Rb. Noord-Nederland, 21-11-2016, nr. 5282786 \ AR VERZ 16-153
ECLI:NL:RBNNE:2016:5233
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
21-11-2016
- Zaaknummer
5282786 \ AR VERZ 16-153
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2016:5233, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 21‑11‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
AR 2016/3501
AR-Updates.nl 2016-1351
VAAN-AR-Updates.nl 2016-1351
Uitspraak 21‑11‑2016
Inhoudsindicatie
WWZ-zaak. WWZ. Engie heeft het afspiegelingsbeginsel niet juist toegepast (r.o. 5.6) en niet voldaan aan haar inspanningsverplichting tot herplaatsing (r.o. 5.12).
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 5282786\ AR VERZ 16-153
beschikking van de kantonrechter ex artikel 7:671 b lid 1 sub b BW van 21 november 2016
in de zaak van
de naamloze vennootschap Engie Services Nederland N.V.,
gevestigd te [woonplaats 1] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M.J. Keuss, advocaat te Amsterdam (Postbus 75999, 1070 AZ),
tegen
[verweerder] ,
wonende te [postcode] [woonplaats 2] , [adres] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. W. Smit, jurist bij FNV te Groningen (Postbus 11047, 9700 CA).
Partijen zullen hierna Engie Services en [verweerder] worden genoemd.
1.1. Engie Services heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, ingekomen ter griffie op 5 augustus 2016. De werknemer heeft op 26 september 2016 een verweerschrift ingediend.
1.2. Op 5 oktober 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De zaak is gevoegd behandeld met 18 andere ontbindingsverzoeken van Engie Services tegen werknemers. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Engie Services heeft een pleitnota en per werknemer een toelichting/ aanvulling op de pleitnota overgelegd.
1.3. Voorafgaand aan de zitting heeft Engie Services bij brieven/faxberichten van 30 september, 3 oktober en 4 oktober 2016 nog stukken toegezonden.
2. De feiten
2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , is op [datum] bij een rechtsvoorganger van Engie Services in dienst getreden. [verweerder] verdient € [XXX] per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.2.
[verweerder] is werkzaam als Uitvoerder, deze functie is geclassificeerd in salarisgroep 10. Een Uitvoerder dient te beschikken over een basisopleiding op MBO 4 niveau en een aanvullende vakgerichte technische opleiding en minimaal 15 jaar relevante ervaring, waarvan minimaal 5 jaar in de functie van Chef Monteur. Een Uitvoerder is verantwoordelijk voor de uitvoering van projectmatige werkzaamheden. De werkzaamheden zijn gericht op organiseren van en leiding geven aan de dagelijkse uitvoering van (soms multidisciplinaire) grote projecten, kleinere complexe projecten of enkele kleine projecten.
2.3.
Engie Services is de rechtsopvolger van GTI N.V. en later Cofely Nederland N.V. Engie Services is het moederbedrijf van een aantal vennootschappen, waaronder Engie Services Noord B.V. (hierna: Engie Noord). De in deze procedures betrokken werknemers zijn formeel in dienst bij Engie Services Nederland en worden gedetacheerd bij Engie Noord.
2.4.
Engie Noord heeft haar statutaire zetel en hoofdvestiging in Roden. Zij heeft verschillende vestigingen in onder andere Leeuwarden, Nieuwe Pekela, Farmsum, Emmen, Groningen, Hengelo en Zwolle. Bij Engie Services werken circa 6000 werknemers, waarvan circa 900 bij Engie Noord.
2.5.
Engie Services is een technologisch bedrijf en levert diensten op het gebied van nieuwbouw, installatie, onderhoud, beheer en services van machines, installaties en de infrastructuur van gebouwen, als advies en consultancy, engineering, fabricage, onderhoud beheer & services, installeren en project management in diverse sectoren: farmacie, de foodsector, feedsector, gebouwen, gezondheidszorg, duurzaam vervoer, data centers, innovatieve energieoplossingen, marine en offshore, olie en gas, (petro)chemie.
Engie Noord richt zich op de markt in Noord-Nederland (Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel).
2.6.
De werkzaamheden binnen Engie Noord kennen een sterk wisselend aanbod. Naast de structurele werkzaamheden en reguliere projecten die bij opdrachtgevers/klanten gedurende het jaar met de vaste bezetting worden uitgevoerd, vinden bij de opdrachtgevers/klanten - zowel in de industrie als in de utiliteit - onderhoudsstops plaats. In deze korte perioden van een aantal weken wordt het productieproces stilgelegd en worden installaties en systemen aangepast of uitgebreid en getest en weer opgestart. Tijdens deze korte perioden heeft Engie Noord extra arbeidsinzet nodig en worden ruim 100 inleenkrachten ingezet. Klanten van Engie Noord waar dergelijke stops plaatsvinden zijn onder meer NAM, Teijin, Campina en Nestlé.
2.7.
Engie Noord maakt ten aanzien van haar functies onderscheid naar inzetgebied (industrie en utiliteit), specialisme (elektrotechniek en werktuigbouwkunde), en mate van zelfstandigheid en klantcontact (projecten en services). Engie Noord hanteert een generiek functiehandboek, waarin onderscheid wordt gemaakt naar vakgebieden (ET = elektrotechniek, IT = installatietechniek, WTB = werktuigbouwkunde). In het functiehandboek wordt geen ander onderscheid tussen de functies gemaakt.
2.8.
Engie Noord haalde het grootste deel van haar omzet uit de sector Olie en Gas. Deze sector is in belangrijke mate afhankelijk van de olieprijs. De olieprijs staat sinds de wereldwijde economische crisis onder druk, maar is in het laatste kwartaal van 2014 vrijwel gehalveerd. In het laatste kwartaal van 2015 is de prijs wederom sterk gedaald. Als gevolg van de dalende en aanhoudend lage olieprijs en de onzekerheid die daardoor ontstaat binnen de oliebranche ziet Engie Noord haar orderportefeuille teruglopen. Engie Noord verricht daarnaast veel werkzaamheden ten behoeve van de gasproductie in Noord-Nederland, onder andere bij de NAM. De NAM is onder meer door de structureel verlaagde gasproductie door de aardbevingsproblematiek en de daardoor sterk teruggelopen inkomsten genoodzaakt te reorganiseren. Als gevolg van deze ontwikkelingen neemt voor Engie Noord het rendement van de activiteiten in de olie- en gassector sterk af. Dit heeft effect op nagenoeg heel Engie Noord.
2.9.
