Hof Amsterdam, 16-02-2023, nr. 21/01789
ECLI:NL:GHAMS:2023:731, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
16-02-2023
- Zaaknummer
21/01789
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2023:731, Uitspraak, Hof Amsterdam, 16‑02‑2023; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1785
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2021:10620, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
NLF 2023/2543
Belastingblad 2024/31 met annotatie van R.A. Eskes
Uitspraak 16‑02‑2023
Inhoudsindicatie
Verordening rioolheffing en verordening afvalstoffenheffing; heeft de heffingsambtenaar de opbrengstlimiet overschreden?
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 21/01789
16 februari 2023
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Bloemendaal, de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak van 18 november 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/1649 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] , woonachtig te [Z] ,
Belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 28 februari 2019 aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag afvalstoffenheffing en een aanslag rioolheffing opgelegd ter zake van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] .
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de bovenstaande aanslagen.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.
1.4.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 18 november 2021 als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de aanslagen afvalstoffenheffing;
- vernietigt de aanslagen rioolheffing, en
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht, zijnde een bedrag van € 48, aan eiser te vergoeden.”
1.5.
Het tegen deze uitspraak door de heffingsambtenaar ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 1 december 2021 en aangevuld bij brief van 2 februari 2022. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2022. De zaak van belanghebbende is – met instemming van partijen – gelijktijdig behandeld met die van [A] inzake (onder meer) door de heffingsambtenaar opgelegde aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing (kenmerk Hof: 21/01788). Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
2.1.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“Feiten
6. Eiser is eigenaar/gebruiker van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] (hierna: onroerende zaak).
2. Verweerder heeft aan eiser als eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak de onderhavige aanslagen in de rioolheffing ten bedrage van € 282,75 respectievelijk € 143,08 opgelegd. Daarnaast heeft verweerder aan eiser de onderhavige aanslagen in de afvalstoffenheffing ten bedrage van in totaal € 737,20 opgelegd. Deze aanslagen heeft verweerder, tezamen met de waardering onroerende zaak-beschikking (WOZ-beschikking) en de aanslag in de onroerendezaakbelasting vermeld op één biljet.
3. De aanslagen rioolheffing zijn gebaseerd op de ‘Verordening Rioolheffing Bloemendaal 2019’, vastgesteld door de raad van de gemeente Bloemendaal op 13 december 2018 (hierna: Verordening rioolheffing). De aanslagen afvalstoffenheffing zijn gebaseerd op de ‘Verordening Afvalstoffenheffing Bloemendaal 2019’, vastgesteld door de raad van de gemeente Bloemendaal op13 december 2018 (hierna: Verordening afvalstoffenheffing).
4. Eiser heeft tegen de aan hem opgelegde aanslagen rioolheffing bezwaar gemaakt. Naar aanleiding daarvan is eiser uitgenodigd voor een hoorgesprek. Eiser heeft bij brief van 8 juni 2019 verzocht om, voorafgaand aan het hoorgesprek een concept van de uitspraak op het bezwaarschrift aan hem toe te zenden.
5. Verweerder heeft bij brief met dagtekening 11 juli 2019 de conceptuitspraak op bezwaar aan eiser gestuurd. Hierop heeft eiser bij brief van 14 juli 2019 gereageerd en verzocht om ‘de paragraaf lokale heffingen’ over te leggen.
6. Met dagtekening 22 juli 2019 heeft verweerder de link naar ‘de paragraaf lokale heffingen’ aan eiser gestuurd. Eiser heeft hier bij brief van 27 juli 2019 op gereageerd en gesteld dat het erop lijkt dat de opbrengstlimiet voor zowel de rioolheffing als de afvalstoffenheffing ruimschoots overschreden is en verzoekt om een specificatie toe te zenden van de begrote baten en lasten van zowel de riool- als afvalstoffenheffing, alsmede het verschil tussen ‘de paragraaf lokale heffingen 2019’ en de ‘begroting 2019’ uit te leggen.
