Op het door verzoeker opgegeven adres (niet zijnde zijn GBA-adres). Ook de overige gerechtelijke stukken reppen van dat adres dan wel zijn op dat adres aan verzoeker betekend.
HR (A-G), 14-02-2012, nr. 10/04697
ECLI:NL:PHR:2012:BU8787
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
14-02-2012
- Zaaknummer
10/04697
- Conclusie
Mr. Hofstee
- LJN
BU8787
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BU8787, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑02‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BU8787
Conclusie 14‑02‑2012
Mr. Hofstee
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verzoeker = verdachte]
1.
Verzoeker is bij arrest van 6 september 2010 door het Gerechtshof te 's‑Gravenhage niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
2.
Namens verzoeker heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend, terwijl de ‘Akte van uitreiking’ door verzoeker niet voor ontvangst is getekend, althans dat het Hof heeft nagelaten een onderzoek in te stellen naar de rechtmatigheid van de betekening van de dagvaarding.
4.
Verzoeker heeft op 17 mei 2010 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de Kantonrechter van 1 april 2010. De ‘Akte rechtsmiddel’ is door verzoeker ondertekend. Voorts is op 28 juni 2010 de dagvaarding in hoger beroep aan verzoeker betekend. Op de ‘Akte van uitreiking’ staat vermeld dat de dagvaarding van verzoeker aan hem in persoon is uitgereikt.1. Tevens is deze akte onder ‘handtekening voor ontvangst’ voorzien van een handtekening. Blijkens het proces-verbaal terechtzitting van het Hof van 6 september 2010 is verzoeker niet op deze terechtzitting verschenen en heeft het Hof verstek verleend. Vervolgens heeft het Hof verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in diens hoger beroep omdat verzoeker niet tijdig een schriftuur houdende grieven tegen het vonnis van de Kantonrechter heeft ingediend en evenmin ter terechtzitting in hoger beroep mondeling bezwaren tegen dat vonnis heeft opgegeven. Op 17 september 2010 heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De ‘Akte cassatie’ is voorzien van een handtekening van verzoeker. Daarnaast bevindt zich in het procesdossier de ‘Akte van uitreiking’ van de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv. Ook deze akte is aan verzoeker in persoon uitgereikt en voor ontvangst door hem getekend.
5.
Controle op mogelijke persoonsverwisseling kan plaatsvinden door handtekeningen met elkaar te vergelijken.2. De handtekening op de ‘Akte van uitreiking’ van de dagvaarding in hoger beroep vertoont mijns inziens geen enkele gelijkenis met de handtekeningen die door verzoeker zijn geplaatst op respectievelijk de ‘Akte rechtsmiddel’, de ‘Akte cassatie’ en de ‘Akte van uitreiking’ van de aanzegging in cassatie, terwijl ik in eerstgenoemde handtekening evenmin de naam van verzoeker ontwaar. Op grond hiervan acht ik het aannemelijk dat de appeldagvaarding, anders dan de ‘Akte van uitreiking’ vermeldt, niet aan verzoeker in persoon is uitgereikt. Hieruit vloeit voort dat het Hof de dagvaarding ten onrechte geldig heeft geoordeeld, nu verzoeker niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en de betekeningvoorschriften met betrekking tot de appeldagvaarding niet zijn nageleefd.3.
6.
Het middel is terecht voorgesteld.
7.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
8.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.4.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 14‑02‑2012
Vgl. HR 12 oktober 2004, LJN AQ8808 (r.o. 3.5 en 3.6) en HR 13 december 2005, LJN AU5790 (r.o. 3.5 en 3.6). Zie ook T&C-Sv, negende druk, 2011, art. 588, aant. 3b (bewerkt door Pelser).
Vgl. HR 13 december 2005, LJN AU5790.