De financiële positie van Engie Noord is door genoemde ontwikkelingen verslechterd. Het bedrijfsresultaat is in 2015 met 87,8 procent afgenomen ten opzichte van 2014, het netto resultaat met 91,8 procent. Over de eerste drie kwartalen van 2016 is er een negatieve Ebit van € 1,6 miljoen. Op grond van deze financiële situatie achtte Engie Noord het noodzakelijk om in te grijpen. Zij is in 2015 begonnen met de afbouw van inleenkrachten, het niet verlengen van tijdelijke arbeidsovereenkomsten, het reduceren van kosten en het opheffen van catering- en kantinefaciliteiten. Eind 2015 heeft Engie Noord een reorganisatie-nota opgesteld, waaruit blijkt dat 63,3 fte gedwongen komt te vervallen. Op 2 december 2015 heeft Engie Noord advies gevraagd aan de ondernemingsraad.
2.10.
Op 22 januari 2016 heeft Engie Services de Melding voornemen tot collectief ontslag gedaan.
2.11.
Tussen de bestuurder van Engie Noord en haar ondernemingsraad heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden, waarbij de ondernemingsraad zich heeft laten bijstaan door bureau GITP. Op 29 februari 2016 heeft de ondernemingsraad als volgt geadviseerd:
"De ondernemingsraad adviseert u, rekening houdend met de bovenstaande opmerkingen, uw voorgenomen besluiten op zo kort mogelijke termijn om te zetten in definitieve besluiten met daarin bevestigd de gemaakte afspraken 1 tot en met 22 en in te gaan op de adviezen A tot en met LL. Vervolgens kan uitvoering van de definitieve besluiten slechts plaatsvinden onder de voorwaarde dat een Sociaal Plan met de vakbonden (FNV, CNV en de Unie) definitief tot stand is gekomen. De ondernemingsraad verneemt aldus graag zo spoedig mogelijk schriftelijk uw definitieve besluit (artikel 25 lid 5 WOR) waarin u aangeeft of en in hoeverre u de adviezen van de ondernemingsraad overneemt. Daarbij is de ondernemingsraad duidelijk geworden dat de bestuurder niet alle adviezen integraal zal overnemen in het definitieve besluit. Daarom laat de ondernemingsraad de bestuurder hierbij expliciet weten dat hij gebruik zal maken van de opschortingstermijn zoals bedoeld in art. 25 lid 6 WOR."
De ondernemingsraad schrijft in haar advies onder meer:
"Directe functies
Binnen de businessunit Projecten komen veel verschillende directe functies voor. Sommige functies lijken onderling uitwisselbaar en zijn het volgens de bestuurder niet. Andere functies komen soms wel te vervallen en in andere gevallen blijft dezelfde functie wel bestaan. De ondernemingsraad krijgt op basis van wat binnen de businessunit Projecten wordt gepresenteerd niet het idee dat beleidsmatig is gekeken naar functies die al dan niet komen te vervallen. Waarom vervalt binnen Projecten Industrie de functie van Fitter en wordt deze functie elders in de Organisatie gehandhaafd? En waarom vervalt bij de relatiebedrijven de functie van Leidinggevend Monteur terwijl de Leidinggevend Monteur bij Projecten Utiliteit wel kan blijven? Volgens de ondernemingsraad wordt er gemeten met twee maten. Dit gevoel wordt versterkt door de manier waarop de directen bij aQuaintance en Projecten Industrie in de praktijk wel onderling uitgewisseld worden maar dat dit bij het bepalen van boventalligheid niet wordt meegenomen. De ondernemingsraad is van mening dat wanneer er een strategische keuze wordt gemaakt om bepaalde werkzaamheden niet meer zelf uit te voeren, dit voor heel Cofely Noord moet worden doorgevoerd.
De directe medewerkers worden aangestuurd door drie leidinggevenden. De ondernemingsraad stelt vast dat
medewerkers onder X veelal worden ingezet door X en X. De directe medewerkers onder X en X worden gezamenlijk gepland en X en X rapporteren gezamenlijk. Bij het afspiegelen worden juist de medewerkers van X en X in één groep geplaatst (Projecten Industrie) en blijven de medewerkers van (aQuaintance Turnarrounds) apart. Voor de ondernemingsraad is dit niet logisch en leidt dit tot een oneigenlijke afspiegeling. Dit wordt onderschreven doordat op dit moment juist, vanuit kwalitatief oogpunt, teams worden samengesteld / medewerkers worden gekozen vanuit de gehele populatie. Dit sluit ook aan op het competentiegerichte inzetten van medewerkers. Dit alles leidt voor de ondernemingsraad tot het volgende advies:
R. Advies - De ondernemingsraad adviseert om de gelijksoortige functies die vallen onder de heren X, X en X elk als één groep te beschouwen en binnen deze groepen af te spiegelen.
Ten aanzien van de functie voorman merkt de ondernemingsraad het volgende op: er wordt gesteld dat de functie van voorman (WTB en E&I) volledig vervalt. Deze functie is een laag tussen uitvoerder en hoofdmonteur. Uitvoerders zijn belangrijk om te behouden (5 WTB en 1 E&I) voor het benodigde hogere competentieniveau (zoals organiseren, coördineren en plannen) en de huidige rol van voorman ( 2 WTB en 2 E&I) kan worden opgevangen door de hoofdmonteurs (2 WTB en 2 E&I). De ondernemingsraad ziet dit echter anders: de hoofdmonteurs hebben namelijk niet de kwaliteiten en competenties, die deze voormannen hebben, zoals o.a. werkverantwoordelijk en schakelbevoegd. De hoofdmonteurs WTB kunnen dit wel. Dit leidt tot het volgende advies:
S. Advies - De ondernemingsraad adviseert om de functie voorman E&I niet te laten vervallen om de continuïteit van deze afdeling te waarborgen.
4.2.5
Businessunit Services Industrie
Om te beginnen is de ondernemingsraad verbaasd over het feit dat projectleiders binnen de businessunit Services
Utiliteit niet gemist kunnen worden vanwege hun commerciële activiteiten en dat (senior) projectleiders die eveneens commerciële activiteiten verrichten voor de businessunit Services Industrie de Organisatie wel kunnen verlaten. Binnen de businessunit Services Industrie komen vier senior projectleiders en één projectleider te vervallen. De ondernemingsraad maakt zich grote zorgen of de commerciële activiteiten die deze (senior) projectleiders verrichten voldoende in beeld zijn en of deze in de nieuwe Organisatie op een goede plek worden belegd. Het kan immers niet zo zijn dat met het vertrek van de (senior) projectleiders ook de opdrachten afnemen omdat er onvoldoende capaciteit is om de commerciële activiteiten op te vangen.
