Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/2.3.4.1:2.3.4.1 Inleiding
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/2.3.4.1
2.3.4.1 Inleiding
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS509711:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Thans zal het overgangsrecht met betrekking tot art. 76 Rv (zie 2.3.4.2), art. 337 lid 2 Rv en art. 401a lid 2 Rv (zie 2.3.4.3) respectievelijk art. 1022 lid 3 Rv (zie 2.3.4.4) aan de orde komen. Als hoofdregel geldt ingevolge art. VII lid 1 van de Wet tot herziening van het burgerlijk procesrecht de eerbiedigende werking van het geldende procesrecht met betrekking tot een bepaalde instantie:
’1. Ten aanzien van de verdere behandeling door een kantongerecht, een arrondissementsrechtbank, een gerechtshof of de Hoge Raad van zaken die op de datum van inwerkingtreding van deze wet aanhangig zijn, blijft het recht zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van deze wet van toepassing."
Opmerking verdient dat de zojuist genoemde bepaling blijkens de tekst ervan slechts betrekking heeft op procedures bij de gewone rechter en niet op arbitrale gedingen. Zulks vormt overigens geen probleem omdat de wijzigingen die ook voor de arbitrage van belang zijn slechts zien op procedures met betrekking tot arbitrage die bij de gewone rechter plaatshebben.