7. Verweerder heeft bij brief van 1 november 2019 hierop gereageerd. In de brief is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Riolering:
lasten taakveld 7.2 riolering € 2.909.177
baten taakveld 7.2 riolering € 3.573.268
saldo taakveld 7.2 riolering € 664.091
specificatie:
-taakveld 2.1 verkeer en vervoer € 144.725
-taakveld 6.3 inkomensregelingen € 30.000
-taakveld 0.4 overhead € 221.022
-btw € 416.300
Subtotaal € 812.047
af: taakveld 0.10 mutatie reserves € 147.956
Totaal € 664.091
Afval:
lasten taakveld 7.3 afval € 2.963.437
baten taakveld 7.3 afval € 3.796.138
saldo taakveld 7.3 afval € 832.701
specificatie:
-taakveld 2.1 verkeer en vervoer € 144.725
-taakveld 6.3 inkomensregelingen € 50.000
-taakveld 0.4 overhead € 109.101
-btw € 528.875
Totaal € 832.701”
8. Eiser heeft hierop bij brief van 4 november 2019 gereageerd en verzocht om een hoorzitting. Op 11 december 2019 heeft een hoorgesprek tussen eiser en verweerder plaatsgevonden. Van het hoorgesprek is een verslag gemaakt.
9. Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 17 februari 2020 heeft verweerder de aanslagen gehandhaafd.
10. Ter zitting heeft verweerder een pleitnota overgelegd, waarin het volgende, voor zover van belang zijnde, is vermeld:
“Voor wat betreft de rioolheffing is in de presentatie aldus sprake van de volgende verschillen:
Lasten taakveld 7.2 riolering uit overzicht bezwaarfase € 2.909.177
Lasten taakveld 7.2 riolering uit overzicht begroting € 2.300.564
Verschil € 608.613
Dit verschil van € 608.613 betreft de doorberekening van de inkomsten van de kostenplaats GBKZ aan het taakveld riolering. Dit bedrag is als negatieve uitgaaf verrekend en dus netto weergegeven op het overzicht in de paragraaf lokale heffingen. In het overzicht dat overgelegd is in de bezwaarfase zijn deze kosten niet als negatieve uitgaven opgenomen, maar
als kosten (waarbij deze eveneens als inkomsten zijn opgenomen aan de batenzijde). Daardoor zijn in de presentatie verschillen ontstaan.
Ten aanzien van de baten geldt het volgende:
Baten taakveld 7.2 riolering uit overzicht bezwaarfase € 3.573.268
Baten taakveld 7.2 riolering uit overzicht begroting € 14.023
Verschil € 3.559.245
Dit betreft:
a. De verrekende bijdrage van de deelnemende gemeenten € 608.613
b. De opbrengst van de heffingen € 2.813.600
c. De mutatie uit de voorziening t.b.v. de 100% norm € 137.032
€ 3.559.245
[…]
Ten aanzien van de afvalstoffenheffing geldt het volgende:
Lasten taakveld 7.3 afval uit overzicht bezwaarfase € 2.963.437
Lasten taakveld 7.3 afval uit overzicht begroting € 2.596.712
Verschil € 366.725
Dit verschil van € 366.725 betreft de verrekende inkomsten van de kostenplaatsen GBKZ en de Milieustraat aan het taakveld afval. Dit bedrag is als negatieve uitgaaf verrekend en dus eveneens netto weergegeven op het overzicht in de paragraaf lokale heffingen.
Baten taakveld 7.3 afval uit overzicht verweerschrift € 3.796.138
Baten taakveld 7.3 afval uit overzicht par. lok. heffingen begroting € 351.217
Verschil € 3.444.921
Dit betreft:
De verrekende inkomsten van de kostenplaatsen GBKZ en de Milieustraat € 366.725
De opbrengst van de afvalstoffenheffing € 3.078.196
€ 3.444.921
[…]”
11. Naar aanleiding van de overgelegde cijfers ten tijde van de mondelinge behandeling van de zaak, heeft de rechtbank verweerder gevraagd om een nadere uitleg van ‘de verrekende bijdrage van de deelnemende gemeenten’, de post ‘mutatie uit de voorziening ten behoeve van de 100% norm’ en ‘de verrekende inkomsten van de kostenplaatsen GBKZ en de Milieustraat’. Verweerder heeft hier bij brief van 29 juni 2021 op gereageerd met als bijlagen een cijfermatige (nadere) onderbouwing ter zake van de rioolheffing alsmede een cijfermatige (nadere) onderbouwing ter zake van de afvalstoffenheffing.
12. Eiser heeft op de overgelegde cijfers en nadere toelichting schriftelijk gereageerd.”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3. Geschil in hoger beroep
In geschil is of de rechtbank de Verordening Rioolheffing Bloemendaal 2019 (hierna: de Verordening rioolheffing) en de Verordening Afvalstoffenheffing Bloemendaal 2019 (hierna: de Verordening afvalstoffenheffing) terecht onverbindend heeft verklaard.
4. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft als volgt overwogen en beslist:
“Beoordeling van het geschil
17. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 228a van de Gemeentewet en de bewoordingen van dat artikel blijkt dat, naar de bedoeling van de wetgever, de geraamde baten van de rioolheffing de lasten ter zake niet mogen overtreffen.
18. Ingevolge het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer dient de afvalstoffenheffing ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen. Dit brengt mee dat de opbrengst van de afvalstoffenheffing maximaal kostendekkend mag zijn en niet mag worden aangewend voor andere doeleinden dan die ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen. De tarieven moeten zodanig worden vastgesteld dat de geraamde baten de geraamde lasten ter zake niet overschrijden. Daarbij worden dezelfde uitgangspunten voor de verdeling van de stelplicht en de bewijslast gehanteerd als die welke gelden voor de toetsing aan de in artikel 229b van de Gemeentewet voorgeschreven opbrengstlimiet.
19. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de geraamde opbrengst van de rioolheffing, respectievelijk de afvalstoffenheffing niet hoger mag zijn dan de geraamde kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de activiteiten die in artikel 228a van de Gemeentewet, respectievelijk artikel 15.33 van de Wet milieubeheer zijn genoemd (de opbrengstlimiet).
20. Bij de beoordeling van het geschil zijn de regels rond stelplicht en bewijslast van belang zoals deze door de Hoge Raad zijn vastgesteld in (onder andere) zijn arresten van
24 april 2009, nr. 07/12961, ECLI:NL:HR:2009:BI1968, 4 april 2014, nr. 12/02475, ECLI:NL:HR:2014:777 en 18 april 2014, nr. 13/00469, ECLI:NL:HR:2014:938.
21. Voor zover eiser heeft gesteld dat verweerder onvoldoende inzicht heeft gegeven in de raming van baten en lasten welke in de begroting zijn opgenomen, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft in de bezwaarfase aan eiser enkele tabellen (dan wel vindplaatsen van de tabellen) en nadere specificaties van de met betrekking tot de afvalstoffenheffing en rioolheffing geraamde lasten en baten uit de gemeentelijke begroting verstrekt. In de pleitnota van verweerder heeft verweerder vervolgens ten aanzien van diverse posten, nadere informatie verschaft. Naar aanleiding van de in de pleitnota opgenomen specificaties heeft de rechtbank, na heropening van het onderzoek, om een verduidelijking van verweerder gevraagd. Verweerder heeft daarop gereageerd met, onder andere, de onder punt 11 genoemde cijfermatige onderbouwingen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met het verstrekken van die informatie onvoldoende inzicht gegeven in de bij rechtbank na de zitting bestaande vragen over (de bedragen van) ‘de verrekende bijdrage van de deelnemende
gemeenten’, de post ‘mutatie uit de voorziening ten behoeve van de 100% norm’ en ‘de verrekende inkomsten van de kostenplaatsen GBKZ en de Milieustraat’ (zie overweging 11). Verweerder heeft daarmee niet inzichtelijk gemaakt of de gegevens in de door hem gemaakte aansluitingsberekening zijn terug te voeren op de begroting.
22. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank ten aanzien van zowel de rioolheffing alsook de afvalstoffenheffing tot de conclusie dat onvoldoende inzicht is verschaft en dat ten aanzien van de in de begroting opgenomen ramingen verweerder de twijfel in onvoldoende mate heeft weggenomen. Het vorenstaande leidt dan ook tot het oordeel dat de beide verordeningen onverbindend zijn, derhalve zowel de Verordening rioolheffing 2019 als de Verordening afvalstoffenheffing 2019. Nu de overschrijding meer dan tien percent bedraagt, kan niet worden volstaan met een gedeeltelijke onverbindendheid van de Verordeningen en dienovereenkomstige vermindering van de aanslagen, doch dienen de aanslagen te worden vernietigd.
23. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
24. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”
5. Beoordeling van het geschil
De opbrengstlimiet rioolheffing 5.1. Volgens het in het hogerberoepschrift opgenomen overzicht ‘Recapitulaties taakvelden naar programma’s’ van de zogenoemde Programmabegroting 2019 bedragen de lasten voor riolering (‘Taakveld 7.2’) € 2.909.177 en de baten € 3.573.268.
5.2.
