Hof Den Haag, 14-04-2016, nr. 22-000996-14, nr. 10-730029-13
ECLI:NL:GHDHA:2016:1061
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
14-04-2016
- Zaaknummer
22-000996-14
10-730029-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2016:1061, Uitspraak, Hof Den Haag, 14‑04‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:3072, Niet ontvankelijk
Uitspraak 14‑04‑2016
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van gekwalificeerde doodslag, het medeplegen van voorbereiding van afpersing in vereniging of diefstal met geweld in vereniging en medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren.
Rolnummer: 22-000996-14
Parketnummer: 10-730029-13
Datum uitspraak: 14 april 2016
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 februari 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:
Naam verdachte,
geboren te geboorteplaats en land op geboortedatum,
thans gedetineerd in de Naam penitentiaire inrichting.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
2 juli 2015, 29 oktober 2015 en 31 maart 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts is ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel beslist als in het vonnis waarvan beroep vermeld.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.(Zaak: 'Essen')
hij op of omstreeks datum te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, een persoon genaamd Naam slachtoffer van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in het hoofd/gezicht van die Naam slachtoffer geschoten, tengevolge waarvan voornoemde Naam slachtoffer is overleden;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks datum te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd Naam slachtoffer van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk die Naam slachtoffer met een vuurwapen een kogel in het hoofd/gezicht geschoten, tengevolge waarvan voornoemde Naam slachtoffer is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten
- een diefstal (in vereniging), althans een poging daartoe (strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 311/310 (jo artikel 45) van het Wetboek van strafrecht) en/of
- een diefstal met geweld (in vereniging), althans een poging daartoe (strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 312 (jo artikel 45) van het Wetboek van strafrecht) en/of
- een afpersing (in vereniging), althans een poging daartoe (strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 317 en (47) (jo artikel 45) van het Wetboek van strafrecht)
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks datum te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld en/of drugs, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan Naam slachtoffer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die Naam slachtoffer, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld Naam slachtoffer heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of drugs, in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die Naam slachtoffer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen en/of voorhouden van een vuurwapen aan die Naam slachtoffer en/of
- ( vervolgens) met voornoemd vuurwapen schieten van een kogel in het hoofd/gezicht van die Naam slachtoffer, ten gevolge waarvan voornoemde Naam slachtoffer is overleden;
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks datum te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het/de door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf/misdrijven om met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd Naam slachtoffer te dwingen tot de afgifte van geld en/of drugs en/of een of meer goederen, geheel of ten den dele toebehorend aan die Naam slachtoffer, in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of drugs en/of een of meer goederen, geheel of te dele toebehorende aan Naam slachtoffer, in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die Naam slachtoffer, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid,
heeft/hebben hij, verdachte en/of (een) mededader(s)
- een vuurwapen aan die Naam slachtoffer getoond/voorgehouden en/of
- ( vervolgens) met voornoemd vuurwapen een kogel in het hoofd/gezicht van die Naam slachtoffer geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde Naam slachtoffer is overleden;
2.(Zaak: 'Arena')
hij in of omstreeks de periode van datum te Rotterdam en/of Schiedam en/of Amsterdam, althans in Nederland, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel 317 lid 1 en/of lid 3 Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of een diefstal met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel 312 lid 2 Wetboek van Strafrecht oplevert), althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld
opzettelijk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen:
- een (personen)auto (merk Volkswagen / type Golf) en/of - en/of een hoeveelheid vals geld (te weten, 32 bankbiljetten van 50 euro en/of 35 bankbiljetten van 100 euro) en/of
- twee vuurwapens, van Categorie III in de zin van de Wet wapens en munitie en/of
- 84 kogelpatronen, van Categorie III in de zin van de Wet wapens en munitie bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf/die misdrijven, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad
en/of
hebbende/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde (personen)auto gehuurd en/of
