Artikel 23D [Voorwaarden penshonado-regeling]

1.

a.

direct voorafgaand aan het jaar waarin artikel 23B of artikel 23C voor het eerst op hem van toepassing wordt, buiten Curaçao woonachtig is geweest voor een aaneengesloten periode van tenminste 60 maanden,

b.

op het moment van inschrijving in het bevolkingsregister de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt,

c.

binnen twee maanden na inschrijving in het bevolkingsregister zich bij de Inspecteur heeft aangemeld als belastingplichtige die in aanmerking wil komen voor toepassing van artikel 23B of 23C, alsmede

d.

binnen 18 maanden na inschrijving in het bevolkingsregister een woning als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, in gebruik heeft genomen.

2.

a.

een persoon is als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening toelating en uitzetting (P.B. 1966, no. 17) of krachtens die landsverordening in de Nederlandse Antillen is toegelaten, tenzij het betreft een toelating tot tijdelijk verblijf; alsmede

b.

voor eigen gebruik een woning in Curaçao in eigendom onverhuurd ter beschikking heeft, dan wel een beschermd monument, bedoeld in artikel 2, onderdeel m, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen, in eigendom ter beschikking heeft, verhuurd of onverhuurd, of huurt, en welke op het tijdstip van verkrijging of aanvang van de huur, een waarde heeft van ten minste NAf 450.000. Voor zover het betreft de verhuur van een beschermd monument, duurt de verhuur gerekend over een periode van twaalf maanden in totaal ten hoogste vier maanden. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de huur van een deel van het beschermd monument met dien verstande dat de waarde van het gehuurde bij de aanvang van de huur ten minste NAf 450.000 moet bedragen.

3.

4.

a.

de opbrengst van de arbeidsverhouding tussen de belastingplichtige en een lichaam als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 waarin de belastingplichtige voor tenminste 40 procent van het nominaal gestorte kapitaal onmiddellijk of middellijk aandeelhouder is;

b.

de opbrengst uit het functioneren als commissaris in een lichaam als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a of b, van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940.

5.