De heffingsambtenaar heeft in hoger beroep het volgende overzicht verstrekt, ontleend aan het “overzicht-per-heffing” van de Programmabegroting 2019 van de gemeente Bloemendaal:
“Berekening van kostendekkendheid van de rioolheffing € %
Kosten taakveld 7.2 Riolering, incl. omslagrente -2.300.564
Kosten taakveld 2.1 Verkeer en vervoer -144.725
Kosten taakveld 6.3 Inkomensregelingen -30.000
Inkomsten taakveld 7.2 Riolering, excl. Heffingen 14.023
Inkomsten taakveld 0.10 Mutaties reserves 147.956
Netto kosten -2.313.310
Toe te rekenen kosten:
Overhead incl. omslagrente -221.022
BTW -416.300
Totale kosten -2.950.632 100%
Opbrengst heffingen 2.813.600
Dekkingspercentage 95%”
Aan dit overzicht ligt volgens de heffingsambtenaar een beheersbegroting ten grondslag, die – aldus de heffingsambtenaar – aansluit op de beleids-/programmabegroting.
5.3.
Tot de door de heffingsambtenaar in hoger beroep overgelegde stukken behoort een stuk dat (in een lijst van opgesomde bijlagen) is aangeduid als ‘Beheersbegroting t.b.v. rioolheffing’. Dit stuk heeft, naar de heffingsambtenaar desgevraagd ter zitting en onweersproken heeft verklaard, een onderdeel gevormd van de stukken die bij de behandeling van de begroting door het gemeentebestuur voorlagen.In dit stuk zijn de (aan riolering toegerekende) kosten van taakveld 2.1 Verkeer en vervoer (€ 144.725), en taakveld 6.3 Inkomensregelingen (€ 30.000) vermeld.
5.4.
Tot de door de heffingsambtenaar in hoger beroep overgelegde stukken behoren voorts stukken die (in een lijst van opgesomde bijlagen) zijn aangeduid als ‘Toerekening overhead rioolheffing’ en ‘Toerekening BTW rioolheffing’. De ‘Toerekening BTW rioolheffing’ vermeldt onder meer het onder 5.2 vermelde bedrag van € 416.300. De ‘Toerekening overhead rioolheffing’ vermeldt het onder 5.2 vermelde bedrag van in totaal € 255.677, waarvan naar het Hof begrijpt nader € 221.022 aan riolering is toegekend.
5.5.
De heffingsambtenaar heeft het onder 5.2 opgenomen “overzicht per heffing” als volgt toegelicht:
“Taakveld 7.2 Riolering(…) 4.2.6. Het taakveld 7.2 Riolering heeft ook inkomsten zoals de verhuur van pompinstallaties (…) en een bijdrage van de deelnemende gemeenten. Deze bijdrage van de gemeenten betreft bijdragen van de gemeenten Zandvoort en Heemstede aan de gemeenschappelijke regeling ‘Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid’ (GBKZ) voor de heffing en invordering van lokale heffingen waarvan Bloemendaal centrumgemeente is. De bijdrage van de gemeenten is in het overzicht zoals opgenomen in de paragraaf lokale heffingen in mindering gebracht op de lasten (…). Dat is de aanleiding dat in het taakveld riolering de lasten begroot zijn op € 2.909.177,- en in het overzicht van de paragraaf lokale heffing op € 2.300.564,-. In dat (…) overzicht is de bijdrage van de deelnemende gemeenten ter hoogte van € 608.613,- in mindering gebracht op de totale lasten van het taakveld riolering. De netto lasten bedragen derhalve € 2.300.564,-. (…)
Taakveld 0.10 Mutatie reserve 4.2.7. In het verleden zijn enkele rioolinvesteringen met dekkingsreserves opgevangen. De onttrekkingen uit de reserves dienen ter dekking van de afschrijvingslasten van deze investeringen. Met deze onttrekking worden dus bepaalde investeringen gedekt zodat deze niet tot hogere tarieven leiden.