(…)
In de ogen van de ondernemingsraad worden oneigenlijke argumenten gehanteerd waarom de senior projectleiders eruit moeten. Er is geen relatie tussen de NAM en het werk dat vervalt. Het is niet aangetoond dat verschillende projectleiders niet nodig zijn. In het ene geval vervallen er vier senior projectleiders op een omzetverlies van c.a. 8%. En in het andere geval, Roden, vervalt er 20% van de omzet en worden er geen senior projectleiders boventallig. Het advies van de ondernemingsraad is dan ook kort en bondig:
T. Advies - Hou de senior projectleiders in dienst!"
(…)
Overige vestigingen
Dat de eerste monteurs en leidinggevende monteurs (verder: ET Monteurs) komen te vervallen, is ingegeven vanuit een visie. Toch heeft de ondernemingsraad moeite met de manier waarop deze maatregel wordt doorgevoerd. Enerzijds omdat de ET Monteurs die nu boventallig worden op dit moment voldoende en structureel werk lijken te hebben. Anderzijds omdat er ook enkele uitzonderingen worden gemaakt. Ten derde is het voor de
ondernemingsraad niet duidelijk geworden of er pogingen zijn ondernomen om de betreffende ET Monteurs door te ontwikkelen. Dit leidt voor de ondernemingsraad tot de volgende adviezen:
Y. Advies - Besteed extra aandacht aan het feit waarom de betreffende ET Monteurs boventallig worden en maak duidelijk waarom er bepaalde uitzonderingen zijn gemaakt.
Z. Advies - Maak duidelijk aan de betreffende Et Monteurs welke inspanningen zijn verricht om hen door te
ontwikkelen naar een functie die wél binnen Cofely Noord blijft.
AA. Advies - Maak duidelijk waarom dit strategische besluit versneld wordt doorgevoerd in plaats van op basis van natuurlijk verloop afscheid nemen van deze groep medewerkers."
2.12.
Op 1 maart 2016 heeft de bestuurder van Engie Noord zijn definitieve besluit aan de ondernemingsraad doen toekomen. De bestuurder is daarbij ingegaan op de adviezen van de ondernemingsraad en heeft verder het volgende geschreven:
"Helaas heeft u ondanks ons herhaaldelijk verzoek besloten uw voorwaarde niet te laten vervallen dat alleen
uitvoering aan het besluit kan worden gegeven wanneer met vakbonden een sociaal plan is overeengekomen. Hierdoor moeten wij helaas constateren dat deze voorwaarde de uitvoering van de reorganisatie (op korte termijn) feitelijk onmogelijk maakt, aangezien de vakbonden conform hun brief van 19 februari jl. inderdaad bij het laatste geplande overleg op 29 februari jl. de onderhandelingen over een sociaal plan niet hebben opgepakt en er daarom redelijkerwijs (op korte termijn) een met de vakbonden overeengekomen sociaal plan niet is te verwachten.
Dit betekent echter niet dat Cofely de reorganisatie gaat uitvoeren zonder sociaal plan. Het is de bedoeling
om het vertrouwelijk aan u verstrekte eenzijdige sociaal plan te hanteren (met daarin bovenwettelijke
ontslagvergoedingen, het aanbieden van outplacementbegeleiding en het ter beschikking stellen van een
opleidingsbudget). Hiermee meent Cofely dat de voorwaarde die de OR heeft gesteld is ingevuld en
uitvoering kan worden gegeven aan het besluit.
Zoals reeds eerder aangegeven, wordt het voorgenomen besluit ten aanzien van de reorganisatie van Cofely
Noord BV geëffectueerd, met inachtneming van het hierboven gestelde met betrekking tot de adviezen en
afspraken. Bij de uitvoering van het besluit wordt, gelet op het niet integraal overnemen van alle adviezen
en de voorwaarde, de door de Ondernemingsraad ingestelde opschortingstermijn in acht genomen. Dit
houdt in dat de betrokken medewerkers niet eerder dan in april 2016 geïnformeerd zullen worden over de
persoonlijke consequenties, tenzij de Ondernemingsraad alsnog afziet van haar mogelijkheid tot het instellen
van beroep. De bestuurder betreurt het feit dat de periode van onzekerheid voor de medewerkers hiermee
helaas nog verder wordt verlengd. Naast het mogelijk toenemen van arbeidsonrust bestaat tevens een
gerede kans op (stakings-)acties met risico van schade aan in- en externe relaties, de bedrijfsvoering en het
imago van Cofely Noord."
2.13.
Bij brief van 10 maart 2016 heeft de ondernemingsraad gereageerd op het definitieve besluit van de bestuurder. In een e-mail van 29 maart 2016 heeft de ondernemingsraad bevestigd dat hij heeft toegezegd bereid te zijn van verdere opschorting af te zien.
2.14.
Op 4 april 2016 heeft Engie Noord de betrokken werknemers, waaronder [verweerder] , schriftelijk geïnformeerd over de reorganisatie en boventalligheid aangezegd. Deze datum geldt als peildatum voor de reorganisatie. In de brief staat het volgende, voor zover van belang:
"Uw arbeidsovereenkomst zal daarom per 1 mei 2016 eindigen.
Er zijn voor u op dit moment geen herplaatsingsmogelijkheden gevonden binnen ENGIE Services of binnen één van de bedrijven van de groep ENGIE in Nederland. Wij zullen daarom voor u een ontslagvergunning aanvragen bij het UWV Werkbedrijf. Wij zullen ons echter tot en met 30 april 2016 blijven inspannen om voor u een passende functie te vinden.
U bent per direct vrijgesteld van werk, echter zonodig zal uw leidinggevende binnenkort contact met u opnemen om een afspraak in te plannen voor de werkoverdracht."
2.15.
Engie Noord heeft begin april 2016 alle boventallige werknemers een vacatureoverzicht gestuurd en uitgenodigd om op passende functies te solliciteren. Op 19 en 20 juli 2016 heeft zij wederom alle boventallige werknemers een vacatureoverzicht overhandigd. Ook zijn geanonimiseerde c.v.'s opgesteld en gedeeld met de recruiters binnen het concern van Engie Services. Alle werknemers zijn uitgenodigd voor een individueel intake-gesprek voor outplacement, waarna zij konden kiezen voor outplacement en/of scholing. Er is door Engie Services een 'weerbaar-naar-werk'-programma samengesteld, waarin de werknemers ondersteuning wordt geboden bij het solliciteren. Daarnaast hebben gesprekken plaatsgevonden voor een aantal vacatures en heeft Engie Noord extern passende herplaatsingsmogelijkheden onderzocht.
2.16.
Van de 65 boventallig verklaarde werknemers hebben 37 werknemers een vertrekregeling geaccepteerd, gaan met pensioen, zijn arbeidsongeschikt of herplaatst.
2.17.
Engie Services heeft voor een groot aantal werknemers, waaronder [verweerder] , het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) toestemming verzocht om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen op grond van bedrijfseconomische redenen. [verweerder] heeft verweer gevoerd tegen het verzoek. Het UWV heeft Engie Noord een brief van 8 juni 2016 gestuurd met nadere vragen. Engie Noord heeft daarop gereageerd bij brief van 15 juni 2016, waarop door [verweerder] is gereageerd bij brief van 24 juni 2016.
2.18.
