van de procesinleiding bij de rechter, dan wel in geval van toepassing van artikel 113, ten minste twee weken en uiterlijk zes maanden na de dag van betekening van de procesinleiding bij de verweerder,
- d.
de vordering of het verzoek en de gronden waarop het berust,
- e.
de naam en het kantooradres van de gemachtigde of de advocaat, indien die door de eiser of verzoeker wordt aangewezen,
- f.
de door de verweerder tegen de vordering of de door de belanghebbende tegen het verzoek aangevoerde verweren en de gronden daarvoor,
- g.
de bewijsmiddelen waarover de eiser of verzoeker kan beschikken tot staving van de betwiste gronden van zijn vordering of verzoek, en de getuigen die hij daartoe kan doen horen, alsmede
- h.
de aanwijzing van de bevoegde rechter die van de zaak kennisneemt.
4. De procesinleiding wordt ondertekend. In zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen, geschiedt ondertekening door de eiser of verzoeker of door zijn gemachtigde. In zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, geschiedt ondertekening door de advocaat.
Artikel 30b
1. Het instellen van een vordering en het indienen van een verzoek kunnen worden gecombineerd in één procesinleiding, mits tussen de vordering en het verzoek voldoende samenhang bestaat en de Nederlandse rechter bevoegd is van beide kennis te nemen.
2. In geval van toepassing van het eerste lid zijn de bepalingen van de vorderingsprocedure van toepassing, tenzij de aard van de bepalingen zich daartegen verzet of tenzij de wet of de rechter met het oog op een goede procesorde, anders bepaalt.
3. Het vorige lid is niet van toepassing op de gevolgen van het niet tijdig betalen van griffierechten en op het instellen van hoger beroep en cassatie.
4. De rechter splitst een zaak in twee of meer zaken indien een vordering en een verzoek zich naar zijn oordeel niet lenen voor gezamenlijke behandeling. In de beslissing tot splitsing vermeldt de rechter, voor zover van toepassing, het bijkomende griffierecht dat ingevolge artikel 8 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken van partijen wordt geheven en binnen welke termijn dit griffierecht of dit verhoogde griffierecht betaald dient te worden. De gesplitste zaken worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevinden op het moment van de splitsing.
Artikel 30c
1. De eiser of verzoeker dient de procesinleiding langs elektronische weg in bij de rechter. Partijen dienen gedurende de procedure ook overige stukken langs elektronische weg in, tenzij de rechter anders bepaalt. Anderen dan partijen, die bij de procedure worden betrokken, dienen stukken langs elektronische weg in, tenzij de wet of de rechter anders bepaalt.
2. Waar dit wetboek voorschrijft dat handelingen schriftelijk geschieden, wordt hieraan langs elektronische weg voldaan, tenzij dit wetboek of de rechter anders bepaalt.
3. Onder een elektronische handtekening wordt verstaan een handtekening die bestaat uit elektronische gegevens die gehecht zijn aan of logisch verbonden zijn met andere elektronische gegevens en die worden gebruikt door de ondertekenaar om te ondertekenen. Waar in dit wetboek ondertekening is voorgeschreven, is aan dit vereiste voldaan indien het stuk is ondertekend met een elektronische handtekening die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen. Een stuk dat langs elektronische weg is ingediend in het digitale systeem voor gegevensverwerking van de gerechten geldt als ondertekend. Dit lid is niet van toepassing op akten als bedoeld in artikel 156 en op de ondertekening van documenten in een arbitrageprocedure ingevolge het Vierde Boek.
4. De verplichting tot indiening van stukken langs elektronische weg, als bedoeld in het eerste en het tweede lid geldt niet voor natuurlijke personen en voor verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte, tenzij zij worden vertegenwoordigd door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere uitzonderingen op de verplichting tot stukkenwisseling langs elektronische weg als bedoeld in het eerste en het tweede lid worden gemaakt.
5. De partij die niet verplicht is tot en geen gebruik maakt van stukkenwisseling langs elektronische weg, dient de stukken als bedoeld in het eerste lid in op papier en verricht de handelingen als bedoeld in het tweede lid op papier. De griffier stelt stukken en mededelingen op papier, of indien deze partij dit wenst langs elektronische weg, aan hem ter beschikking en stelt de door deze partij ingediende stukken ter beschikking van de overige partijen, met uitzondering van het oproepingsbericht in een vorderingsprocedure.
6. Indien niet is voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet of de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 30f, stelt de rechter de desbetreffende partij in de gelegenheid dit verzuim te herstellen binnen een door hem te bepalen termijn. Maakt de eiser of verzoeker van deze gelegenheid geen gebruik, dan kan hij in de vordering of het verzoek niet ontvankelijk worden verklaard dan wel kan de rechter het stuk buiten beschouwing laten.
7. In afwijking van het voorgaande lid kan de rechter bepalen dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor stukkenwisseling op papier.
8. Niet-ontvankelijkverklaring wegens het ten onrechte indienen van een procesinleiding op papier of het buiten beschouwing laten van een stuk omdat het ten onrechte op papier of na afloop van een termijn is ingediend, blijft achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 30d
1. Als tijdstip waarop een bericht door de rechter langs elektronische weg is ontvangen, geldt het tijdstip waarop het bericht het digitale systeem voor gegevensverwerking van de gerechten heeft bereikt. Na elke indiening langs elektronische weg ontvangt de indiener een ontvangstbevestiging in het digitale systeem voor gegevensverwerking.
2. Als tijdstip waarop een bericht dat door de rechter is geplaatst in het in het eerste lid genoemde digitale systeem voor gegevensverwerking door de geadresseerde is ontvangen, geldt het tijdstip waarop de rechter de geadresseerde hierover een kennisgeving heeft verzonden buiten het digitale systeem voor gegevensverwerking.
3. Als tijdstip waarop een bericht dat door een partij of een andere betrokkene bij de procedure is geplaatst in het in het eerste lid genoemde digitale systeem voor gegevensverwerking door de andere partijen en betrokkenen bij de procedure is ontvangen, geldt het tijdstip waarop de rechter de betrokkenen hierover een kennisgeving heeft verzonden buiten het digitale systeem voor gegevensverwerking.
4. Indien een partij of andere betrokkene bij de procedure afziet van digitale bereikbaarheid buiten het digitale systeem voor gegevensverwerking als bedoeld in het eerste lid, zodat de kennisgeving bedoeld in het tweede en derde lid niet kan worden gezonden, geldt als tijdstip waarop een bericht als bedoeld in deze leden door hem is ontvangen, het tijdstip waarop het bericht voor hem toegankelijk is geworden in het digitale systeem voor gegevensverwerking.
Artikel 30e
1. Oproepingen door de rechter, processen-verbaal en afschriften van een vonnis of beschikking, alsmede andere berichten tussen het gerecht en partijen worden langs elektronische weg ter beschikking gesteld, tenzij artikel 30c, vijfde lid, van toepassing is.
2. Oproepingen die bij brief geschieden, vermelden de datum van de verzending. Deze vermelding geschiedt niet slechts op de envelop.
Artikel 30f
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het elektronisch verkeer met de rechter, het digitale systeem voor gegevensverwerking en de verschoonbaarheid van termijnoverschrijdingen wegens verstoring van het digitale systeem voor gegevensverwerking van de gerechten of van de toegang tot dit systeem.