Taakveld 2.1 Verkeer en Vervoer 4.2.8. De kosten van het straatvegen onder taakveld 2.1 Verkeer en Vervoer biedt ondersteuning aan de uitvoering van de kernactiviteit riolering. (…) Om die reden wordt 1/3 van de kosten van het straatvegen toegerekend aan riolering. (…) De geraamde kosten van schoonhouden wegen op taakveld 2.1 Verkeer en Vervoer (…) bedraagt € 434.176,-. 1/3 deel hiervan is een bedrag van € 144.725,-.(…)Taakveld 6.3 Inkomensregelingen4.2.13. (…) De geraamde kosten voor minimabeleid kwijtscheldingen rioolheffing op taakveld ‘6.3 Inkomensregelingen (…)’ bedraagt € 30.000. (…)
Taakveld 0.4 Overhead 4.2.14. (…) De toerekening van overheadkosten dient te worden gedaan conform de (in 2016 gewijzigde) comptabiliteitsvoorschriften (Besluit Begroting en Verantwoording; hierna BBV). In het gewijzigde BBV wordt met het oog op een grotere transparantie voorgeschreven dat de baten en lasten van overhead niet meer onder de afzonderlijke beleidsprogramma’s geregistreerd mogen worden, maar voortaan centraal in een apart overzicht in de begroting gepresenteerd moeten worden.
4.2.15.
Het centraal opnemen van de kosten van overhead betekent dat het niet langer mogelijk is om uit de taakvelden alle tarieven te bepalen. (…)
4.2.16.
De berekening van de tarieven geschiedt extracomptabel (…). Gekozen is voor een toerekening op basis van de personeelslasten met de door het CBS gehanteerde techniek. De kosten van overhead zijn in de vorm van een opslag meegenomen in de tarieven van bij derden in rekening te brengen kosten zoals rioolheffing en afvalstoffenheffing. De totale toe te rekenen personeelslasten voor het bepalen van de overhead bedragen € 9.184.146,- en daarvan is in totaal € 255.677,- toe te rekenen aan het taakveld riolering. (…) Het percentage toerekening op basis van personeelslasten aan de rioolexploitatie van 2,7839% leidt tot een aandeel van € 221.022,-. (…)
BTW 4.2.17. Tenslotte wordt op basis van artikel 228a, derde lid, van de Gemeentewet de verrekenbare BTW, die ingevolge de Wet op het BTW-compensatiefonds recht geeft op een bijdrage uit het fonds, aan de kosten van de rioolexploitatie toegerekend. De toerekening vindt extracomptabel plaats (…).”
5.6.
Verminderd met het bedrag dat verband houdt met werkzaamheden voor samenwerkende gemeenten ad € 608.613, als vermeld onder 4.2.6 van de hiervoor aangehaalde toelichting, sluit het bedrag van € 2.909.177 dat in de Programmabegroting is vermeld aan op het bedrag van € 2.300.564 dat in het overzicht kostendekking uit de ‘paragraaf lokale heffingen voor riolering’ van de begroting is vermeld, aldus de heffingsambtenaar.
5.7.
De heffingsambtenaar concludeert op basis van het onder 5.2 weergegeven overzicht dat de opbrengst van de rioolheffing niet hoger is dan de aan de uitvoering van de rioleringstaak van de gemeente verband houdende lasten. Tevens heeft de heffingsambtenaar ter zitting van het Hof verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 10 oktober 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:11264, waarin de rechtbank ter zake van de rioolheffing heeft geconcludeerd dat de gemeente Bloemendaal voor het jaar 2019 de opbrengstlimiet niet heeft overschreden.
5.8.
Volgens belanghebbende bedragen de lasten van de rioleringstaak in 2019 € 2.909.177 en de baten € 3.573.268. Belanghebbende baseert zich hierbij op het overzicht ‘Recapitulaties taakvelden naar programma’s’ van de Programmabegroting 2019. Hieruit volgt volgens belanghebbende dat de baten ruimschoots boven de lasten uitgaan en dat derhalve de opbrengstlimiet is overschreden.
5.9.
Het Hof sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank in de onderdelen 17 en 19 tot en met 21 van haar uitspraak heeft overwogen. Voorts acht het Hof hetgeen de rechtbank in onderdeel 22 van haar uitspraak heeft geoordeeld, in het licht van de informatie die de heffingsambtenaar in eerste aanleg heeft verstrekt, alleszins begrijpelijk. Niettemin noopt de informatie die de heffingsambtenaar in hoger beroep nader heeft verstrekt tot heroverweging van het oordeel van de rechtbank.
5.10.1.
In hoger beroep heeft de heffingsambtenaar nader tekst en uitleg gegeven, zoals hiervoor is weergegeven onder 5.1 tot en met 5.6.
5.10.2.