- ( onderling) (telefonisch) afspraken meteen of meerdere van zijn mededader(s) gemaakt, omtrent de locatie en/of tijdstip en/of de wijze van uitvoering, gericht op het/de voornoemde te plegen strafbare feit(en) en/of
- ( onderling) (telefonisch) afspraken met een of meerdere van zijn mededader(s) gemaakt, omtrent de te verdelen 'buit' en/of
- ( een) ander(en) te Rotterdam en/of Schiedam ontmoet en/of
- ( vervolgens) (gezamenlijk) in bezit van voornoemde goederen in voornoemde (personen)auto naar Amsterdam gereden;
3.hij op of omstreeks datum te Rotterdam en/of Schiedam en/of Amsterdam tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (een) vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool (merk Tokarev, model TT33, kaliber 7,62x25 millimeter) en/of
- een revolver (merk BBm, model Olympic 38, kaliber .22 LR)
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 84 kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
Overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging is het hof van oordeel dat de blijkens de artikel aanduiding “ art 289 Wetboek van Strafrecht” in de tenlastelegging onder 1 primair ten laste gelegde moord niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair:
hij op of omstreeks datum te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd Naam slachtoffer van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of(een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk die Naam slachtoffer met een vuurwapen een kogel in het hoofd/gezicht geschoten, tengevolge waarvan voornoemde Naam slachtoffer is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten
- een diefstal (in vereniging), althans een poging daartoe (strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 311/310 (jo artikel 45) van het Wetboek van strafrecht) en/of
- een diefstal met geweld (in vereniging), althans een poging daartoe (strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 312 (jo artikel 45) van het Wetboek van strafrecht) en/of
- een afpersing (in vereniging), althans een poging daartoe (strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 317 en (47) (jo artikel 45) van het Wetboek van strafrecht)
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
2.(Zaak: 'Arena')
hij in of omstreeks de periode van datum te Rotterdam en/of Schiedam en/of Amsterdam, althans in Nederland, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel 317 lid 1 en/of lid 3 Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of een diefstal met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel 312 lid 2 Wetboek van Strafrecht oplevert), althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld
opzettelijk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen:
- een (personen)auto (merk Volkswagen / type Golf) en/of - en/of een hoeveelheid vals geld (te weten, 32 bankbiljetten van 50 euro en/of 35 bankbiljetten van 100 euro) en/of
- twee vuurwapens, van Categorie III in de zin van de Wet wapens en munitie en/of
- 84 kogelpatronen, van Categorie III in de zin van de Wet wapens en munitie bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf/die misdrijven, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad
en/of
hebbende/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde (personen)auto gehuurd en/of
- ( onderling) (telefonisch) afspraken met een of meerdere van zijn mededader(s) gemaakt, omtrent de locatie en/of tijdstip en/of de wijze van uitvoering, gericht op het/de voornoemde te plegen strafbare feit(en) en/of
- ( onderling) (telefonisch) afspraken met een of meerdere van zijn mededader(s) gemaakt, omtrent de te verdelen 'buit' en/of
- (een) ander(en) te Rotterdam en/of Schiedam ontmoet en/of
- ( vervolgens) (gezamenlijk) in bezit van voornoemde goederen in voornoemde (personen)auto naar Amsterdam gereden;.
3. hij op of omstreeks datum te Rotterdam en/of Schiedam en/of Amsterdam tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (een) vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool (merk Tokarev, model TT33, kaliber 7,62x25 millimeter) en/of
- een revolver (merk BBm, model Olympic 38, kaliber .22 LR)
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 84 kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweren verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde gekwalificeerde doodslag onder 1 subsidiair alsmede het onder 2 en 3 tenlastegelegde.
De verdediging heeft - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat verdachte samen met medeverdachte Naam medeverdachte op datum een ontmoeting zou hebben met het slachtoffer Naam slachtoffer te Rotterdam. Doel was slechts de mogelijkheden te bespreken van een op te zetten handel in speed. Verdachte wist niet dat Naam medeverdachte die dag speed van het slachtoffer zou gaan rippen en een wapen bij zich had. Toen Naam medeverdachte het slachtoffer, die in de auto zat, begroette, ging het door hem meegebrachte wapen per ongeluk af. De verdachte heeft niet gezien dat Naam medeverdachte een wapen uit zijn jas(zak) haalde. Hij stond achter Naam medeverdachte toen het wapen afging.
De verdachte is volgens de verdediging geen medepleger van al hetgeen hem onder 1 wordt verweten en heeft geen opzet, dan wel voorwaardelijk opzet, gehad op de dood van het slachtoffer.