Artikel 30g
Oproepingen van derden als partij in het geding geschieden met inachtneming van de termijnen die gelden voor de bezorging of betekening van de procesinleiding bij de belanghebbende of verweerder. Indien de oproeping niet geschiedt bij dezelfde procesinleiding waarmee de belanghebbende of verweerder in de procedure is betrokken, wordt de procesinleiding, waarmee de belanghebbende of verweerder in de procedure is betrokken, met de oproeping bij de derde bezorgd of betekend. Artikel 111, tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, d, e, en g, artikel 128, tweede, derde en vierde lid en artikel 276 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 30h
Indien de behandeling van een zaak wordt aangehouden, blijft een hernieuwde oproeping van of mededeling aan diegenen, aan wie de dag en het uur reeds mondeling ter zitting waren medegedeeld, achterwege.
Artikel 30i
1. Iedere verweerder in een vorderingsprocedure en iedere belanghebbende in een verzoekprocedure kan binnen de daarvoor geldende termijn zijn met redenen omkleed verweer schriftelijk bij de rechter indienen.
2. In zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen, kan verweer ook mondeling bij de rechter worden gevoerd en kunnen conclusies en akten ook mondeling ter zitting worden genomen.
3. Indien een partij tijdens een zitting mondeling verweer als bedoeld in het vorige lid heeft gevoerd zonder dat de wederpartij of haar gemachtigde daarbij aanwezig was, zendt de griffier een weergave van de zakelijke inhoud ervan aan de wederpartij of aan haar gemachtigde, tenzij de rechter toezending niet noodzakelijk acht.
4. De verweerder brengt alle excepties en zijn verweer ten principale tegelijk naar voren, op straffe van verval van niet aangevoerde excepties en, indien niet ten principale verweer is gevoerd, van het recht om dat alsnog te doen.
5. In afwijking van het vierde lid kunnen zij die beroep willen doen op de termijn van artikel 104 van Boek 1 of van artikel 185 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, hun verweer tot dit beroep beperken.
6. Het verweerschrift vermeldt de bewijsmiddelen waarover verweerder of belanghebbende kan beschikken tot staving van de gronden van zijn verweer, en de getuigen die hij daartoe kan doen horen.
7. Het verweerschrift wordt ondertekend. In zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen, geschiedt ondertekening door de eiser of verzoeker of door zijn gemachtigde. In zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, geschiedt ondertekening door de advocaat.
8. Het verweerschrift mag een tegenvordering of tegenverzoek bevatten, tenzij de oorspronkelijke eiser of verzoeker is opgetreden in hoedanigheid en de tegenvordering of het tegenverzoek hem persoonlijk zou betreffen of omgekeerd. Artikel 30a, derde lid, onder f en g, is van overeenkomstige toepassing.
9. De eiser of verzoeker en overige verweerders of belanghebbenden kunnen tegen een tegenvordering of tegenverzoek een verweerschrift indienen indien zij elkaars wederpartij zijn. De termijn voor het indienen van dit verweerschrift bedraagt in vorderingsprocedures voor de kantonrechter vier weken, in andere vorderingsprocedures zes weken, tenzij de wet of de rechter anders bepaalt. In verzoekzaken is artikel 282, eerste lid, van toepassing. De zaken betreffende de vordering of het verzoek en de tegenvordering of het tegenverzoek worden tegelijk behandeld en bij vonnis of beschikking beslist, tenzij de rechter anders bepaalt.
Artikel 30j
1. Zo spoedig mogelijk nadat verweerder in de procedure is verschenen als bedoeld in artikel 114, dan wel na ontvangst van de procesinleiding in een verzoekprocedure, bepaalt de rechter de dag en het uur waarop de mondelinge behandeling plaatsvindt. De termijn tussen de uitnodiging van partijen en de mondelinge behandeling is ten minste drie weken, tenzij sprake is van een behandeling in kort geding.
2. In verzoekprocedures beveelt de rechter oproeping van de verzoeker en voor zover nodig van de in de procesinleiding genoemde belanghebbenden. Bovendien kan hij te allen tijde belanghebbenden, bekende of onbekende, doen oproepen. In geval van een procesinleiding waarbij zowel een vordering is ingesteld als een verzoek is ingediend, beveelt de rechter ook de oproeping van de belanghebbende die tevens verweerder bij de vordering is.
3. De griffier roept de eiser of verzoeker en de verweerder of belanghebbenden, bedoeld in het tweede lid, op voor de plaats en de dag en het uur waarop de mondelinge behandeling plaatsvindt.
4. De oproepingen van belanghebbenden gaan vergezeld van een afschrift van de procesinleiding, tenzij een oproeping op andere wijze dan bij brief of exploot geschiedt, of de rechter anders bepaalt; in deze gevallen bevat de oproeping een korte omschrijving van het verzoek.
5. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de rechter zich in een verzoekprocedure aanstonds onbevoegd verklaart, de eiser of verzoeker aanstonds niet-ontvankelijk in zijn vordering of verzoek verklaart, of het verzoek toewijst.
6. De rechter kan met instemming of op verlangen van partijen de mondelinge behandeling achterwege laten en uitspraak doen. In kantonzaken kan de rechter bepalen dat de mondelinge behandeling achterwege blijft indien geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht te worden gehoord, binnen een door hem gestelde redelijke termijn heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht.
Artikel 30k
1. Tijdens de mondelinge behandeling stelt de rechter partijen in de gelegenheid hun stellingen toe te lichten en kan de rechter:
- a.
partijen verzoeken hem inlichtingen te geven,
- b.
partijen gelegenheid geven hun stellingen nader te onderbouwen,
- c.
een schikking beproeven,
- d.
met partijen overleggen hoe het vervolg van de procedure zal verlopen, en
- e.
die aanwijzingen geven of die proceshandelingen bevelen die hij geraden acht,
voor zover de rechter dit in overeenstemming acht met de eisen van een goede procesorde.
2. Met voorafgaande toestemming van de rechter kunnen tijdens de mondelinge behandeling getuigen en partijdeskundigen worden gehoord. De negende afdeling van de tweede titel is van overeenkomstige toepassing, onverminderd artikel 284, eerste lid.
3. Voor zover mogelijk bericht de griffier partijen tevoren over het doel van de mondelinge behandeling.
4. Partijen verschijnen op de mondelinge behandeling in persoon of bij gemachtigde. In zaken waarin zij niet in persoon kunnen procederen, verschijnen zij bij advocaat. De rechter kan verschijning in persoon bevelen. Partijen die in persoon verschijnen, mogen zich laten bijstaan door hun gemachtigde. In zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, is de gemachtigde een advocaat.
5. Onverminderd artikel 85, dienen processtukken en andere stukken zoveel mogelijk onmiddellijk bij de indiening van de procesinleiding onderscheidenlijk het verweerschrift en tot uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling te worden ingediend, tenzij de wet een andere termijn voorschrijft. Stukken die na die termijn of ter zitting worden ingediend, worden door de rechter buiten beschouwing gelaten, tenzij artikel 30c, achtste lid, van toepassing is of de goede procesorde zich daartegen verzet.