Het UWV heeft in zijn beslissing van 6 juli 2016 de gevraagde toestemming geweigerd. Het UWV heeft het volgende - voor zover van belang - overwogen:
“Beoordeling
Uw aanvraag is gebaseerd op bedrijfseconomische redenen, te weten de subgrond slechte of slechter wordende financiële situatie. Wij hebben geconstateerd dat de OR na een adviesaanvraag heeft geadviseerd en voorts dat daadwerkelijk overleg met de vakbonden heeft plaatsgevonden. Op grond daarvan hebben wij uw aanvraag in behandeling genomen.
(…)
Ons is aannemelijk geworden, nu overige maatregelen kennelijk onvoldoende resultaat hebben gehad, dat in uw bedrijf op bedrijfseconomische overwegingen arbeidsplaatsen structureel moeten komen te vervallen. Nu uw overige maatregelen ruim 2 miljoen aan besparingen tot gevolg hebben, doch 6,4 miljoen aan besparingen vereist is, vinden wij het niet onredelijk dat u 4,2 miljoen op uw personeelskosten wenst te bezuinigen. Wij achten de ontslagvoordracht qua omvang niet onevenredig.
Daarbij is niet aannemelijk, dat de voor ontslag voorgedragen werknemers structureel worden vervangen door uitzendkrachten die onderhoudswerkzaamheden plegen. Er is immers sprake van andere niet uitwisselbare functies. U hoeft deze uitzendkrachten niet heen te zenden. Hiermee is niet gezegd dat deze werkzaamheden niet passend zouden kunnen zijn voor de voor ontslag voorgedragen werknemers.
Van belang is daarbij vast te stellen, dat de hiervoor bedoelde uitzendkrachten geen tijdelijke werkzaamheden verrichten. Uit de door u in de procedure gebrachte grafiek omtrent de omvang van het ingehuurde flexpersoneel volgt, dat u meerjarig het gehele jaar inleent. Er is geen sprake van tijdelijk, maar van voortdurend werk. Daarmee zijn de stellingen van werknemers dat niet enkel bij bedrijfsstops sprake is van onderhoud aannemelijk geworden.
U zet, zo stelt u, zo nodig tevens uitzendkrachten tijdens de stopperiode in op boventallig verklaarde functies. Nu niet aannemelijk is geworden dat onderhoud enkel kortlopend tijdens een stopperiode plaatsvindt worden derhalve wel uitzendkrachten ingezet op de functies van de werknemers die voor ontslag worden voorgedragen. U
heeft dit qua omvang onvoldoende gespecificeerd. Twijfel is derhalve gerezen of dit zich verhoudt met de vigerende regelgeving en op zich niet reeds in de weg staat aan het verlenen van een toestemming tot het mogen opzeggen van een arbeidsverhouding.
Ons is aannemelijk geworden dat er geen werkzaamheden zijn uitbesteed die de bij deze ontslagaanvraag betrokken werknemers zouden kunnen verrichten.
Ontslagvolgorde
De formele werkgever is de Engie Services Nederland NV. Engie Services Nederland NV detacheert zijn werknemers bij Engie Services Noord BV. Hier is sprake van een eigen rechtspersoon, een eigen locatie, inschrijving Kamer van Koophandel en cijfers die geconsolideerd zijn bij de moedermaatschappij en het zich extern publiekelijk profileren als aanbieder van goederen en diensten.
Engie Services Noord BV is derhalve een zelfstandige bedrijfsvestiging met een eigen bedrijfsvoering. Op basis van artikel 14 Uitvoeringsregels Ontslag wordt derhalve afgespiegeld bij Engie Services Noord BV. Waar dit de afspiegelingsentiteit is, is de discussie over meerdere vestigingen daarbinnen niet relevant. Als peildatum geldt 4 april 2016. Daarbij is niet aannemelijk geworden dat tussen 1 januari 2016 en 4 april 2016 sprake is geweest van relevante mutaties in het personeelsbestand.
De Ontslagregeling bepaalt dat werknemers volgens het afspiegelingsbeginsel voor ontslag in aanmerking moeten worden gebracht.
Uitwisselbare functies zijn functies die vergelijkbaar zijn voor zover het betreft de inhoud van de functie, de voor de functie vereiste kennis, vaardigheden en competenties, en de tijdelijke of structurele aard van de functie; en het niveau van de functie en de bij de functie behorende beloning gelijkwaardig zijn.
U heeft de uitwisselbare functiecategorieën juist vastgesteld aan de hand van de definitie van uitwisselbare functies. U heeft daarbij functieomschrijvingen overgelegd. U heeft eveneens een adequaat personeelsoverzicht verstrekt.
Werknemer acht zijn functie wel uitwisselbaar met andere functies binnen uw Organisatie. De functies tussen aQuaintance en projecten industrie zijn niet uitwisselbaar omdat de functieplaatsen bij
aQuaintance primair worden ingezet voor de olie & gas ofwel voor de NAM. In het contract met de
NAM zijn door de NAM in dit verband specifieke proceseisen opgesteld (een zogenaamde TIM lijst
van kwalificaties/opleidingen die aan de functie geëist worden) waaraan de werknemers moeten
voldoen. Deze kennis is met name gericht op installaties van de NAM.
Bij projecten industrie worden de functieplaatsen in het gehele gebied van projecten industrie ingezet (bijvoorbeeld bij de Akzo of bij een kaasfabriek of NAM, wanneer minder diepe kennis van de
installaties is vereist), waardoor een bredere kennis en ervaring op meerdere onderdelen van de
procesindustrie vereist is. Daarbij tekenen wij aan dat de door werknemer aangevoerde uitwisselbaarheid
op basis van het arbeidsverleden niet relevant is, evenmin als de vraag welke werkzaam
heden de werknemer zou kunnen verrichten.
U heeft aangegeven dat werknemer sedert [datum] in dienst is en werkzaam in de functie van
Uitvoerder E&I Projecten Industrie. Deze uitwisselbare functiecategorie krimpt van vier naar twee
werknemers.
In de uitwisselbare functiecategorie Uitvoerder E&I Projecten Industrie zijn de werknemers als
volgt verdeeld over de leeftijdsgroepen, waarbij 2 werknemers voor ontslag worden voorgedragen:
[tabel]
Werknemer is ingedeeld in de leeftijdscategorie 45 jaar tot en met 54 jaar. In deze leeftijdscategorie zijn drie werknemers ingedeeld. En deze leeftijdscategorie dient gekrompen te worden met een
werknemer. Werknemer heeft het kortste dienstverband. Uw voordracht om werknemer te ontslaan, is juist en daarmee een redelijke.
Ons is niet gebleken van leeftijdsdiscriminatie. U heeft niet afgeweken van het afspiegelingsbeginsel dat een objectieve ontslagvoordracht waarborgt.
Herplaatsing
Er is geen redelijke grond voor ontslag als de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, herplaatst kan worden binnen de onderneming of de groep. Van een werkgever mag daarom verwacht worden dat hij zich inspant om een werknemer van wie de arbeidsplaats vervalt te herplaatsen.