Verder blijkt uit niets dat er speed of iets anders is weggenomen, waardoor geen sprake is geweest van een beroving. Er is ook geen speed aangetroffen, de speurhond heeft in de auto niets geroken. Er blijkt niet dat de achterdeuren en de kofferbak geopend zijn geweest gelet op de sneeuwsporen.
De verdediging stelt voorts dat ten aanzien van feit 2 er twijfel is of de verdachte voorbereidingshandelingen op een afpersing heeft gepleegd. Verdachte was naar Amsterdam gegaan om iemand daar op te lichten door met vals geld te betalen.
Ten aanzien van feit 3 kan niet bewezen worden dat verdachte de in de auto aangetroffen wapens al dan niet als medepleger rechtens voorhanden heeft gehad.
Beoordeling Hof
Het hof stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of wettig en overtuigend bewezen is of de verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft begaan, het hof de bevindingen uit hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen ten aanzien van alle drie de feiten in samenhang heeft bezien. Daarbij is naar het oordeel van het hof ook het naar voren gekomen gedrag van de verdachte in verband met de drie verweten feiten relevant ook en met name voor de beantwoording van de vragen zoals de verdediging deze heeft aangestipt. Zoals wetenschap over een rip deal en het daartoe meenemen van een wapen, medeplegen, opzet en rechtens voorhanden hebben van vuurwapens.( zie in dit verband ook HR 7 juli 2015, ECLI:2015:1808)
Naar het oordeel van het hof wordt al het hiervoor aangevoerde weerlegd door de bevindingen die uit het onderzoek in hoger beroep naar voren zijn gekomen en door hetgeen het hof heeft gebezigd voor het bewijs.
Voorts is het hof van oordeel dat het geschetste scenario van de verdediging ten aanzien van het onder 1 subsidiair verweten feit niet alleen niet aannemelijk is geworden, maar acht het hof dit ook hoogst onwaarschijnlijk.
In verband daarmee overweegt het hof dan ook geen geloof te hechten aan de door verdachte in dit verband afgelegde verklaringen.
Daarbij is het navolgende van belang.
Op datum is omstreeks 20:00 uur door de politie in een Mercedes aan de Straatnaam te Rotterdam het levenloze lichaam aangetroffen van het slachtoffer. Uit het rapport van de patholoog blijkt dat hij een schotwond rechts naast de neus in de lip had, ten gevolge waarvan hij is overleden.
In de Mercedes is op de bijrijdersstoel een huls aangetroffen en bij sectie blijkt de kogel zich nog in het lichaam van het slachtoffer te bevinden.
Het slachtoffer is op een korte afstand, tussen de 10 cm en 1 meter, in zijn hoofd/gezicht beschoten.
Het slachtoffer had op datum vanaf 19:29 uur telefonisch contact met alarmnummer 112 en heeft toen onder meer gezegd: “Ze hebben me neergeschoten” en “Ik ga dood”. Op de vraag waar hij zich bevond, antwoordde hij: “Werkhoefstraat”.
Uit het navigatiesysteem van de Mercedes van het slachtoffer blijkt dat het laatst de locaties Rotterdam-Alexander, Rotterdam-Imkerstraat en Rotterdam-Werkhoefstraat zijn ingetikt.
De Imkerstraat bevindt zich in Rotterdam Oost en de Werkhoefstraat bevindt zich in Rotterdam West, direct om de hoek van de Straatnaam.
Het in België woonachtige slachtoffer Naam slachtoffer had die avond in Rotterdam een ontmoeting afgesproken met de verdachte, die ook wel [bijnaam] wordt genoemd.
Naam slachtoffer heeft verdachte die avond rond 19:00 uur opgehaald bij een snackbar aan de Imkerstraat in Rotterdam. Verdachte is bij het slachtoffer in zijn Mercedes gestapt. Onderweg heeft verdachte meermalen telefonisch contact met Naam medeverdachte, die ook wel Koekie of Cooks wordt genoemd. Naam medeverdachte zegt dat ze naar de Werkhoefstraat moeten rijden. Het slachtoffer heeft de auto geparkeerd op de Straatnaam en verdachte is uitgestapt om te kijken waar Naam medeverdachte was. Verdachte zag Naam medeverdachte aan komen lopen en zij zijn samen naar de Mercedes gelopen.
