Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/271
Gebruik ter zitting van niet in register ingeschreven tolk.
HR 11-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:222
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 februari 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, M.J. Borgers
- Zaaknummer
18/03411
- Conclusie
plv. A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS189230:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:222, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑02‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1449, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑03‑2019
- Wetingang
Essentie
Gebruik ter zitting van een niet in het Register beëdigde tolken en vertalers ingeschreven tolk.
Samenvatting
Met de overweging dat ter zitting van het hof gebruik is gemaakt van een tolk, die niet is ingeschreven in het Register beëdigde tolken en vertalers, omdat een in dat register ingeschreven tolk niet, althans niet tijdig, beschikbaar was, heeft het hof toereikend de redenen vastgelegd als bedoeld in art. 28 lid 4 Wet beëdigde tolken en vertalers, mede in aanmerking genomen dat door of namens verdachte geen bezwaren zijn ingebracht tegen het gebruikmaken van de daar aanwezige tolk.