6. Indien met het oog op de mondelinge behandeling een bevel als bedoeld in artikel 22 wordt gegeven, moeten de stukken uiterlijk op een door de rechter te bepalen dag vóór de datum van de mondelinge behandeling zijn ingediend en aan de wederpartij ter beschikking zijn gesteld.
Artikel 30l
1. Tijdens de mondelinge behandeling ondervraagt de rechter partijen. Partijen kunnen elkaar vragen stellen, behoudens de bevoegdheid van de rechter om te beletten dat aan een bepaalde vraag gevolg wordt gegeven.
2. Een verklaring omtrent door haar te bewijzen feiten kan in het voordeel van de partij die haar aflegde geen bewijs opleveren. Overigens kan de rechter uit de afgelegde verklaringen, uit een niet-verschijnen op de mondelinge behandeling of uit een weigering om te antwoorden of het proces-verbaal te ondertekenen de gevolgtrekking maken die hij geraden acht, behoudens artikel 154.
Artikel 30m
1. Indien een schikking tot stand komt, eindigt de procedure. Van de zitting waarop een schikking is bereikt, wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat door de rechter en partijen of hun tot dat doel bijzonderlijk gevolmachtigden wordt ondertekend en waarin de verbintenissen die partijen ten gevolge van die schikking op zich nemen, worden neergelegd. De uitgifte van dit proces-verbaal geschiedt in executoriale vorm.
2. Indien geen schikking tot stand komt, bepaalt de rechter wat de volgende proceshandeling zal zijn.
Artikel 30n
1. De rechter maakt van de mondelinge behandeling proces-verbaal op:
- a.
indien hij dit ambtshalve of op verzoek van een partij die daarbij belang heeft, bepaalt, of
- b.
op verzoek van de hogerberoepsrechter of de Hoge Raad.
2. Het proces-verbaal bevat ten minste de namen van de rechter of de rechters die de zaak behandelt onderscheidenlijk behandelen, die van partijen en van hun vertegenwoordigers of gemachtigden die op de mondelinge behandeling zijn verschenen, en die van de getuigen, deskundigen en tolken die op de mondelinge behandeling zijn verschenen.
3. Het proces-verbaal houdt een zakelijke samenvatting in van het verhandelde ter zitting.
4. De rechter kan bepalen dat de verklaring van een partij, getuige of deskundige geheel in het proces-verbaal zal worden opgenomen. In dat geval wordt de verklaring onverwijld op schrift gesteld en aan de partij, getuige of deskundige voorgehouden. Deze mag daarin wijzigingen aanbrengen, die op schrift worden gesteld en aan de partij, getuige of deskundige worden voorgelezen. De verklaring wordt door de partij, getuige of deskundige ondertekend. Heeft ondertekening niet plaats, dan wordt de reden daarvan in het proces-verbaal vermeld.
5. Het proces-verbaal wordt door de rechter ondertekend. Bij verhindering van de rechter wordt dit in het proces-verbaal vermeld.
6. De griffier stelt het proces-verbaal ter beschikking van partijen.
7. De rechter kan bepalen dat het proces-verbaal, bedoeld in het eerste en derde lid en in de artikelen 180, eerste lid, 198, vijfde lid, en 201, vierde lid, wordt vervangen door een door of namens hem gemaakte beeld- of geluidsopname. In dat geval kan de hogerberoepsrechter of de Hoge Raad alsnog verzoeken om een schriftelijke weergave van het proces-verbaal.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de toepassing van beeld- en geluidsopnamen.
Artikel 30o
1. Indien dit met het oog op artikel 19 of met het oog op een goede instructie van de zaak noodzakelijk is, kan de rechter op verzoek van een partij toestaan of ambtshalve bepalen dat, in afwijking van of aanvulling op hetgeen in deze afdeling is bepaald:
- a.
termijnen worden verlengd of verkort,
- b.
partijen schriftelijk reageren op elkaars standpunten,
- c.
de mondelinge behandeling wordt aangehouden of in alle gevallen en in elke stand van het geding een mondelinge behandeling of andere zitting wordt gehouden,
- d.
voor, tijdens of na een mondelinge behandeling stukken worden ingediend en dat partijen daarop schriftelijk reageren.
2. De rechter bepaalt de termijnen voor proceshandelingen als bedoeld in het eerste lid, onder b, c en d.
Artikel 30p
1. De rechter kan, indien alle partijen op de mondelinge behandeling zijn verschenen, tijdens of na de mondelinge behandeling ter zitting mondeling uitspraak doen.
2. In afwijking van de artikelen 230 en 287 bestaat de mondelinge uitspraak uit de beslissing en de gronden van de beslissing.
3. Van de mondelinge uitspraak wordt door de rechter een proces-verbaal opgemaakt.
4. Het proces-verbaal wordt door de rechter ondertekend. Bij verhindering van de rechter wordt dit in het proces-verbaal vermeld.
5. De rechter stelt binnen twee weken na de mondelinge uitspraak een afschrift van het proces-verbaal ter beschikking van partijen. Het afschrift dat wordt verstrekt aan een partij die tot tenuitvoerlegging van de uitspraak kan overgaan, is in executoriale vorm opgemaakt.
Artikel 30q
1. Tenzij mondeling uitspraak wordt gedaan, doet de rechter in kantonzaken binnen vier weken en in andere zaken binnen zes weken na afloop van de mondelinge behandeling schriftelijk uitspraak.
2. In bijzondere omstandigheden kan de rechter de termijnen, genoemd in het eerste lid, verlengen. Bij een verlenging wordt mededeling gedaan aan partijen van de datum van de uitspraak.
3. Op gezamenlijk verlangen van de in het geding verschenen partijen kan de rechter de uitspraak uitstellen of achterwege laten.
- O.
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het tweede lid wordt ‘op de minuut van het vonnis, het arrest of de beschikking gesteld’ vervangen door: in het vonnis, het arrest of de beschikking verwerkt.
- 2.
Het tweede lid komt te luiden:
2. Van het verbeterde vonnis of arrest of de verbeterde beschikking stelt de griffier op de dag van de uitspraak aan de in de oorspronkelijke procedure verschenen partijen een afschrift ter beschikking, zo nodig opgemaakt in executoriale vorm. Een eerder verstrekt afschrift opgemaakt in executoriale vorm verliest hierdoor zijn kracht. Was de executie reeds aangevangen, dan kan deze met inachtneming van de verbetering worden voortgezet op grond van een na de verbetering afgegeven afschrift opgemaakt in executoriale vorm.
- P.
Artikel 33 vervalt.
- Q.
Artikel 34 komt te luiden:
Artikel 34
Wanneer een procedure na verwijzing of toepassing van een rechtsmiddel voor een andere rechter wordt voortgezet, stelt de griffier van het gerecht waar de procedure aanhangig was afschriften van het vonnis, het arrest of de beschikking en de op de procedure betrekking hebbende stukken ambtshalve ter beschikking van de griffier van het gerecht waar de procedure wordt voortgezet.
- R.
In artikel 35, tweede lid, wordt ‘betreffende het verloop van de procedure’ vervangen door: betreffende het verloop van de procedure, de opmaak en inrichting van de door partijen in het geding te brengen stukken,.
- S.