Verdachte heeft in eerste aanleg bij de rechtbank verklaard daarna samen naar het huis van Naam medeverdachte te zijn gegaan, ongeveer 10 tot 15 minuten lopen vanaf de Straatnaam.
Op datum waren de weersomstandigheden -om uit België naar Rotterdam (een afstand van ongeveer 165 kilometer) te komen voor een bespreking met verdachte en Naam medeverdachte- die middag en avond slecht. Er was sprake van sneeuwval en kans op gladheid.
Op 19 januari 2013 vindt er een pinggesprek plaats tussen Naam medeverdachte en Naam getuige. Hieruit kan worden opgemaakt dat Naam medeverdachte de volgende dag een vuurwapen nodig heeft.
Geconfronteerd met dit pinggesprek verklaart Naam getuige dat Naam medeverdachte hem eerder had verteld dat hij een Belg ging beroven, daarvoor het vuurwapen nodig had en dat hij dit samen met verdachte zou doen.
Op datum, vanaf 17:00 uur, pingen Naam medeverdachte en Naam getuige weer met elkaar. Naam getuige vraagt Naam medeverdachte “Hebben jullie actie in dit weer?” waarop Naam medeverdachte bevestigend antwoordt. Naam getuige vraagt of het een Belg is, en Naam medeverdachte antwoordt: “Ja man, deze man is kkr groot die we gaan klaren hij lijkt op Kliktcho, die boxer die Europese kampioen, zwaar gewicht.” Naam getuige vraagt: “Gaan jullie hem pakken?”, waarop Naam medeverdachte bevestigend antwoordt. Naam getuige vraagt of zij “money pakken of iets anders”, waarop Naam medeverdachte antwoordt: “Speed”. Op de vraag van Naam getuige hoeveel, antwoordt Naam medeverdachte : “5 Li speed.”
Naam getuige vraagt met hoeveel ze gaan, waarop Naam medeverdachte antwoordt: “Ik en [bijnaam]”. Naam getuige reageert hierop: “Trek die mattie als tie moeilijk doet blazen”.
Naam getuige heeft hierover verklaard dat Naam medeverdachte in de middag van datum een vuurwapen bij hem heeft opgehaald en dat Naam medeverdachte wel vaker bij hem kwam om het wapen te halen.
Naam medeverdachte had hem verteld dat hij er ‘acties’ mee deed, dat hij mensen beroofde en dan met het wapen dreigde. De verklaring van Naam getuige wordt ondersteund door pingberichten, welke door de politie zijn aangetroffen in de telefoon van hem.
Zowel Naam getuige als de verdachte hebben over de betekenis van “blazen” verklaard dat dit schieten of slaan kan betekenen, afhankelijk van de context waarin het wordt gebruikt.
Het Hof gaat er van uit dat nu het gaat om het ophalen van een vuurwapen ten behoeve van het ‘klaren’ (belazeren) van de Belg, met de zin “als tie moeilijk doet blazen”, zeker niet uitgesloten kan worden dat kan zijn bedoeld: als de Belg moeilijk doet, schieten. Daarbij kan het hof er niet omheen dat het slachtoffer ook is beschoten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van het per ongeluk afgaan van het wapen.
Het hof neemt daarbij in ogenschouw dat het wapen daartoe is onderzocht en dat de bevindingen van dit onderzoek die stelling op geen enkele wijze ondersteunen, nu deze bevindingen luiden: ‘Het pistool is van een type waarvan door intensief gebruik is gebleken dat het niet gemakkelijk af kan gaan, anders dan door overhalen van de trekker. De ingebouwde veiligheden die hiervoor zorgen zijn bij het pistool onbeschadigd aanwezig. Er is gebleken dat een wapen van dit type kan afgaan door een zeer harde val of schok, waarbij de buitenzijde beschadigd raakt en/of onderdelen van het wapen breken. Hiervan is bij het pistool geen sprake’.
Op datum om 20:20 uur pingt Naam medeverdachte naar Naam getuige dat naam getuige naar zijn huis moet komen. naam getuige is naar Naam medeverdachte’s huis gegaan, waar Naam medeverdachte vertelde dat hij in de shit zat. Een paar dagen later heeft naam getuige het wapen weer teruggekregen.