Niet aannemelijk is geworden, dat u voldoende herplaatsingsinspanningen gepleegd heeft.
U leent immers meerjarig en gedurende het gehele jaar uitzendkrachten in die zowel werkzaam zijn op onderhoudswerkzaamheden (waarvan niet uitgesloten kan worden dat dit passend werk voor de voor ontslag voorgedragen werknemers is) als op de eigen functies van werknemers die voor ontslag zijn voorgedragen. Daarbij worden werknemers zo nodig ook op andere vakgebieden/disciplines dan de eigen ingezet, kennelijk vanwege behoefte aan personele capaciteit aldaar.
Gelet op de veelheid aan werkzaamheden die zijn ondergebracht bij flexkrachten en de kennelijke behoefte aan personeel bij andere disciplines van uw bedrijf is niet aannemelijk geworden, dat door een andere organisatie dan wel herschikking van de werkzaamheden in uw bedrijf geen herplaatsingsmogelijkheden aanwezig zouden kunnen zijn.”
3. Het verzoek
3.1.
Engie Services verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel b, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel a BW.
3.2.
Aan dit verzoek legt Engie Services ten grondslag dat sprake is van - kort gezegd - bedrijfseconomische omstandigheden, op grond waarvan zij het UWV toestemming heeft gevraagd om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] - en 18 andere werknemers - te mogen opzeggen. Engie Services kan zich niet verenigen met de beslissing van het UWV die toestemming te weigeren en verzoekt de kantonrechter daarom de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Ter onderbouwing heeft Engie Services het navolgende naar voren gebracht.
De financiële positie van Engie Noord is de afgelopen periode sterk verslechterd. Kostenbesparingen hebben onvoldoende effect gehad, zodat voor het voortbestaan van de onderneming, en daarmee een doelmatige bedrijfsvoering, het structureel vervallen van arbeidsplaatsen is vereist.
3.3.
Bij de selectie van werknemers heeft Engie Services de Ontslagregeling en Uitvoeringsregels van het UWV in acht genomen. Zij stelt dat Engie Noord als bedrijfsvestiging van Engie Servies heeft te gelden, zodat de selectie van de werknemers conform artikel 14 Ontslagregeling plaats dient te vinden binnen Engie Noord.
Extern personeel
3.4.
Engie Services stelt dat geen arbeidsplaatsen komen te vervallen binnen categorieën uitwisselbare functies waarvoor thans werknemers worden ingehuurd en dat er geen sprake is van structurele inleen van arbeidskrachten.
Uitwisselbare functies
3.5.
Engie Services stelt dat de functies binnen Engie Noord zich onderscheiden in (i) vakgebied (industrie en utiliteit), (ii) specialismen (elektrotechniek en werktuigbouwkunde) en (iii) mate van zelfstandigheid en klantcontact (project en services). Gelet hierop is volgens Engie Services van uitwisselbaarheid niet snel sprake. Daar komt bij dat tevens het leidinggevend karakter, de loonschaal en de mate van zelfstandig klantcontact per functie verschilt. Door Engie Services wordt dit als volgt uitgewerkt:
Een basisonderscheid met betrekking tot het bepalen van de uitwisselbaarheid van de
functies is het verschil in vakgebieden tussen (i) industrie en utiliteit en (ii) elektrotechnische werkzaamheden en werktuigbouwkundige werkzaamheden. Vervolgens wordt er per vakgebied onderscheiden in functievereisten en werkzaamheden. Zo onderscheidt Engie Services binnen deze vakgebieden de volgende specialismen: Industriële automatisering, Hoogspanning, Fire en Security, Maintenance en Maintenance Engineering.
In de industriële sector worden materiële goederen in fabrieken en ondernemingen
geproduceerd. De activiteiten van Engie Noord zijn gericht op de werkzaamheden aan
procesgebonden installaties waarbij Engie Noord in het primaire proces van de klant
werkzaam is. De werkzaamheden in de foodindustrie zijn daarbij heel verschillend ten
opzichte van de werkzaamheden in bijvoorbeeld de staalindustrie, door bijvoorbeeld het
verschil in werkomstandigheid (hygiëne), werkomgeving, veiligheidsvereisten, het
gebruik van andere materialen en dergelijke.
In de utiliteit worden activiteiten verricht met betrekking tot alle gebouwgebonden
installaties zoals bijvoorbeeld, verlichting, verwarming, toegangscontrole, cctv, en dergelijke, in bouwwerken die geen woonbestemming hebben. Zoals bijvoorbeeld: kantoren, scholen, opslagruimtes (waaronder data centers), winkels, ziekenhuizen, opvangcentra, enzovoorts.
Elektrotechnische werkzaamheden zijn werkzaamheden aan elektrotechnische installaties in de utiliteit en de industrie. Hierbij kan gedacht worden aan: beveiligingsinstallaties, technische automatiseringsinstallaties, elektromechanisch onderhoud, beheer en inspectie van installaties, infratechnische installaties, aardings- en overspanningsinstallaties, laagspanningsinstallaties en hoogspanningsinstallaties. Ieder van dit soort werkzaamheden kent in het algemeen weer zijn eigen expertise en vaardigheden.
Werktuigbouwkunde richt zich binnen de industrie op de verschillende technieken in de
metaalverwerking (plaatwerk, verspaning, constructiebank/lassen, of montage of onderhoudswerkzaamheden). Werktuigbouwkundige werkzaamheden worden ook weer
opgesplitst in deelgebieden, zoals: machinebouw, energie- en aandrijftechniek, staal- en
constructiebouw. Binnen al deze sectoren worden objecten ontworpen, gemaakt en
onderhouden die mechanische handelingen moeten uitvoeren (tillen, bewegen,
verplaatsen, druk opbouwen, enz.). Werktuigkunde binnen de Utiliteit betreft
bijvoorbeeld: klimaatinstallaties, cv, verwarmen, koelen, sanitair installaties en pompen.
Ook hier geldt dat elk van dit soort werkzaamheden in het algemeen weer zijn eigen
expertise en vaardigheden en werkomstandigheden kent.
Ten slotte verschilt de zelfstandigheid en de mate van klantcontact. Werknemers die op
projectbasis werken worden ingedeeld in teams. Deze teams worden aangestuurd door
een voorman, chefmonteur en/of een uitvoerder. Dit betekent dat de werknemer in
kwestie een bepaald aantal taken krijgt dat moet worden uitgevoerd onder leiding en
toezicht van een chefmonteur en/of een uitvoerder. Werknemers op projectbasis hebben in
principe geen verantwoordelijkheid voor direct klantcontact. Werknemers die op
servicebasis werken, worden niet direct aangestuurd, zijn alleen of met zijn tweeën aan
het werk, zijn vaak langere tijd aan een klant verbonden en stemmen (zo nodig) in
overleg met de klant af welke werkzaamheden dienen te worden verricht.
Volgens Engie Services zegt de (generieke) functietitel niets over de onderlinge uitwisselbaarheid van functies.