In de artikelen 37, tweede lid, 39, eerste lid, 40, tweede lid, en 42, eerst lid, wordt ‘terechtzitting’ vervangen door: zitting.
- T.
In het opschrift van de vijfde A afdeling van de eerste titel van het Eerste Boek wordt ‘de Commissie van de Europese Gemeenschappen’ vervangen door: de Europese Commissie.
- U.
Artikel 44a wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste, tweede en derde lid wordt ‘de Commissie van de Europese Gemeenschappen’ telkens vervangen door: de Europese Commissie.
- 2.
In het eerste lid wordt ‘roldatum’ vervangen door: termijn.
- V.
Het opschrift van de achtste afdeling van de eerste titel van het Eerste Boek komt te luiden:
Achtste afdeling. Verbeteren of aanvullen van de procesinleiding en verwijzing
- W.
Artikel 69 komt te luiden:
Artikel 69
1. Indien een vordering is ingesteld volgens de regels van de verzoekprocedure of een verzoek is ingediend volgens de regels van de vorderingsprocedure, deelt de rechter, zo nodig, de eiser of verzoeker mede dat deze op eigen kosten binnen een termijn van twee weken de procesinleiding dient te verbeteren of aan te vullen en dat eiser zo nodig de verweerder dient op te roepen binnen een termijn van vier weken. De procedure is aanhangig vanaf de oorspronkelijke dag van indiening van de procesinleiding.
2. De rechter stelt partijen, zo nodig, in de gelegenheid hun stellingen aan de dan toepasselijke procesregels aan te passen.
3. Tegen een beslissing ingevolge het eerste en tweede lid staat geen hogere voorziening open.
- X.
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘administratieve rechter’ vervangen door: bestuursrechter.
- 2.
In het eerste en tweede lid wordt ‘aanlegger’ telkens vervangen door: eiser of verzoeker.
- Y.
Het vierde en vijfde lid van artikel 71 komen te luiden:
4. In de beslissing tot verwijzing vermeldt de rechter:
- a.
op welke wijze partijen in de procedure moeten verschijnen,
- b.
voor zover van toepassing, het griffierecht of het verhoogde griffierecht dat ingevolge artikel 8 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken van partijen wordt geheven en binnen welke termijn dit griffierecht of dit verhoogde griffierecht betaald dient te worden,
- c.
de informatie als bedoeld in artikel 111, tweede lid, onderdelen f en g, en
- d.
de stand van het geding waarin het wordt verwezen.
In het geval van een vorderingsprocedure vermeldt de rechter tevens de datum voor de volgende proceshandeling en beveelt de rechter, indien tegen de verweerder verstek is verleend, dat deze datum door de eiser bij exploot aan de verweerder wordt aangezegd onder betekening van de beslissing tot verwijzing.
5. Tegen een verwijzing en tegen het achterwege laten van verwijzing staat geen voorziening open.
- Z.
In artikel 73 wordt ‘eerste zin’ vervangen door: onder a en b.
- AA.
Artikel 74 komt te luiden:
Artikel 74
Na verwijzing wordt een procedure in de stand waarin zij zich bij de verwijzing bevindt, voortgezet voor de rechter naar wie de zaak is verwezen. Een lagere rechter is aan de verwijzing gebonden, een hogere rechter niet.
- BB.
In artikel 77, tweede lid, wordt ‘die bij dagvaarding moet worden ingeleid’ vervangen door: waarbij een vordering is ingesteld.
- CC.
In het opschrift van de tweede titel van het Eerste Boek wordt ‘dagvaardingsprocedure’ vervangen door: vorderingsprocedure.
- DD.
In artikel 78 vervallen de aanduiding ‘1.’ en het tweede lid.
- EE.
Artikel 82 komt te luiden:
Artikel 82
In zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen, kunnen verweerschrift, conclusies en akten ook ter zitting worden genomen, dan wel door indiening ter griffie tot uiterlijk de dag voor de zitting of een andere door de rechter bepaalde datum.
- FF.
Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste en tweede lid wordt ‘terechtzitting’ telkens gewijzigd in: zitting.
- 2.
In het tweede lid wordt ‘zendt de griffier zo spoedig mogelijk een afschrift van deze stukken aan de wederpartij’ vervangen door: stelt de griffier zo spoedig mogelijk een afschrift van deze stukken aan de wederpartij ter beschikking.
- 3.
In het derde lid wordt ‘zendt de griffier een weergave van de zakelijke inhoud van de conclusie aan de wederpartij of aan haar gemachtigde’ vervangen door: stelt de griffier een weergave van de zakelijke inhoud van de conclusie aan de wederpartij of aan haar gemachtigde ter beschikking.
- 4.
Het vierde lid komt te luiden:
4. In zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, is artikel 30k, vijfde lid van overeenkomstige toepassing.
- GG.
Artikel 85 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘dagvaarding’ vervangen door: procesinleiding, verweerschrift.
- 2.
Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot het derde lid.
- 3.
In het derde lid (nieuw) wordt ‘van dit artikel’ vervangen door ‘van dit artikel of van artikel 30k, vijfde lid’ en wordt ‘dat de wederpartij geen afschrift van het stuk heeft ontvangen’ vervangen door: dat de wederpartij het stuk niet heeft ontvangen.
- HH.
De artikelen 87 tot en met 92 vervallen.
- II.
In artikel 93, onderdeel a, wordt ‘de dag van dagvaarding’ vervangen door: de dag waarop de zaak aanhangig is gemaakt.
- JJ.
Het tweede en derde lid van artikel 94 komen te luiden:
2. Indien een zaak meer dan één vordering of verzoek betreft en ten minste één daarvan een vordering of verzoek is als bedoeld in artikel 93 onder c of d, worden deze vorderingen en verzoeken alle door de kantonrechter behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen en verzoeken zich tegen afzonderlijke behandeling verzet.
3. In het geval van een vordering of verzoek en een tegenvordering of tegenverzoek, waarbij ten minste één vordering of verzoek een vordering of verzoek betreft als bedoeld in artikel 93 onder c of d, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.
- KK.
In artikel 95 wordt ‘eis’ vervangen door: vordering.
- LL.
Artikel 96 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
- 2.
Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
2. Indien slechts een van partijen zich tot de kantonrechter wendt voor toepassing van het eerste lid, wordt aan haar keuze slechts gevolg gegeven indien alle andere partijen de kantonrechter berichten dat zij instemmen met deze keuze.
- MM.
Artikel 97, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
‘een zaak in reconventie’ wordt vervangen door: een tegenvordering of tegenverzoek.
- 2.
‘de zaak in conventie’ wordt vervangen door: de vordering.
- 3.
‘tussen de vorderingen’ wordt vervangen door: tussen de vorderingen of tussen de vordering en het verzoek.
- NN.
In artikel 99, eerste en tweede lid, wordt ‘gedaagde’ telkens vervangen door: verweerder.
- OO.
In artikel 107 wordt ‘gedaagden’ telkens vervangen door: verweerders.
- PP.
Artikel 109 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Voor de tekst wordt de aanduiding ‘2.’ geplaatst.
- 2.