Op 25 februari 2013 heeft Naam medeverdachte dit wapen weer bijnaam getuige opgehaald ten behoeve van een actie met verdachte, tenlastegelegd onder 2, en kort hierna werd Naam medeverdachte, met het wapen in bezit, aangehouden.
Na onderzoek blijkt dat dit het wapen is waarmee het slachtoffer om het leven is gebracht.
Er zijn overeenkomsten aangetroffen tussen de afgevuurde patroonhulzen uit het wapen, aangetroffen bij Naam medeverdachte, en de huls, aangetroffen op de bijrijdersstoel in de auto van het slachtoffer. Uit onderzoek van het NFI blijkt verder dat de kogel die bij sectie uit het lichaam van het slachtoffer is verwijderd, waarschijnlijk eveneens met dit wapen is afgevuurd.
Getuige Naam getuige heeft verklaard dat Naam medeverdachte tegen hem heeft gezegd dat verdachte en Naam medeverdachte een afspraak hadden met een Belg - die een Mercedes heeft - over 7 kg speed. Naam medeverdachte vertelde hem ook dat het wapen per ongeluk was afgegaan, dat hij daarna die 7 kg speed had gepakt en dat ze zijn weggerend.
In dit verband is van belang een telefoongesprek dat Naam getuige en Naam medeverdachte voeren na een uitzending van Opsporing Verzocht van 19 februari 2013, waarin een item over de moord/doodslag op de Straatnaam werd uitgezonden. Naam getuige vraagt daarin of Naam medeverdachte nog gekeken heeft, waarop deze bevestigend antwoordt en zegt: “Ik wist niet dat hij gewoon uit zijn waggie ging en zo, dat wist ik niet”.
Uit onderzoeksresultaten van het NFI en de forensische opsporing komt naar voren dat de huls uit het gebruikte wapen op de bijrijdersstoel is aangetroffen, er kruitsporen zaten op het dashboard en er op korte afstand op het slachtoffer is geschoten.
Gelet op deze resultaten en de voor het bewijs gebezigde verklaring van verdachte neemt het hof aan dat het slachtoffer in de auto is beschoten.
Er zijn bloedsporen aangetroffen, waaruit kan worden afgeleid dat het slachtoffer na te zijn beschoten, hulp heeft gezocht bij een nabijgelegen (leegstaand) pand.
Het kan naar het oordeel van het hof niet anders dan dat Naam medeverdachte daarop doelt, als hij zegt dat hij niet wist dat het slachtoffer uit zijn wagen is gegaan.
Naam getuige heeft verklaard dat Naam medeverdachte het bij hem opgehaalde wapen gebruikte om mensen mee te bedreigen en er acties mee te maken.
Deze verklaring wordt bevestigd door de informatie uit zijn inbeslaggenomen mobiele telefoon. Uit ping gesprekken op deze mobiele telefoon van voor datum, tussen Naam getuige en Naam medeverdachte, doemt het beeld op dat Naam medeverdachte samen met verdachte zich bezig hebben gehouden met zaken waarbij zij ‘geld maken’ door ‘drugs’ te pakken en dat daarvoor een wapen nodig is.
Dit beeld, deze modus operandi, komt ook naar voren ten aanzien van dit, verdachte onder 1 subsidiair verweten feit.
Ook hier gaat Naam medeverdachte het wapen ophalen bij naam getuige en heeft hij dit wapen bij zich ten behoeve van een actie met de verdachte, waarbij sprake is van het buit maken van drugs.
Voorts doemt dit beeld, deze modus operandi, vervolgens een maand later weer op ten aanzien van het verdachte onder 2 verweten feit. Immers, Verdachte deinst er ogenschijnlijk niet voor terug kort na het verdachte onder 1 subsidiair verweten feit, waarover verdachte in eerste aanleg ter zitting heeft verklaard te zijn geschrokken en gevraagd heeft: ‘Wat moet je met een wapen?’, toch weer met Naam medeverdachte criminele activiteiten te begaan, waarbij wederom goederen moeten worden buit gemaakt en waarbij notabene voorts naar voren komt dat verdachte, ondanks dit fatale voorval, Naam medeverdachte vraagt daartoe een wapen te regelen en deze, naar achteraf blijkt, het wapen ophaalt waarmee het slachtoffer Naam slachtoffer is beschoten.