Volgens Engie Services is [verweerder] werkzaam, niet enkel als Uitvoerder, maar als Uitvoerder E&I Projecten Industrie.
3.6.
Kennis, kunde en ervaring in genoemde specifieke omgevingen, processen en vakgebieden zijn onontbeerlijk om werkzaamheden uit te voeren en in belangrijke mate bepalend voor de rol en het niveau die in die omstandigheden kunnen worden ingevuld. Engie Services kent functiereeksen als Aankomend Monteur - Monteur - Eerste Monteur - Hoofdmonteur - Chefmonteur, die vallen te beschouwen als een loopbaanpad binnen elke kennis, markt en processituatie.
Afspiegelingsbeginsel
3.7.
Engie Services stelt, dat [verweerder] in dienst is als Uitvoerder E&I Projecten Industrie. Als gevolg van de reorganisatie komt twee van de vier fte te vervallen, zijnde twee arbeidsplaatsen. Binnen de leeftijdsgroep van [verweerder] (45 tot 55 jaar) zijn drie werknemers werkzaam, waarvan 1 werknemer voorontslag dient te worden voorgedragen. Van deze werknmers komt [verweerder] voor ontslag in aanmerking. Als gevolg hiervan is [verweerder] boventallig.
Herplaatsing
3.8.
Engie Services stelt te hebben onderzocht of [verweerder] binnen een redelijke termijn (vier maanden), al dan niet met behulp van scholing kan worden herplaatst. Dit is echter niet mogelijk gebleken. Zij betwist dat zij niet voldoende herplaatsingsinspanningen heeft verricht. Engie Services stelt daartoe dat zij de herplaatsingsinspanning als vermeld onder r.o. 2.15 heeft verricht.
3.9.
[verweerder] heeft niet op hem toegezonden vacatures gereageerd, waaruit volgens Engie Services kan worden afgeleid dat [verweerder] zelf ook van mening is, dat er voor hem geen passende vacatures zijn. [verweerder] heeft niet deelgenomen aan de 'weerbaar-naar-werk'-sessies op 13 en 14 april 2016.
Leeftijdsdiscriminatie
3.10.
Engie Services betwist dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan leeftijdsdiscriminatie. Zij is wettelijk verplicht af te spiegelen en dat heeft zij gedaan. Het gevolg daarvan is dat een aantal oudere werknemers voor ontslag in aanmerking komt. Engie Services heeft - in tegenstelling tot wat in de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens van 17 mei 2016 (2016-41) aan de orde was - alternatieve maatregelen genomen door intern besparingen door te voeren. Engie heeft getracht de financiële gevolgen voor oudere werknemers zoveel mogelijk te beperken door toepassing van het sociaal plan.
4. Het verweer
4.1.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen, met veroordeling van Engie Services in de kosten van de procedure. Hij voert daartoe - samengevat - het navolgende aan.
Extern Personeel
4.2.
[verweerder] voert aan dat er bij Engie Noord sprake is van ruime en structurele inzet van flexibele arbeidskrachten waardoor er vraagtekens te plaatsen zijn bij het aantal werknemers dat boventallig is verklaard. Volgens [verweerder] is Engie Noord geen seizoenbedrijf en worden uitzendkrachten niet alleen tijdens de pieken maar gedurende het hele jaar ingezet. Tijdens de UWV-procedure en in haar verzoekschrift heeft Engie Services nagelaten om aan de hand van objectiveerbare gegevens inzichtelijk te maken hoeveel uitzendkrachten er de afgelopen periode zijn ingezet, in welke functies en voor welke periode. Volgens [verweerder] kan Engie Services boventallige werknemers herplaatsen nu Engie Services niet heeft onderbouwd dat het niet gaat om structurele inzet van uitzendkrachten op passende arbeid. [verweerder] voert aan dat het UWV ook heeft geoordeeld dat het zeer wel mogelijk is dat uitzendkrachten ingezet worden op functies van werknemers die voor ontslag worden voorgedragen.
Uitwisselbare functies
4.3.
Engie Services heeft volgens [verweerder] een gekunsteld onderscheid aangebracht tussen op zich onderling uitwisselbare functies binnen Industrie en Utiliteit en binnen Projecten en Services. Volgens [verweerder] verschillen de inzetgebieden Industrie en Utiliteit en de bedrijfsonderdelen Projecten en Services niet zodanig qua inhoud, vereiste kennis en vaardigheden en competenties dat deze niet meer vergelijkbaar en naar niveau en beloning gelijkwaardig zijn. Dit blijkt volgens [verweerder] uit het feit dat in de praktijk veelvuldig en structureel uitwisseling plaatsvindt van werknemers tussen beide inzetgebieden en beide bedrijfsonderdelen. Volgens [verweerder] gaat het vooral om 1e Monteurs en Chefmonteurs. Soms is er een kortdurende opleiding nodig voor specifieke omgevingsfactoren die gelden bij de klant, of een klantgerichte opleiding. De structurele inzet en de directe inzetbaarheid van uitzendkrachten in beide inzetgebieden en onderdelen ondersteunen volgens [verweerder] dit standpunt. Voor Projecten geldt dat geregeld monteurs worden ingezet in kleinere projectteams bestaande uit twee werknemers. Voor deze kleinere projectteams geldt ook het vereiste van een grote mate van zelfstandigheid en dagelijks contact met de klant. Volgens [verweerder] heeft Engie Services niet aannemelijk gemaakt dat voor de functies binnen Projecten en Services verschillende competenties vereist zijn en dat er binnen Engie Services ook daadwerkelijk sprake is van een personeelsbeleid waarvan competentiemanagement deel uitmaakt. Tevens heeft Engie Services ervoor gekozen om te werken met een generiek functiehandboek met generieke profielen. Voor de functie Hoofdmonteur die wordt ingezet binnen Industrie gelden dezelfde opleidings- en ervaringseisen, functie-gebonden competenties en functieniveau karakteristieken als voor een Hoofdmonteur die wordt ingezet in Utiliteit. Engie Services heeft volgens [verweerder] niet voldaan aan de op haar rustende verplichting om middels objectieve gegevens aan te tonen dat de voorkomende functies onderling zodanig verschillen, dat er sprake is van niet-uitwisselbaarheid. In het door Engie Services beschreven onderscheid tussen elektrotechnische werkzaamheden (ET) en werktuigbouwkundige werkzaamheden (WTB) kan [verweerder] zich in beginsel vinden. Ook begrijpt [verweerder] dat binnen Industrie en Utiliteit functies bestaan die niet uitwisselbaar zijn, maar dit geldt niet voor uitvoerende functies. Bovenstaande betekent naar de mening van [verweerder] dat het afspiegelingsbeginsel niet goed is toegepast.
Afspiegelingsbeginsel
4.4.