Toegevoegd wordt een lid, dat luidt:
1. In zaken waarbij zowel een vordering is ingesteld als een verzoek is ingediend, is bevoegd de rechter van de woonplaats van de verweerder bij de vordering, tenzij het verzoek niet behoort tot diens absolute bevoegdheid of tenzij de wet, met uitzondering van artikel 262, anders bepaalt. In dat geval wordt de zaak gesplitst overeenkomstig artikel 30b, vierde lid.
- 3.
In het tweede lid (nieuw) wordt ‘de artikelen 99 tot en met 108’ vervangen door ‘de artikelen 99 tot en met 108 en het eerste lid’ en wordt ‘de rechter te ’s-Gravenhage’ vervangen door: de rechter van de rechtbank Den Haag.
- QQ.
In het artikel 110, tweede lid, komt de tweede zin te luiden: Artikel 74 is van toepassing.
- RR.
In het opschrift van de vierde afdeling van de tweede titel van het Eerste Boek wordt ‘Dagvaarding’ vervangen door: Oproeping.
- SS.
De artikelen 111 tot en met 115 komen te luiden:
Artikel 111
1. De griffier stuurt de eiser een oproepingsbericht na ontvangst van de procesinleiding.
2. In het oproepingsbericht neemt de griffier de inhoud en de datum van indiening van de procesinleiding op en vermeldt hij ten minste:
- a.
in zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen: de wijze waarop de verweerder in de procedure moet verschijnen, te weten in persoon of vertegenwoordigd door een gemachtigde en de wijze waarop en de termijn waarbinnen de verweerder zich kan verweren, zoals bepaald in de artikelen 30i, tweede lid, en 82;
- b.
in zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen: de wijze waarop de verweerder in de procedure moet verschijnen, te weten vertegenwoordigd door een advocaat;
- c.
de dag waarop de verweerder ten laatste zijn verweerschrift kan indienen, welke dag in kantonzaken vier weken en in andere zaken zes weken ligt na de dag waarop hij als verweerder in de procedure is verschenen als bedoeld in artikel 114;
- d.
de in artikel 139 genoemde rechtsgevolgen die intreden indien de verweerder bij een vordering niet verschijnt in de procedure als verweerder als bedoeld in artikel 114, of, behalve in kantonzaken of zaken in kort geding, het door zijn verschijning verschuldigde griffierecht niet tijdig voldoet;
- e.
indien er verschillende verweerders zijn, het in artikel 140, derde lid, genoemde rechtsgevolg dat intreedt indien niet alle verweerders op de voorgeschreven wijze in de procedure verschijnen;
- f.
indien het een zaak betreft met verschillende verweerders, de mededeling dat van partijen die bij dezelfde advocaat verschijnen en gelijkluidende stukken indienen of gelijkluidend verweer voeren, op basis van artikel 15 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht wordt geheven;
- g.
de mededeling of van verweerders bij verschijning in de procedure een griffierecht zal worden geheven en binnen welke termijn dit griffierecht betaald dient te worden met verwijzing naar een vindplaats van de meest recente bijlage behorende bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken waarin de hoogte van de griffierechten staan vermeld. Hierbij wordt vermeld dat van een persoon die onvermogend is, een bij of krachtens de wet vastgesteld griffierecht wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
- 1°
het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, de aanvraag als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de Rechtsbijstand, dan wel
- 2°
een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, als bedoeld in artikel 7, derde lid, onder 3, van de Wet op de rechtsbijstand, waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens, bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet;
- h.
in geval van kort geding, de plaats, de dag en het uur van de mondelinge behandeling.
Artikel 112
1. Het oproepingsbericht als bedoeld in artikel 111 wordt bij de verweerder bij exploot betekend of door eiser op andere wijze bezorgd, binnen twee weken na de dag van indiening van de procesinleiding, tenzij de wet anders bepaalt. Het exploot van betekening van het oproepingsbericht wordt door de eiser ingediend uiterlijk op de dag, voorafgaande aan de dag waarop de verweerder ten laatste kan verschijnen, tenzij verweerder eerder is verschenen.
2. Heeft de eiser het oproepingsbericht bezorgd op andere wijze, bedoeld in het eerste lid, en verschijnt de verweerder niet uiterlijk op de laatste dag waarop hij diende te verschijnen, dan kan eiser binnen twee weken na de dag waarop verweerder uiterlijk diende te verschijnen, het oproepingsbericht doen betekenen bij de verweerder. De termijn om te verschijnen als bedoeld in artikel 30a, derde lid, onder c, wordt in dat geval verlengd met vier weken na de laatste dag waarop de verweerder diende te verschijnen, bedoeld in de eerste volzin.
3. Indien eiser de oproeping bij exploot als bedoeld in het tweede lid achterwege laat, wordt hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
4. Het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing indien de procesinleiding zowel een vordering als een verzoek bevat.
5. Indien het tweede lid van toepassing is, kunnen het oproepingsbericht en de procesinleiding door de deurwaarder worden verbeterd of aangevuld, met uitzondering van wijziging van eis. In dat geval vervangen dit gewijzigde oproepingsbericht en deze gewijzigde procesinleiding het eerdere oproepingsbericht onderscheidenlijk de eerdere procesinleiding. De termijn om te verschijnen als bedoeld in de laatste volzin van het tweede lid, wordt in het oproepingsbericht gewijzigd.
Artikel 113
1. In afwijking van artikel 112 kan de eiser een oproepingsbericht bij exploot laten betekenen alvorens hij de procesinleiding indient.
2. De deurwaarder stelt het oproepingsbericht op overeenkomstig artikel 30a, derde lid, en artikel 111, tweede lid, onder a tot en met h, en neemt de inhoud van de procesinleiding op in het oproepingsbericht.
3. Na betekening van het oproepingsbericht dient eiser onverwijld het exploot van betekening, het oproepingsbericht en de procesinleiding in.
Artikel 114
Een verweerder geldt als in de procedure verschenen:
- a.
in zaken voor de kantonrechter, indien hij binnen de termijn, genoemd in artikel 30a, derde lid, onder c, de griffie schriftelijk bericht dat hij in de procedure betrokken wenst te worden of zijn verweerschrift indient,
- b.
in zaken voor de voorzieningenrechter, indien hij verschijnt op de mondelinge behandeling,
- c.
in alle overige zaken, indien hij binnen de termijn, genoemd in artikel 30a, derde lid, onder c, advocaat stelt.
Artikel 115
1. Indien de verweerder een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf buiten Nederland heeft in een Staat waar de in artikel 56, eerste lid, bedoelde verordening van toepassing is, of in een Staat die in Europa is gelegen en die partij is bij het op 15 november 1965 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken (Trb. 1966, 91), is de termijn om te verschijnen in afwijking van artikel 30a, derde lid, onder c, ten minste zes weken en is de termijn tussen de betekening bij de verweerder en het verstrijken van de termijn om te verschijnen ten minste vier weken.
2. Indien de verweerder noch in Nederland, noch in een Staat als bedoeld in het eerste lid, een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf heeft, is de termijn om te verschijnen in afwijking van artikel 30a, derde lid, onder c, ten minste vier maanden en is de termijn tussen de betekening bij de verweerder en het verstrijken van de termijn om te verschijnen ten minste drie maanden.
