NJB 2018/840:Belediging art. 266 Sr en de begrenzing daarvan door art. 10 EVRM in zaak over gemeenteraadslid die tijdens een raadvergadering over een ander gemeenteraadslid de tweet ‘de racist @[A]’ stuurt: bij de beoordeling van een uitlating in verband met de strafbaarheid daarvan wegens eenvoudige belediging dient acht te worden geslagen op de bewoordingen van die uitlating alsmede op de context waarin zij is gedaan. Daarbij dient onder ogen te worden gezien of de gewraakte uitlating een bijdrage kan leveren aan het publiek debat of een uiting is van artistieke expressie. Tevens dient onder ogen te worden gezien of de uitlating in dat verband niet onnodig grievend is. De Hoge Raad schetst het kader voor de beoordeling van de vraag of een uitlating onnodig grievend is indien het gaat om een uitlating door een politicus in het kader van het publiek debat. In casu is ’s Hofs oordeel dat de door de verdachte gebezigde uitlatingen onnodig grievend zijn, niet begrijpelijk in aanmerking genomen enerzijds het politieke debat dat de aanleiding vormde voor de uitlatingen van de verdachte en anderzijds het hiervoor bedoelde belang van een politicus in het publieke debat zaken aan de orde te stellen, ook als zijn uitlatingen kunnen kwetsen