Naast het door Engie Services ten onrechte gemaakte onderscheid zoals hierboven genoemd, wordt naar de mening van [verweerder] het afspiegelingsbeginsel op twee andere manieren niet goed toegepast. [verweerder] noemt allereerst dat Engie Services binnen de functies 1e Monteur ET en Chefmonteur ET niet heeft afgespiegeld over alle bedrijfslocaties. Daarnaast heeft Engie Services volgens [verweerder] bepaalde uitwisselbare functies ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Ter toelichting noemt [verweerder] de functies van Uitvoerder E&I en Uitvoerder WTB op de onderdelen aQuaintance en Projecten Industrie welke onderdelen volgens werknemer samen afgespiegeld hadden moeten worden. aQuaintance is echter ten onrechte buiten beschouwing gelaten.
4.5.
[verweerder] is van mening dat hij in dienst is bij Engie Services in de functie van Uitvoerder en dat deze functie wel degelijk onderling en wederzijds uitwisselbaar is met de andere functies van uitvoerder op andere inzetgebieden. Uitwisseling vindt in de praktijk ook steeds plaats tussen de verschillende inzetgebieden.
Volgens [verweerder] heeft Engie Services ten onrechte de uitwisselbare functie van Uitvoerder E&I binnen aQuaintance buiten aanmerking gelaten. Engie Services heeft niet nader onderbouwd welke andere competenties volgens haar nodig zouden zijn voor dezelfde functie binnen aQuaintance en waaruit blijkt dat de overige Uitvoerders E&I niet over deze competenties beschikken.
Uit de Reorganisatienota en het advies van de OR blijkt dat in de praktijk uitwisseling plaatsvindt tussen aQuaintance en Projecten Industrie en dat er tevens een gezamenlijke planning en rapportage plaatsvindt. De OR vindt afzonderlijke afspiegeling daarom niet logisch.
Herplaatsing
4.6.
Volgens [verweerder] had Engie Services al eerder naar herplaatsingsmogelijkheden moeten zoeken. De toezegging van Engie Services om zich tot het einde van de maand april 2016 te zullen inspannen om een passende functie te vinden getuigt volgens [verweerder] niet van goed werkgeverschap. Engie Services heeft daarnaast niet inzichtelijk gemaakt dat de boventallige werknemers niet op de functies van structurele inleenkrachten kunnen worden geplaatst. Ook op het gebied van scholing is volgens [verweerder] door Engie Services geen actie ondernomen. Hij heeft geen gesprek gehad met Engie Services over passende functies of over functies die voor hem passend zouden kunnen worden na scholing.
Leeftijdsdiscriminatie
4.7.
Tot slot wordt naar de mening van de [verweerder] vast personeel, met name oudere werknemers met een lang dienstverband, de facto vervangen door goedkopere flexibele arbeidskrachten, zodat gesproken kan worden van leeftijdsdiscriminatie. Volgens [verweerder] is het opvallend dat 55% van de boventalligen 55 jaar en ouder is. [verweerder] doet een beroep op de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens van 17 mei 2016 (2016-41). Volgens [verweerder] heeft Engie niet aannemelijk gemaakt dat zij bij de reorganisatie heeft gezocht naar doeltreffende middelen die niet of minder onderscheid makend zijn naar leeftijd.
5. De beoordeling
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. De in de onderhavige zaak aan de orde zijnde basis voor de redelijke grond is die omschreven in artikel 7:669 lid 3 sub a BW, bedrijfseconomische omstandigheden. Voor de toepassing van de redelijke grond verval van de arbeidsplaatsen vanwege bedrijfseconomische omstandigheden - zijn bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
Partijen verschillen in deze zaak niet van mening over de bedrijfseconomische redenen die noodzaken tot het verval van arbeidsplaatsen. Het verschil van mening betreft eerstens de vraag welke werknemers voor ontslag kunnen worden voorgedragen (het afspiegelingsbeginsel) en ten tweede de door Engie Services gepleegde inspanning om tot herplaatsing van die voor ontslag voorgedragen werknemers te komen. Een derde geschilpunt houdt verband met de hiervoor genoemde en betreft de al of niet verboden leeftijdsdiscriminatie door de wijze waarop Engie Services het afspiegelingsbeginsel heeft toegepast en door de mate waarin zij zich heeft gekweten van haar inspanningsverplichting.
5.3.
Engie Services heeft verspreid over de drie locaties van de rechtbank Noord-Nederland nagenoeg gelijkluidende ontbindingsverzoeken ingediend voor 19 werknemers. Een ontslagvergunning voor die werknemers was Engie Services geweigerd door het UWV in 19 nagenoeg gelijkluidende beslissingen. De kantonrechter heeft besloten de 19 ontbindingsverzoeken, waartegen 19 nagenoeg gelijkluidende verweerschriften zijn ingediend, gelijktijdig te behandelen op een (1) zitting. De reden daarvoor is de sterke overeenkomst tussen de 19 zaken en de wens van de kantonrechter een gelijk (beoordelings)kader te hebben als het UWV. Deze instantie heeft immers ook de 19 zaken tegelijkertijd voorgelegd gekregen en beoordeeld. Een zuivere herbeoordeling als bedoeld in artikel 7:671b lid 1 sub b BW, brengt naar het oordeel van de kantonrechter mee dat ook door hem de 19 zaken tegelijkertijd worden behandeld en beoordeeld.
Afspiegeling
5.4.
Het eerste geschilpunt betreft de toepassing van het afspiegelingsbeginsel.
De door de werknemers voorgestane uitwisselbaarheid van gelijk(soortig)e functies in enerzijds Industrie en anderzijds Utiliteit, ziet de kantonrechter niet. Engie Services heeft voldoende uitgelegd dat werk in de Industrie andere - sector specifieke - kennis vereist, dan werk in de Utiliteit. In de Industrie, aldus Engie Services, moet worden gewerkt aan procesinstallaties die per klant verschillen, zoals olie- en gasinstallaties (NAM) en chemische installaties (Akzo). In de Utiliteit moet worden gewerkt aan de generieke installaties voor elektriciteit, verwarming en ventilatie van scholen, kantoorgebouwen en ziekenhuizen. Het is voor de kantonrechter duidelijk dat - bij voorbeeld - een elektrotechnicus of een werktuigbouwkundige in de Industrie niet onderling uitwisselbaar is met een vakgenoot uit de Utiliteit.
5.5.