3. Indien de verweerder in Nederland geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf heeft, is de termijn om te verschijnen in afwijking van artikel 30a, derde lid, onder c en in afwijking van het eerste en tweede lid ten minste drie weken en is de termijn tussen de kennisgeving aan de verweerder en het verstrijken van de termijn om te verschijnen ten minste twee weken, indien het exploot in Nederland wordt gedaan aan de verweerder in persoon, dan wel aan een door de verweerder voor deze zaak gekozen woonplaats.
- TT.
Artikel 116, eerste lid, komt te luiden:
1. Indien in rechte worden opgeroepen houders van aandelen of andere effecten die niet op naam staan of waarvan de houders niet bij naam bekend zijn, is de termijn om te verschijnen, in afwijking van artikel 30a, derde lid, onder c, ten minste zes weken.
- UU.
Artikel 117 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
‘de artikelen 114, 115 en 116’ wordt vervangen door: de artikelen 30a, derde lid, onder c, 115 en 116.
- 2.
het exploot van dagvaarding’ wordt vervangen door: de procesinleiding of het exploot.
- VV.
Artikel 118 vervalt.
- WW.
Artikel 119 komt te luiden:
Artikel 119
Wordt het exploot gedaan met toepassing van artikel 56, dan vangt de termijn van verschijning aan op de dag, volgend op de datum van verzending als bedoeld in het tweede lid, onder a, van dat artikel. Bij het bepalen van de termijn van verschijning wordt de datum van verschijning niet meegerekend.
- XX.
Artikel 120 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het tweede en derde lid komen als volgt te luiden:
2. Een gebrek in een exploot van betekening van het oproepingsbericht dat nietigheid meebrengt, kan bij exploot, uitgebracht voor de datum van verschijning van verweerder, worden hersteld.
3. Bij het uitbrengen van dat exploot moeten de voor de oproeping voorgeschreven termijnen in acht worden genomen, tenzij de rechter anders bepaalt.
- 2.
In het vierde lid wordt ‘artikel 111, tweede lid’ vervangen door: artikel 30a, derde lid onder f en g.
- YY.
Artikel 121 komt te luiden:
Artikel 121
1. Verschijnt de verweerder niet in het geding hoewel hem dat bij exploot was aangezegd, en blijkt aan de rechter dat het exploot lijdt aan een gebrek dat nietigheid meebrengt, dan verleent de rechter geen verstek tegen hem.
2. In het geval bedoeld in het eerste lid bepaalt de rechter een nieuwe uiterste datum voor verschijning en beveelt hij dat deze door de eiser bij exploot aan de verweerder wordt aangezegd met herstel van het gebrek en met inachtneming van artikel 120, derde lid, op kosten van de eiser.
3. Is echter aannemelijk dat het exploot van betekening van het oproepingsbericht de verweerder als gevolg van het gebrek niet heeft bereikt, dan spreekt de rechter de nietigheid van het exploot uit.
- ZZ.
Het eerste lid van artikel 122 komt te luiden:
1. Verschijnt de verweerder in het geding, of komt hij, na bij verstek te zijn veroordeeld, in verzet, en beroept hij zich op de nietigheid van het exploot van betekening van het oproepingsbericht, dan verwerpt de rechter dat beroep indien naar zijn oordeel het gebrek de verweerder niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad.
- AAA.
In artikel 123, eerste tot en met vierde lid, wordt ‘gedaagde’ telkens vervangen door: verweerder.
- BBB.
In het opschrift van de vijfde afdeling van de tweede titel van het Eerste Boek wordt ‘het geding’ vervangen door: de procedure.
- CCC.
Artikel 125 komt te luiden:
Artikel 125
Het geding is aanhangig met ingang van de dag waarop de procesinleiding is ingediend als bedoeld in artikel 30a, eerste lid.
- DDD.
De artikelen 126 en 127 vervallen.
- EEE.
In het artikel 127a, tweede lid, wordt ‘gedaagde’ vervangen door: verweerder.
- FFF.
Artikel 128 komt te luiden:
Artikel 128
1. Indien de verweerder bij gemachtigde of bij advocaat procedeert, deelt hij de naam en het adres van de gemachtigde of de naam en het kantooradres van de advocaat mede zodra hij in de procedure verschijnt als bedoeld in artikel 114.
2. Indiening van het verweerschrift geschiedt niet dan nadat de verweerder het verschuldigde griffierecht heeft voldaan. De rechter houdt de zaak aan zolang de verweerder het griffierecht niet heeft voldaan en de termijn genoemd in artikel 3, derde lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken nog loopt.
3. Indien de verschenen verweerder het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, zijn de artikelen 139 tot en met 142 van toepassing behalve in het geval dat artikel 127a, tweede lid, van toepassing is.
4. Artikel 127a, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
- GGG.
In artikel 129 komt te luiden:
Artikel 129
Zolang de rechter nog niet heeft medegedeeld binnen welke termijn hij eindvonnis zal wijzen, kan de eiser te allen tijde zijn vordering verminderen.
- HHH.
Artikel 130, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
‘geen eindvonnis heeft gewezen’ wordt vervangen door: niet heeft medegedeeld binnen welke termijn hij eindvonnis zal wijzen.
- 2.
‘akte ter rolle’ wordt vervangen door: akte.
- 3.
‘gedaagde’ wordt vervangen door: verweerder.
- III.
De artikelen 131, 132, 133, 134, 135, 136, 137, 138 alsmede het opschrift van de zesde afdeling van de tweede titel van het Eerste Boek vervallen.
- JJJ.
Artikel 139 wordt als volgt gewijzigd:
De zinsnede ‘Indien de gedaagde niet op de eerste of op een door de rechter nader bepaalde roldatum in het geding verschijnt dan wel verzuimt advocaat te stellen’ wordt vervangen door: Indien het oproepingsbericht is betekend en de verweerder niet in de procedure verschijnt.
- KKK.
Artikel 140 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘gedaagden’ telkens vervangen door: verweerders.
- 2.
In het tweede lid wordt ‘gedaagde’ telkens vervangen door: verweerder.
- 3.
In het vierde lid wordt ‘artikel 118’ vervangen door: artikel 30g.
- LLL.
In artikel 141 wordt ‘een dagvaarding die’ vervangen door: een exploot dat.
- MMM.
In artikel 142 wordt ‘gedaagde’ vervangen door: verweerder.
- NNN.
Artikel 143 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het eerste lid komt te luiden:
1. De verweerder die bij verstek is veroordeeld, kan daartegen verzet doen door het indienen van een procesinleiding als bedoeld in artikel 30a, eerste lid.
- 2.
In het tweede lid wordt ‘Het verzet moet worden gedaan bij exploot van dagvaarding’ vervangen door ‘Het oproepingbericht als bedoeld in artikel 111 wordt betekend bij exploot’ en wordt ‘gedaagde’ vervangen door: verweerder.
- OOO.
Artikel 146 komt te luiden:
Artikel 146
1. Op het exploot van verzet zijn artikel 30a, derde lid, onder a, c, e en h, en artikel 111, tweede lid, onder a en b, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat niet vermeld hoeft te worden de wijze waarop de oorspronkelijk eiser verweer kan voeren.
2. Indien een tegenvordering wordt ingesteld, vermeldt het exploot deze vordering met de gronden daarvan. Artikel 30a, derde lid, onder f en g, is van overeenkomstige toepassing.