Naar het Hof begrijpt is in het overzicht ‘Recapitulatie taakvelden naar programma’s’ van de Programmabegroting zowel aan de lastenkant als aan de batenkant een bedrag van € 608.613 opgenomen dat betrekking heeft op een rioleringstaak ten behoeve van de met de gemeente Bloemendaal samenwerkende gemeenten Zandvoort en Heemstede.
5.10.3.
Voor de lastenkant houdt dit in dat het bedrag van € 2.300.564 in de onder 5.2 weergegeven opstelling uit de ‘paragraaf lokale heffingen’ al is verminderd met € 608.613, het bedrag dat verband houdt met de vervulling van een riooltaak ten behoeve van de met de gemeente Bloemendaal samenwerkende gemeenten. Opgeteld vormen deze beide bedragen het in het overzicht ‘Recapitulaties taakvelden naar programma’s’ onder ‘Taakveld 7.2’ vermelde bedrag aan lasten van € 2.909.177.
5.10.4.
Het Hof acht het op grond van hetgeen de heffingsambtenaar hierover – desgevraagd – ter zitting van het Hof heeft verklaard aannemelijk dat de cijfers van het onder 5.2 vermelde overzicht aan de begroting ten grondslag hebben gelegen en dat deze niet achteraf aan het taakveld riolering zijn toegerekend. Tevens acht het Hof het aannemelijk dat de extra-comptabele toerekening van kosten ‘verkeer en vervoer’, ‘overhead’, BTW en inkomensregelingen gebaseerd is op de Beheersbegroting.
5.10.5.
Volgens de Programmabegroting bedragen de baten die betrekking hebben op riolering € 3.573.268. Naar het Hof begrijpt is in dat bedrag ook de bijdrage van de samenwerkende gemeenten ad € 608.613 opgenomen. Indien het bedrag van € 3.573.268 wordt verminderd (geschoond) met – naar het Hof begrijpt – de doorbelasting van lasten aan de gemeenten waarmee de gemeente Bloemendaal samenwerkt ad € 608.613, de inkomsten op het taakveld riolering ad € 14.023 en de geraamde mutatie van de voorziening ten behoeve van het voldoen aan de 100%-norm in 2019 ad € 137.032, dan sluit de opbrengst van de rioolheffing die is vermeld in de Programmabegroting (€ 3.573.26) aan op het bedrag van € 2.813.600 dat de heffingsambtenaar in het onder 5.2 opgenomen overzicht heeft vermeld en dat ook is vermeld in de Beheersbegroting onder ‘Riolering algemeen opbrengst heffingen’.
5.10.6.
Indien – zoals de heffingsambtenaar in het onder 5.2 opgenomen overzicht heeft gedaan – de lasten voor riolering, inclusief de daaraan extra-comptabel toe te rekenen lasten, worden verminderd (geschoond) met bedragen voor ‘Inkomsten taakveld 7.2’ ad € 14.023 en ‘Inkomsten taakveld 0.10’ ad € 147.956, en vermeerderd met de kosten van taakveld 2.1, taakveld 6.3, de overhead en de BTW, als vermeld in het onder 5.2 opgenomen overzicht, dan bedragen de lasten € 2.950.632.
5.11.
Het Hof constateert dat het onder 5.10.6 vermelde bedrag aan lasten van de rioleringstaak ad € 2.950.632 hoger is dan het onder 5.10.5 vermelde bedrag aan inkomsten van de rioolheffing ad € 2.813.600. Op deze grond kan niet worden geconcludeerd dat de opbrengstlimiet is overschreden.
5.12.
Belanghebbende heeft voorts gesteld dat voor de beoordeling of de opbrengstlimiet wordt overschreden, niet uitsluitend moet worden gekeken naar de opbrengst van de heffingen, maar tevens naar de overige baten. Naar het oordeel van het Hof volgt daaruit niet dat de opbrengstlimiet is overschreden met de baten die voortvloeien uit de doorbelasting van kosten aan de samenwerkende gemeenten. Op grond van de overgelegde stukken moet immers ervan worden uitgegaan dat tegenover die doorbelasting een gelijk bedrag aan lasten staat (zie onder 5.10.2). Bovendien dienen deze doorbelasting en deze lasten bij de beoordeling of de opbrengslimiet is overschreden geen rol te spelen, omdat het hier niet gaat om kostendekking en lasten van de Verordening rioolheffing waarop die beoordeling heeft te zien (vgl. HR 16 april 2010, ECLI:NL:2010:BM1236, BNB 2010/226).
5.13.