Dat ook, binnen de Industrie en binnen de Utiliteit, gelijk(soortig)e functies tussen Services enerzijds en Projecten anderzijds onderling niet uitwisselbaar zijn, oordeelt de kantonrechter onaannemelijk. Waar Engie Services terecht stelt dat het objectief - om de functie gaat en niet subjectief - om de werknemer en wat hij kan (leren), is het naar het oordeel van de kantonrechter onbegrijpelijk dat voor een technische functie, waarbij vooral de technische vaardigheden belangrijk zijn, door Engie Services de zogenaamde softskills (in de oude Beleidsregels UWV: competenties) worden opgevoerd om tot niet uitwisselbaarheid te concluderen tussen de genoemde inzetgebieden. Enig begrip daarvoor zou er kunnen zijn wanneer het betreft functies waarvoor juist die softskills van belang zijn, zoals verkoper of medewerker call centre, maar dat dat speelt bij de onderhavige technische functies heeft Engie Services onvoldoende naar voren gebracht en valt zonder meer niet in te zien. Anders gezegd, zullen er functies zijn bij welke het soortelijk gewicht van de softskills groter is, maar Engie heeft onvoldoende gesteld op grond waarvan de kantonrechter kan concluderen dat een electrotechnicus of werktuigbouwkundige werkzaam in Services niet kan werken in Projecten, en andersom. Nog anders gezegd, meent de kantonrechter dat het bij deze functies, zonder meer, en meer is niet gesteld, naast de technische vaardigheden gaat om de basale communicatieve competenties die in beginsel bij iedere mens worden verondersteld aanwezig te zijn.
5.6.
Vorenstaande betekent, zo oordeelt de kantonrechter, dat Engie Services het afspiegelingsbeginsel niet juist heeft toegepast, meer in het bijzonder door in de bij haar voorkomende functies te veel differentiatie aan te brengen, ten onrechte leidend tot minder uitwisselbare functies. Engie Services heeft niet gesteld dat functies gelijk(soortig) aan die van [verweerder] , zowel binnen Services niet bestaan of alle komen te vervallen. Verder valt zonder meer niet in te zien dat uitwisselbaarheid van functies gelijk aan die van [verweerder] tussen de inzetgebieden van Industrie enerzijds en aQuaintance anderzijds uitgesloten is. Te meer nu van de kant van werknemers is gesteld en door Engie Services onvoldoende is weersproken dat met een (zeer) beperkte overdrachtsperiode werknemers binnen Industrie of naar aQuaintance verplaatst kunnen worden.
Voor [verweerder] leidt deze conclusie tot het oordeel dat het ontbindingsverzoek moet worden afgewezen.
Herplaatsing
5.7.
Het tweede geschilpunt betreft de mate waarin Engie Services zich heeft gekweten van haar inspanningsverplichting tot herplaatsing van de werknemer.
5.8.
Ingevolge artikel 7: 669 lid 1 BW kan de werkgever de arbeidsovereenkomst pas opzeggen wanneer daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Herplaatsing ligt niet in de rede wanneer sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer als bedoeld in lid 3 onder e van voormeld artikel. In deze zaak is verwijtbaar handelen niet aan de orde.
5.9.
Op grond van artikel 9 van de Ontslagregeling moet bij de beoordeling of bij Engie Services een passende functie beschikbaar is voor de werknemer, de volgende arbeidsplaatsen te worden betrokken:
- -
die waarvoor een vacature bestaat of waarvoor binnen een redelijke termijn een vacature zal ontstaan,
- -
die van werknemers/uitzendkrachten/gedetacheerden die werkzaam zijn op basis van - kort gezegd - tijdelijke overeenkomsten van meer 26 weken, en,
- -
arbeidsplaatsen in andere tot de onderneming behorende entiteiten.
De redelijke termijn waarbinnen naar een passende functie gezocht moet worden, gaat in beginsel in op de dag waarop het UWV op het verzoek om toestemming beslist. Niettemin zal de werkgever op het moment van indienen van het verzoek een inschatting moeten maken van de mogelijkheden tot herplaatsing vanaf dat inschattingsmoment tot en met de redelijke termijn. In artikel 10 van de Ontslagregeling is bepaald dat de redelijke termijn gelijk is aan de opzegtermijn. Voor [verweerder] bedraagt de opzegtermijn vier maanden.
5.10.
De kantonrechter is van oordeel dat de werkgever bij de invulling van zijn voorgeschreven herplaatsingsinspanningen niet kan volstaan met het bekendmaken van vacatures binnen het bedrijf. De werkgever moet de werknemer actief begeleiden, initiërend te werk gaan en waar mogelijk eventueel aanwezige belemmeringen voor een nieuwe functie wegnemen. Daarvoor moet de werkgever concrete opleidingsmogelijkheden aanbieden en bij openstaande vacatures bezien in hoeverre problemen met een niet direct aansluitend cv van de werknemer voor de vacature, kunnen worden opgelost. En daarvoor is het hoe dan ook noodzakelijk (leidinggevenden van) de werkgever en de werknemer in gesprek naar concrete oplossingen zoeken.
5.11.
In het verlengde van hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat de werkgever bij de uitvoering van haar inspanningsverplichting in ieder geval gedurende de redelijke termijn maatwerk dient te leveren, wat meebrengt een op de persoon van de desbetreffende werknemer afgestemde benadering. Daarvoor moet de werkgever in directe communicatie met de werknemer onder meer de individuele ambities en mogelijkheden, inclusief aanvullende scholingsmogelijkheden, van de werknemer in kaart brengen.
5.12.
In het licht van voormelde uitgangspunten kunnen de door Engie Services geëntameerde inspanningen de toets der kritiek niet doorstaan. Engie Services heeft (nagenoeg) enkel geopteerd voor een groepsgerichte benadering in welk bestek de werknemers in de gelegenheid zijn gesteld om klassikaal deel te nemen aan de tweedaagse cursus 'weerbaar naar werk' en Engie Services zonder enige op de persoon betrekking hebbende toelichting lijsten heeft verstrekt met vacatures. Van een actieve en initiërende, belemmeringen opheffende, individuele aanpak is geen sprake geweest. Zo heeft Engie Services onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij serieus heeft onderzocht of er bij de functies van de uitzendkrachten die structureel worden ingeleend, geschikte functies voor [verweerder] zitten of dat [verweerder] hier middels scholing voor in aanmerking zou kunnen komen. Bovendien heeft Engie Services de werknemers bij schrijven van 4 april 2016 laten weten zich slechts tot en met 30 april 2016 te zullen inspannen, hetgeen op gespannen voet staat met de duur van de redelijke termijn van vier maanden en het begintijdstip van de redelijke termijn.
Ook de conclusie op dit geschilpunt leidt tot het oordeel dat het ontbindingsverzoek moet worden afgewezen.
5.13.
Gelet op vorenstaande hoeven de verweren over de structurele inzet van externen en de leeftijdsdiscriminatie niet meer te worden besproken. Een oordeel over die verweren zal in deze zaak niet tot een andere slotconclusie leiden.
5.14.
De proceskosten komen voor rekening van Engie Services, omdat zij ongelijk krijgt, tot op heden aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op:
- griffierecht € 117,00
- salaris gemachtigde € 500,00
€ 617,00
6. De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
wijst de verzochte ontbinding af;
6.2.
veroordeelt Engie Services in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verweerder] op € 617,00;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven te Assen en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2016 door
mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c: DvdM/AW/AF/RTjT