Immers, op 24 februari belt verdachte naar Naam medeverdachte en zegt dat hij morgen slecht gaat doen en dat ze die torrie mee moeten nemen, waarop Koeks (Naam medeverdachte) zegt dat hij die torrie gelijk gaat regelen.
Naam medeverdachte wordt de volgende dag, 25 februari 2013, aangehouden met een wapen dat hij bijnaam getuige heeft opgehaald en waarvan is gebleken dat dit het wapen is waarmee Naam slachtoffer is beschoten.
Als de verdachte Naam medeverdachte (daardoor) niet meer kan bereiken – gaat hij blijkens afgeluisterde telefoongesprekken zelf op zoek naar anderen, die hem bij zijn acties met een vuurwapen zouden kunnen bijstaan, waarbij hij op een gegeven moment aangeeft dat twee exemplaren van ‘speelgoed’ genoeg moet zijn.
Op datum wordt de verdachte samen met anderen aangehouden in een auto waarin zich niet meer dan twee vuurwapens bevinden.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat niet is gebleken dat speed of iets anders is weg genomen, nu de diensthond niets heeft geroken en nu blijkens de sneeuw op de kofferbak en achterdeuren blijkt dat deze niet open is geweest, overweegt het hof het volgende.
Het gegeven dat de diensthond Rick, die specifiek is afgericht op het opsporen van verdovende middelen, waaronder speed, bij het onderzoek van de Mercedes van het slachtoffer geen herkenningsgedrag heeft vertoond, acht het hof onvoldoende redengevend voor de stelling van de verdediging dat er geen speed aanwezig is geweest in de bewuste auto op datum, nu dit onderzoek pas op 15 april 2013 wordt gestart en gelet op het gegeven dat de kans dat de hond dan herkenningsgedrag gaat vertonen kleiner is naarmate er meer tijd verstreken is.
Ook de door de verdediging opgevoerde ‘sneeuwtheorie’ kan op zich en in samenhang met de uitkomst van het onderzoek met de diensthond Rick, niet slagen als onderbouwing dat er geen speed aanwezig is geweest in de auto.
Los van de vraag of het ter plaatse al dan niet kort heeft gesneeuwd, zou ook in het geval de stelling van de verdediging moet worden aangenomen en de kofferbak en de achterdeuren die bewuste avond niet zijn geopend, slechts de conclusie kunnen worden getrokken dat staande buiten de auto niet vanuit die positie buiten de auto uit de kofferbak van de auto of via de achterdeuren speed is gepakt.
Echter, dat is onvoldoende redengevend voor de stelling dat er dus geen speed in de auto aanwezig kan zijn geweest. De kofferbak is naast het zitgedeelte een van de mogelijkheden waar de speed zou kunnen hebben gelegen.
Het hof wijst er nog op dat verboden goederen overal kunnen worden verstopt in de auto. Zo is verdachte bijvoorbeeld in verband met het hem verweten feit onder 2, aangetroffen in een auto, waarin een van de wapens is verborgen in de stuurkolom.
Zoals hiervoor al aangegeven, is het hof dan ook van oordeel dat het geschetste scenario van de verdediging ten aanzien van het onder 1 subsidiair niet aannemelijk is geworden, maar acht het hof dit tevens ook hoogst onwaarschijnlijk en hecht ook geen geloof aan de door verdachte in dit verband afgelegde verklaringen.
Gelet daar op en gelet op hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen, zoals hiervoor is overwogen, en het door het hof gebezigde bewijs, in onderlinge samenhang bezien, alsmede het daaruit naar voren gekomen en hiervoor verwoorde gedrag van de verdachte in verband met de hem verweten feiten, kan het naar het oordeel van het hof dan ook niet anders dan dat verdachte en Naam medeverdachte het slachtoffer hebben willen beroven van speed, verdachte wist dat Naam medeverdachte daartoe een wapen zou meenemen, zij samen de bewuste ontmoeting met het slachtoffer te Rotterdam hebben gehad op datum, waarbij het slachtoffer in zijn auto is beschoten en vervolgens van zijn speed is ‘geript’.