- PPP.
Artikel 147 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘conclusie van antwoord’ vervangen door: verweerschrift.
- 2.
In het tweede, derde en vierde lid wordt ‘gedaagde’ telkens vervangen door: verweerder.
- 3.
In het tweede lid wordt ‘op de eerste roldatum van het verzet’ vervangen door: binnen de daarvoor door de rechter gestelde termijn.
- QQQ.
In artikel 170, eerste lid, wordt ‘week’ telkens vervangen door: tien dagen.
- RRR.
Artikel 208 komt te luiden:
Artikel 208
1. Incidentele vorderingen worden ingesteld bij procesinleiding, verweerschrift of bij met redenen omklede conclusie. De artikelen 85, 86 en 128 zijn van toepassing. De rechter kan in afwijking van artikel 30k, vijfde lid, termijnen vaststellen voor het indienen van incidentele vorderingen.
2. Incidentele vorderingen worden zoveel mogelijk tegelijk ingesteld.
- SSS.
In artikel 209 wordt ‘de dag waarop de zaak weer op de rol zal komen’ vervangen door: de volgende proceshandeling.
- TTT.
Artikel 210 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘gedaagde’ vervangen door ‘verweerder’ en wordt ‘de voor het nemen van de conclusie van antwoord bepaalde roldatum’ vervangen door: op de voor het verweer bepaalde datum.
- 2.
Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien de eiser meent gronden te hebben om iemand in vrijwaring op te roepen, neemt hij zijn daartoe strekkende, met redenen omklede conclusie uiterlijk op de datum, op zijn verzoek bepaald bij de verschijning van partijen ter zitting op de voet van artikel 30j. Vindt geen verschijning van partijen op de voet van artikel 114 plaats, dan neemt de eiser zijn conclusie uiterlijk op de daarvoor door de rechter bepaalde datum.
- 3.
In het derde lid wordt ‘weer op de rol zullen komen’ vervangen door: worden voortgezet.
- 4.
In het vierde lid wordt in de eerste volzin ‘de dagvaarding in vrijwaring’ vervangen door ‘de oproeping in vrijwaring’ en wordt in de tweede volzin ‘dagvaarding’ telkens vervangen door: procesinleiding.
- 5.
In het vijfde lid wordt ‘de zaak weer op de rol zal komen’ vervangen door ‘de zaak zal worden voortgezet’ en wordt ‘terechtzitting’ vervangen door: zitting.
- UUU.
Artikel 215 komt te luiden:
Artikel 215
In geval in de hoofdzaak en in de zaak in vrijwaring een zelfde datum voor de uitspraak is bepaald, wordt daarin gelijktijdig beslist. Indien dit niet het geval is, wordt op vordering van de oorspronkelijke eiser of verweerder de hoofdzaak afzonderlijk beslist.
- VVV.
In artikel 216 wordt ‘gedagvaard’ vervangen door: opgeroepen.
- WWW.
Artikel 218 komt te luiden:
Artikel 218
Deze vordering wordt ingesteld bij incidentele conclusie vóór of op de datum waarop het verweer moet worden ingediend of, indien van toepassing, waarop ingevolge artikel 30o, eerste lid, onder b, de laatste schriftelijke uitwisseling van standpunten plaatsvindt.
- XXX.
Artikel 220 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt de laatste volzin vervangen door: In deze zaken kan de rechter ook ambtshalve naar die andere rechter verwijzen, nadat partijen hierover zijn gehoord. Verwijzing is ook mogelijk indien één der zaken bij de kantonrechter in behandeling is en de andere niet. Van verknochte zaken kan ook sprake zijn als de ene zaak een vordering betreft en de andere zaak een verzoek.
- 2.
In het tweede lid wordt ‘dagvaarding’ vervangen door ‘procesinleiding’ en wordt ‘antwoord’ vervangen door: verweer.
- 3.
In het derde lid wordt ‘gedaagde’ vervangen door ‘verweerder’ en wordt ‘voor het nemen van de conclusie van antwoord bepaalde roldatum’ vervangen door: voor het indienen van het verweer bepaalde datum.
- 4.
In het vierde lid wordt ‘een nieuwe roldatum’ vervangen door ‘een nieuwe datum voor de volgende proceshandeling,’ wordt ‘gedaagde’ telkens vervangen door ‘verweerder’ en wordt ‘de nieuwe roldatum’ vervangen door: de nieuwe datum.
- 5.
In het zesde lid wordt ‘eerste zin’ vervangen door: onder a en b.
- YYY.
In artikel 221 vervallen de zinsnedes ‘tegen de dag waarop zij de zaak ter rolle wil doen dienen’ en ‘voor dagvaarding’ vervallen.
- ZZZ.
In artikel 222, eerste lid, wordt aan het slot een zin toegevoegd, die luidt: In deze zaken kan de rechter ook ambtshalve tot voeging overgaan. Van verknochte zaken kan ook sprake zijn als de ene zaak een vordering betreft en de andere zaak een verzoek.
- AAAA.
In artikel 225, tweede lid, komt de eerste volzin te luiden: Schorsing vindt plaats door een daartoe strekkende akte.
- BBBB.
Artikel 227 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, komt te luiden:
1. Indien schorsing heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 225, tweede lid, wordt het geding hervat in de stand waarin dit zich bij de schorsing bevond:
- a.
doordat degene die het geding heeft geschorst, in de tot de schorsing strekkende akte verklaart dat het geding wordt hervat;
- 2.
In het eerste lid, onderdeel b, vervallen de woorden ‘ter rolle’.
- 3.
Het tweede lid komt te luiden:
2. De rechter bepaalt de te verrichten proceshandeling en stelt partijen hiervan in kennis, met vermelding van de toepasselijke termijnen.
- CCCC.
Artikel 228 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘een daartoe strekkende akte ter rolle neemt, dan wel bij exploot verklaart dat het geding wordt hervat’ vervangen door: een daartoe strekkende akte neemt.
- 2.
Aan het slot van het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, die luidt: De akte genoemd in het eerste lid bevat de mededeling van de schorsing van het geding en de schorsingsoorzaak en de aanzegging dat een andere advocaat moet worden gesteld.
- DDDD.
Artikel 229 vervalt.
- EEEE.
Artikel 230 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘dagvaarding’ vervangen door: procesinleiding
- 2.
Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien tegen de verweerder of, bij meer verweerders, tegen hen allen verstek is verleend en de vorderingen van de eiser geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, kan ten aanzien van de ingevolge het eerste lid, onder a, c, e en f, te vermelden gegevens worden volstaan door bij het vonnis een afschrift van het betekende oproepingsbericht te voegen.
- FFFF
- 1.
In artikel 231, eerste lid, wordt ‘gedaagde’ vervangen door: verweerder.
- 2.
In het tweede lid wordt ‘artikel 28, vijfde en zesde lid’ vervangen door: artikel 29, vijfde en zesde lid.
- GGGG.
Artikel 232, tweede lid, komt te luiden:
2. Van de artikelen 230 en 231, eerste lid, kan, voor zover nodig, worden afgeweken indien een tussenvonnis wordt gewezen ter beslissing op een incidentele vordering en de wederpartij te kennen geeft tegen toewijzing geen bezwaar te hebben.
