HR, 09-10-2009, nr. 09/00874
ECLI:NL:HR:2009:BJ1009
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
09-10-2009
- Zaaknummer
09/00874
- LJN
BJ1009
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BJ1009, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑10‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BJ1009
ECLI:NL:PHR:2009:BJ1009, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑06‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BJ1009
- Wetingang
art. 426a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (geldt in geval van digitaal procederen) 426a
- Vindplaatsen
JPF 2010/33 met annotatie van P. Vlaardingerbroek
JPF 2010/33 met annotatie van P. Vlaardingerbroek
NJB 2009, 1871
Uitspraak 09‑10‑2009
Inhoudsindicatie
Familierecht. Verlening machtiging uithuisplaatsing minderjarige. Verzoekschrift niet getekend door advocaat bij de Hoge Raad; niet-ontvankelijk cassatieberoep (art. 426a lid 1 Rv). Geen herstel door later ingediend tweede verzoekschrift, omdat dat niet is ingediend binnen 14 dagen na binnenkomst ter griffie van het eerste verzoekschrift.
9 oktober 2009
Eerste kamer
09/00874
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1], en
2. [Verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.C. Meijroos,
t e g e n
STICHTING BUREAU JEUGDZORG HAAGLANDEN, VESTIGING DEN HAAG ZUID/ RIJSWIJK,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen,
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de pleegouders en Bureau Jeugdzorg Haaglanden.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij beschikking van 24 juli 2008 heeft de rechtbank 's-Gravenhage op verzoek van Bureau Jeugdzorg Haaglanden, kort gezegd, de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [het kind], geboren op [geboortedatum] 2001, verlengd van 29 juli 2008 tot 23 oktober 2008.
Tegen deze beschikking hebben de pleegouders hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij beschikking van 3 december 2008 heeft het hof de pleegouders niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof hebben de pleegouders bij twee verzoekschriften beroep in cassatie ingesteld. De beide cassatierekesten zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Bureau Jeugdzorg Haaglanden heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het op 3 maart 2009 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift is niet getekend door een advocaat bij de Hoge Raad en voldoet dus niet aan de vereisten van art. 426a lid 1 Rv. Het op 20 maart 2009 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift is ingediend na het verstrijken van de cassatietermijn. Dit laatste verzoekschrift kan niet dienen tot herstel van het eerstvermelde, omdat het niet is ingediend binnen veertien dagen na binnenkomst ter griffie van het eerste verzoekschrift. De pleegouders zijn derhalve niet-ontvankelijk in hun beroep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de pleegouders niet-ontvankelijk in hun beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.A.M. van Schendel op 9 oktober 2009.
Conclusie 30‑06‑2009
Inhoudsindicatie
Familierecht. Verlening machtiging uithuisplaatsing minderjarige. Verzoekschrift niet getekend door advocaat bij de Hoge Raad; niet-ontvankelijk cassatieberoep (art. 426a lid 1 Rv). Geen herstel door later ingediend tweede verzoekschrift, omdat dat niet is ingediend binnen 14 dagen na binnenkomst ter griffie van het eerste verzoekschrift.
09/00874
Mr. F.F. Langemeijer
Parket, 30 juni 2009
Conclusie inzake:
[Verzoekers]
tegen
1. Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden
2. [Verweerder 2]
3. [Verweerder 3]
1. Deze kinderbeschermingszaak leent zich voor een verkorte conclusie. Bij beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 24 juli 2008 is op verzoek van Bureau Jeugdzorg Haaglanden de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [het kind] (geboren [geboortedatum] 2001) verlengd tot 23 oktober 2008. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen, met inbegrip van het zelfstandig verzoek van de pleegouders - thans verzoekers tot cassatie - om dit kind bij hen terug te plaatsen.
2. De pleegouders hebben bij het gerechtshof te 's-Gravenhage hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Bij beschikking van 3 december 2008 heeft het hof hen niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep, op de grond dat zij daarbij geen belang meer hebben omdat de geldigheidsduur van de machtiging tot uithuisplaatsing inmiddels is verstreken.
3. Bij verzoekschrift d.d. 2 maart 2009, ter griffie van de Hoge Raad ingekomen op 3 maart 2009, heeft een advocaat te Rotterdam cassatieberoep ingesteld. Nadat deze erop was geattendeerd dat het verzoekschrift niet was getekend door een advocaat bij de Hoge Raad (art. 426a lid 1 Rv), is eerst op 20 maart 2009 een door mr. J.C. Meijroos, advocaat bij de Hoge Raad, ondertekend cassatieverzoekschrift ontvangen.
4. Het op 3 maart 2009 ingekomen cassatieberoep is niet-ontvankelijk omdat dit niet voldoet aan de vereisten van art. 426a lid 1 Rv. Het op 20 maart 2009 ingekomen cassatieberoep is niet-ontvankelijk omdat het te laat is ingediend: zie art. 426 lid 1 Rv. Anders dan het begeleidend schrijven doet voorkomen, kan het op 20 maart 2009 ontvangen cassatieverzoekschrift niet worden gebracht onder de herstelmogelijkheid die in de rechtspraak van de Hoge Raad is erkend ten aanzien van bij faxcopie ingediende rekesten. Weliswaar kan het gebrek dat een per faxpost ingekomen cassatierekest niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad worden hersteld door indiening ter griffie binnen korte tijd van een naar behoren ondertekend origineel exemplaar van het verzoekschrift, maar daarvan is in dit geval geen sprake, reeds omdat tussen 3 en 20 maart 2009 méér dan een korte tijd is verstreken(1).
5. Om deze reden kan een inhoudelijke bespreking van het cassatiemiddel achterwege blijven. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
1 HR 14 april 2000, NJ 2000, 359; HR 11 juli 2003, NJ 2003, 565, JBPr 2006, 31 m.nt. R.L.M. van Opstal; HR 11 februari 2005, NJ 2005, 143, JBPr 2005, 34 m.nt. M.T..H. de Koning; HR 16 december 2005, NJ 2006, 7.