Indien ook de overige baten, te weten de ‘inkomsten taakveld 7.2 Riolering’ ad € 14.023 en de ‘Inkomsten taakveld 0.10 Mutaties reserves’ ad € 147.956, bij het bedrag van de heffingen ad € 2.813.600 zouden worden opgeteld, dan zouden deze bedragen niet, zoals is geschied in de onder 5.2 weergegeven opstelling van de kosten, moeten zijn afgetrokken.Het, zoals belanghebbende voorstaat, tot de baten rekenen van de inkomsten van de taakvelden 7.2 en 0.10 heeft dan per saldo geen effect op de te maken vergelijking van de lasten en baten. Indien alsdan wordt uitgegaan van een bedrag aan baten van€ 2.975.579, zouden de lasten € 3.112.611 bedragen. Ook daarvan uitgaande doet zich geen overschrijding van de opbrengstlimiet voor.
5.14.
Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar met de in hoger beroep verstrekte informatie alsnog aannemelijk gemaakt dat de opbrengstlimiet niet is overschreden, ook al wekken de in de Programmabegroting gepresenteerde cijfers op het eerste gezicht een andere indruk. Voor een onverbindendverklaring van de Verordening rioolheffing is derhalve geen grond. De aanslag rioolheffing is dan ook terecht opgelegd.
De opbrengstlimiet afvalstoffenheffing 5.15. Volgens het in het hogerberoepschrift opgenomen overzicht ‘Recapitulaties taakvelden naar programma’s’ van de Programmabegroting 2019 bedragen de lasten voor afval (‘Taakveld 7.3’) € 2.963.437 en de baten € 3.796.138.
5.16.
De heffingsambtenaar heeft in hoger beroep het volgende overzicht verstrekt, ontleend aan het “overzicht-per-heffing” van de Programmabegroting 2019 van de gemeente Bloemendaal (paragraaf lokale heffingen voor afval 2019):
“Berekening van kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing € %
Kosten taakveld 7.3 Afval, incl. omslagrente -2.596.712
Kosten taakveld 2.1 Verveer en vervoer -144.725
Kosten taakveld 6.3 Inkomensregelingen -50.000
Inkomsten taakveld 7.3 Afval, excl. Heffingen 351.217
Netto kosten -2.440.220
Toe te rekenen kosten:
Overhead incl. omslagrente -109.101
BTW -528.875
Totale kosten -3.078.196 100% Opbrengst heffingen 3.078.196Dekkingspercentage 100%”
5.17.
Tot de door de heffingsambtenaar in hoger beroep overgelegde stukken behoort een stuk dat (in een lijst van opgesomde bijlagen) is aangeduid als ‘Beheersbegroting t.b.v. afvalstoffenheffing’. Dit stuk heeft, naar de heffingsambtenaar desgevraagd ter zitting en onweersproken heeft verklaard, een onderdeel gevormd van de stukken die bij de behandeling van de begroting door het gemeentebestuur voorlagen.In dit stuk zijn de (aan afvalstoffenheffing toegerekende) kosten van taakveld 2.1 Verkeer en vervoer (€ 144.725) en taakveld 6.3 Inkomensregelingen (€ 50.000) vermeld.
5.18.
Tot de door de heffingsambtenaar in hoger beroep overgelegde stukken behoren voorts stukken die (in een lijst van opgesomde bijlagen) zijn aangeduid als ‘Toerekening overhead afvalstoffenheffing’ en ‘Toerekening BTW afvalstoffenheffing’. De ‘toerekening BTW afvalstoffenheffing’ vermeldt onder meer het onder 5.16 vermelde bedrag van € 528.875.De ‘Toerekening overhead afvalstoffenheffing’ vermeldt het onder 5.16 vermelde bedrag van in totaal € 109.101.
5.19.
De heffingsambtenaar heeft het onder 5.16 opgenomen “overzicht-per-heffing” als volgt toegelicht:
“Taakveld 7.3 Afval(…)4.3.5. Het taakveld 7.3 Afval heeft ook directe inkomsten zoals de vergoeding van de deelnemende gemeenten en de milieustraat. Deze bijdrage van de gemeenten betreft bijdragen van de gemeenten Zandvoort en Heemstede aan de gemeenschappelijke regeling “Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid” (GBKZ) voor de heffing en invordering van lokale heffingen waarvan Bloemendaal centrumgemeente is. In het taakveld afval zijn de lasten begroot op € 2.963.437,- en in het overzicht van de paragraaf lokale heffing zijn de bijdragen van de deelnemende gemeenten ter hoogte van € 296.775,- alsmede de opbrengsten van de milieustraat ter hoogte van € 69.950,- in mindering gebracht op de totale lasten van het taakveld riolering [het Hof leest: afval]. (…) Derhalve is in het overzicht in de paragraaf lokale heffingen uitgegaan van lasten ter hoogte van € 2.596.712,-.