- HHHH.
In artikel 237, vijfde lid, wordt ‘gedaagde’ vervangen door: verweerder.
- IIII.
In het opschrift van de eerste paragraaf van de dertiende afdeling van de tweede titel van het Eerste Boek wordt ‘op de rol’ vervangen door: ter griffie.
- JJJJ.
In artikel 246, eerste en tweede lid, wordt ‘op de rol’ telkens vervangen door: ter griffie.
- KKKK
- 1.
In artikel 247 wordt ‘op de rol’ vervangen door: ter griffie.
- 2.
In het vierde lid wordt ‘Artikel 28, vijfde en zesde lid’ vervangen door: artikel 29, vijfde en zesde lid.
- LLLL.
Artikel 249 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het eerste lid komt te luiden:
1. Zolang de verweerder geen verweerschrift heeft ingediend, kan de eiser afstand doen van de instantie.
- 2.
In het tweede lid wordt ‘gedaagde’ vervangen door: verweerder.
- MMMM.
Artikel 250 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het eerste lid komt te luiden:
1. Afstand van instantie wordt schriftelijk gedaan.
- 2.
In het vierde lid wordt ‘gedaagde’ vervangen door: verweerder.
- NNNN.
Artikel 251 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste tot en met vijfde lid wordt ‘roldatum’ telkens vervangen door: datum.
- 2.
In het vijfde lid wordt ‘op de rol’ vervangen door: ter griffie.
- OOOO.
Artikel 254 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het tweede lid wordt in de eerste volzin ‘dagvaarding’ vervangen door ‘oproeping’ en wordt in de derde volzin ‘dagvaarding’ vervangen door: oproepingsbericht.
- 2.
In het tweede en derde lid wordt ‘terechtzitting’ telkens vervangen door: zitting.
- 3.
In het vierde lid wordt ‘tweede en zesde lid’ vervangen door: tweede en derde lid.
- PPPP.
Artikel 255 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘gedaagde’ vervangen door: verweerder.
- 2.
In het tweede lid wordt ‘terechtzitting’ vervangen door ‘zitting’ en wordt aan het slot een zin toegevoegd die luidt: Artikel 112, tweede lid, is niet van toepassing.
- 3.
In het derde lid wordt ‘In andere korte gedingen niet ingeleid met een dagvaarding’ vervangen door: In andere kort gedingen waarbij niet een vordering is ingesteld.
- QQQQ.
In het opschrift van de derde titel van het Eerste Boek wordt ‘verzoekschriftprocedure’ vervangen door: verzoekprocedure.
- RRRR.
Artikel 261 komt te luiden:
Artikel 261
Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, is deze titel van toepassing op alle zaken waarbij een verzoek wordt ingediend, alsmede op zaken waarin de rechter ambtshalve een beschikking geeft.
- SSSS.
Artikel 262 komt te luiden:
Artikel 262
Tenzij de wet anders bepaalt, is bevoegd de rechter van de woonplaats van hetzij de verzoeker of één van de verzoekers, hetzij één van de in de procesinleiding genoemde belanghebbenden dan wel, als zodanige woonplaats in Nederland niet bekend is, de rechter van het werkelijk verblijf van één van hen.
- TTTT.
In de artikelen 263 en 267 wordt ‘de rechter te ’s-Gravenhage’ vervangen door: de rechter van de rechtbank Den Haag.
- UUUU.
Artikel 268 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘met een verzoekschrift moeten worden ingeleid’ vervangen door: door indiening van een verzoek moeten worden ingeleid.
- 2.
In het tweede lid wordt na ‘volzin’ ingevoegd: , van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
- VVVV.
Artikel 269 komt te luiden:
Artikel 269
Wijzen de artikelen 109, eerste lid, en 262 tot en met 268 geen bevoegde rechter aan, dan is de rechter van de rechtbank Den Haag bevoegd.
- WWWW.
Artikel 271 komt te luiden:
Artikel 271
De oproeping van verzoekers of van in de procedure verschenen belanghebbenden geschiedt schriftelijk door de griffier. De rechter kan nader bepalen hoe deze oproeping geschiedt.
- XXXX.
De artikelen 273 en 274 vervallen.
- YYYY.
Artikel 276 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot het eerste en tweede lid.
- 2.
In het eerste lid (nieuw) wordt ‘De oproeping bevat tevens’ vervangen door: De oproeping bevat, naast het bepaalde in artikel 30j, derde en vierde lid,.
- ZZZZ.
Het opschrift ‘Vierde afdeling. Verloop van de procedure’ vervalt na artikel 277 en wordt ingevoegd na artikel 279.
- AAAAA.
Artikel 278 komt te luiden:
Artikel 278
In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt de procesinleiding tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is.
- BBBBB.
Artikel 279 vervalt.
- CCCCC.
In artikel 280 wordt ‘het verzoekschrift’ vervangen door: de procesinleiding.
- DDDDD.
In artikel 281, eerste lid, wordt ‘het verzoekschrift’ vervangen door: de procesinleiding.
- EEEEE.
Artikel 282 komt te luiden:
Artikel 282
1. Iedere belanghebbende kan tot tien dagen voor de aanvang van de mondelinge behandeling of, indien de rechter dit toestaat, op een later moment een verweerschrift indienen, tenzij de wet een andere termijn voorschrijft. De artikelen 30a, derde lid, onderdelen a en d, en vierde lid, en 278 zijn van overeenkomstige toepassing. Indien de rechter toestaat dat een verweerschrift wordt ingediend op de mondelinge behandeling, dan verstrekt belanghebbende ter zitting een afschrift aan de verzoeker en de andere opgeroepen belanghebbenden.
2. De griffier roept, voor zover dat nog niet is geschied, hen die een verweerschrift hebben ingediend op tegen de dag van de mondelinge behandeling.
- FFFFF.
Artikel 283 komt te luiden:
Artikel 283
1. Zolang de rechter nog niet heeft bepaald binnen welke termijn hij de eindbeschikking zal geven, is de verzoeker bevoegd het verzoek of de gronden daarvan te verminderen, dan wel schriftelijk te veranderen of te vermeerderen. In het geval van verandering of vermeerdering is artikel 130 van overeenkomstige toepassing.
2. De verzoeker kan zijn verzoek intrekken, tenzij een belanghebbende een tegenverzoek of tegenvordering heeft ingesteld. De artikelen 249, tweede en derde lid, en 250 zijn van overeenkomstige toepassing.
- GGGGG.
In artikel 284, vierde lid, wordt ‘het verzoekschrift’ vervangen door: de procesinleiding.
- HHHHH.
Artikel 285 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘verzoekschrift’ vervangen door ‘procesinleiding’ en wordt aan het slot een zin toegevoegd, die luidt: Van verknochte zaken kan ook sprake zijn als de ene zaak een vordering betreft en de andere zaak een verzoek.
- 2.
In het tweede lid wordt ‘verzoekschriften’ vervangen door: procesinleidingen.
- IIIII.
Artikel 286 vervalt.
- JJJJJ.
In artikel 287, tweede lid, wordt ‘het verzoekschrift’ vervangen door: de procesinleiding.
- KKKKK.
In artikel 290, eerste lid, wordt ‘het verzoekschrift’ vervangen door: de procesinleiding.