Daar van uitgaande en onder verwijzing naar al hetgeen hiervoor is overwogen is het hof, indachtig de jurisprudentie van de Hoge Raad, van oordeel dat ook sprake is van medeplegen ten aanzien van alle drie de verweten en bewezen feiten. Daarbij is met name het vertoonde gedrag van de verdachte relevant zoals dat hiervoor is aangegeven. Het gaat dus om het gedrag van verdachte voorafgaande en tijdens het hem verweten feit 1 subsidiair maar ook en vooral het gedrag van verdachte kort na dit gepleegde feit in de aanloop en uitvoering van feit 2 en 3.
Aldus en in samenhang bezien met al hetgeen hiervoor is verwoord en als bewijs is gebezigd door het hof, is het hof van oordeel dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan deze hem verweten feiten en nauw en volledig heeft samengewerkt met zijn mededader(s)
Het hof is daarbij voorts van oordeel dat verdachte aldus voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer Naam slachtoffer.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier (gekwalificeerde)doodslag - is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Van belang in deze is dat verdachte en Naam medeverdachte voorafgaande aan de bewuste ontmoeting wisten dat het slachtoffer behoorlijk groot was en het voorkomen had van een bokser/zwaargewicht. Het is dan ook niet ondenkbeeldig dat het slachtoffer zich tegen het buit maken van de speed door verdachte en Naam medeverdachte zou kunnen verzetten. In het algemeen, maar zeker in een dergelijk geval, is het meenemen van een wapen bij dit buit maken dan ook bepaald niet ongebruikelijk en voor de hand liggend.
Dat, zoals in deze, bij een rip deal met een daartoe meegenomen wapen kan worden geschoten op het slachtoffer en deze daarbij dodelijk kan worden getroffen is een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te noemen.
De verdachte, indachtig hetgeen het hof hierover hiervoor heeft overwogen, die in de situatie waar hij wist dat Naam medeverdachte een wapen bij zich had en dat het de bedoeling was het slachtoffer van zijn speed te beroven, heeft aldus ook bewust die aanmerkelijke kans aanvaard.
De verdediging heeft in dit verband nog aangevoerd dat de verdachte niet wist dat het wapen geladen was en ter onderbouwing daarvan aangevoerd dat uit de verklaring van Naam getuige, kan worden afgeleid dat Naam medeverdachte het wapen ongeladen gebruikte.
Naar het oordeel van het hof kan dit juist niet uit de verklaring van Naam getuige worden afgeleid. Eerder blijkt het tegendeel.
Naam getuige heeft nu immers verklaard dat hij bij het terugkrijgen van het wapen van Naam medeverdachte, ‘niet elke keer wist of die kogels er in zaten’en Naam getuige het bij het ping bericht ‘Je had het magazijn erin gelaten ik heb die magazijn eruit gehaald’ het dus wel wist.
Voorts, gevraagd naar de bedoeling van zijn pin bericht ‘ik wil niet dat je ermee gaat blazen’ verklaart het er aan ligt wanneer je het zegt ‘het kan schieten betekenen of slaan’.
Dat de verdachte niet wist dat het wapens was geladen is uit het onderzoek ter terechtzitting ook niet aannemelijk geworden.
De slotsom moet zijn dat de gevoerde verweren van de verdediging falen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van doodslag gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken;
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van voorbereiding van afpersing of diefstal met geweld in vereniging
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde zal moeten worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van gekwalificeerde doodslag, het medeplegen van voorbereiding van afpersing in vereniging of diefstal met geweld in vereniging en medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens, een en ander zoals bewezenverklaard.
Het slachtoffer van de gekwalificeerde doodslag, Naam slachtoffer, is door verdachte en zijn mededader het meest fundamentele recht, te weten zijn leven, ontnomen met achterlating van een vrouw en drie jonge kinderen.
Hierdoor is veel verdriet en welhaast onherstelbaar leed veroorzaakt bij de nabestaanden van het slachtoffer. Zij moeten de diep ingrijpende gevolgen van dit onherroepelijke en volkomen onverwachte verlies voor altijd met zich dragen.
Kort na dit fatale voorval heeft de verdachte met anderen, waaronder diezelfde Naam medeverdachte, voorbereidingen getroffen met gebruikmaking van vuurwapens voor afpersing in vereniging of diefstal met geweld in vereniging, zoals bewezenverklaard .
