NJ 1960/597
Bij niet-nakoming van art. 279 lid 3 Sv. geen nietigheid. Art. 341 lid 3 Sv. betreft alleen degene, die op de t.r.z. als verd. is gehoord. Uit het raam laten vallen met opzet gericht op het doden van het slachtoffer? Blijkt niet uit de bewijsmiddelen.
HR 14-06-1960, ECLI:NL:HR:1960:3, m.nt. Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 juni 1960
- Magistraten
Mrs. van der Meulen, Feber, van Berckel, Westerouen van Meeteren [Rapp.], Dubbink
- Zaaknummer
[14061960/NJ_1960-597]
- Conclusie
Mr. s'Jacob
- Noot
Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS110514:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1960:3, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑06‑1960
- Wetingang
Essentie
Bij niet-nakoming van art. 279 lid 3 Sv. geen nietigheid. Art. 341 lid 3 Sv. betreft alleen degene, die op de t.r.z. als verd. is gehoord. Uit het raam laten vallen met opzet gericht op het doden van het slachtoffer? Blijkt niet uit de bewijsmiddelen.
Samenvatting
Naar luid van art. 279 derde lid Sv. kan de verd. na het antwoord van den O. v. J. andermaal en, zo de O. v. J. daarna weder het woord voert, nogmaals het woord voeren, welke bevoegdheid ingevolge art. 331 Sv. ook aan den raadsman toekomt, doch tegen niet nakoming van dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.