Gekwalificeerde doodslag, zoals onder het eerste feit bewezen is verklaard, behoort tot de meest ernstige feiten die het Wetboek van Strafrecht kent. Dit delict is naar zijn aard een misdrijf dat oplegging van een gevangenisstraf van zeer lange duur rechtvaardigt.
Daarnaast heeft verdachte de hiervoor genoemde overige strafbare feiten gepleegd.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 maart 2016.
Het hof heeft ambtshalve bezien (de verdediging heeft zulks in hoger beroep niet aangevoerd) of er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
De berechting van de zaak in hoger beroep is inderdaad niet binnen de geldende termijn is afgerond.
Er was reeds sprake van een kleine overschrijding op de beoogde laatste behandeling ter zitting van 29 oktober 2015.
Echter, het betreft een juridisch complexe zaak waarbij de verdediging ook op goede gronden de nodige verweren heeft aangevoerd. Tijdens die beoogde laatste behandeling werd het hof gewaar dat de medeverdachte Naam medeverdachte zijn hoger beroep had ingetrokken, zijn veroordeling onherroepelijk was geworden. Het hof achtte het in het belang van de waarheidsvinding, vooral ten aanzien van een verweten kapitaal strafbaar feit, en dus in het belang van zowel de verdachte het openbaar ministerie maar ook van de nabestaanden, waaronder de benadeelde partij, deze Naam medeverdachte als afgestrafte te horen. Immers zou hij als zodanig duidelijkheid kunnen verschaffen over de toedracht in met name het verdachte onder 1 subsidiair verweten feit. De behandeling heeft daardoor verdere vertraging opgelopen in verband met het horen van die afgestrafte Naam medeverdachte.
Bij het horen van Naam medeverdachte als getuige deed zich voorts het incident van verdenking meineed voor, was het opmaken van een proces-verbaal meineed aangewezen en diende het hof de zaak wederom in het belang van de waarheidsvinding en zeker in het belang van de verdachte - nu Naam medeverdachte ook een zeer belastende verklaring jegens verdachte had afgelegd - aan te houden in afwachting van het strafrechtelijk onderzoek van Naam medeverdachte als verdachte van meineed.
Na afronding van dit onderzoek, waarbij de getuige Naam medeverdachte zich als verdacht van meineed op zijn zwijgrecht had beroepen, is de zaak wederom behandeld waarbij ook de getuige Naam medeverdachte was opgeroepen en kort is gehoord.
Aldus beschouwd heeft de wat langere duur van de behandeling (ook mede veroorzaakt door de agenda van de advocaat en de advocaat-generaal bij het appointeren van het getuigenverhoor) dan voorgeschreven met name gelet op de hiervoor genoemde belangen, waaronder die van de verdachte en de nabestaanden(waaronder een benadeelde partij) een goede rechtspleging gediend en ziet het hof in dit geval geen reden aan dit verzuim gevolgen te verbinden anders dan de constatering van het verzuim en heeft de verdediging kennelijk ook geen aanleiding gevonden dit te verzoeken.
Het hof is, mede gelet op de generale en speciale preventie, dan ook van oordeel dat alleen een aanzienlijke onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding Naam nabestaande slachtoffer
In het onderhavige strafproces heeft naam nabestaande slachtoffer zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde gelegde, tot een bedrag van € 5.338,97, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum tot aan de dag der algehele voldoening.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is genoegzaam onderbouwd, zodat de vordering zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededader onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Naam nabestaande slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 5.338,97 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van Naam nabestaande slachtoffer te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum tot aan de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 46, 47, 57, 63, 288, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij Naam slachtoffer-Janssen
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij naam nabestaande slachtoffer ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.338,97 (vijfduizend driehonderd achtendertig euro en zevenennegentig eurocent) ter zake van geleden materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf datum tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd naam nabestaande slachtoffer, ter zake van het
onder 1 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 5.338,97 (vijfduizend driehonderd achtendertig euro en zevenennegentig eurocent) als vergoeding voor geleden materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf datum tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar,
mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr R.C. Schlingemann, in bijzijn van de griffier mr. M. ter Riet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 april 2016.