4.3.6.
De opbrengsten van grof- en restafval, glas, wit- en bruingoed, plastic verpakkingen, oud papier en textiel ter hoogte van in totaal € 351.217,- zijn eveneens in mindering gebracht op de bruto lasten van de afvalstoffenheffing. Ook dit is geheel in overeenstemming met de regels van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV).
Taakveld 2.1 Verkeer en Vervoer 4.3.7. De kosten van het straatvegen onder taakveld 2.1 Verkeer en Vervoer biedt ondersteuning aan de uitvoering van de kernactiviteit afval. (…) Om die reden wordt 1/3 van de kosten van het straatvegen toegerekend aan (…) afval. (…) De geraamde kosten van schoonhouden wegen op taakveld 2.1 Verkeer en Vervoer (…) bedraagt € 434.176,-. 1/3 deel hiervan is een bedrag van € 144.725,-.
Taakveld 6.3 Inkomensregelingen 4.3.8. (…) De geraamde kosten voor minimabeleid kwijtscheldingen afvalstoffenheffing op taakveld ‘6.3 Inkomensregelingen (…)’ bedraagt € 50.000,-. (…)Taakveld 0.4 Overhead4.3.9. (…) Gekozen is voor een toerekening op basis van de personeelslasten welke aansluit met de door het CBS gehanteerde techniek. De kosten van overhead zijn in de vorm van een opslag meegenomen in de tarieven van bij derden in rekening te brengen kosten zoals rioolheffing en afvalstoffenheffing. De totale toe te rekenen personeelslasten voor het bepalen van de overhead bedragen € 9.184.146,- en daarvan is in totaal € 126.208,- toe te rekenen aan het taakveld afval. (…) Het percentage toerekening op basis van personeelslasten aan de afvalexploitatie van 1,3742% leidt tot een aandeel van € 109.101,-. (…)
BTW 4.3.11. Tenslotte wordt op basis van artikel 15.33, derde lid, van de Wet Milieubeheer de verrekenbare BTW, die ingevolge de Wet op het BTW-compensatiefonds recht geeft op een bijdrage uit het fonds, aan de kosten van de afvalexploitatie toegerekend. De toerekening vindt extracomptabel plaats (…).”
5.20.
Verminderd met het bedrag dat verband houdt met werkzaamheden voor samenwerkende gemeenten ad € 296.775 en € 69.950 opbrengsten milieustraat, als vermeld onder 4.3.5 van de hiervoor aangehaalde toelichting, sluit het bedrag van € 2.963.437 dat in de Programmabegroting is vermeld aan op het bedrag van € 2.596.712 dat in het overzicht kostendekking uit de ‘paragraaf lokale heffingen voor afval’ van de begroting is vermeld, aldus de heffingsambtenaar.
5.21.
De heffingsambtenaar concludeert op basis van het onder 5.16 weergegeven overzicht dat de opbrengst van de afvalstoffenheffing niet hoger is dan de aan de uitvoering van de taak van de gemeente, het verwerken van afval, verband houdende lasten. Tevens heeft de heffingsambtenaar ter zitting van het Hof ook ter zake van de afvalstoffenheffing verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 10 oktober 2022, ECLI:NL:RBNHO: 2022:11264, waarin de rechtbank ter zake van (ook) de afvalstoffenheffing heeft geconcludeerd dat de gemeente Bloemendaal voor het jaar 2019 de opbrengstlimiet niet heeft overschreden.
5.22.
Volgens belanghebbende bedragen de lasten van de afvaltaak in 2019 € 2.963.437 en de baten € 3.796.138. Belanghebbende baseert zich hierbij op het overzicht ‘Recapitulaties taakvelden naar programma’s’ van de Programmabegroting 2019. Hieruit volgt volgens belanghebbende dat de baten ruimschoots boven de lasten uitgaan en dat derhalve de opbrengstlimiet is overschreden.
5.23.
Het Hof sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank in de onderdelen 18 tot en met 21 van haar uitspraak heeft overwogen. Voorts acht het Hof hetgeen de rechtbank in onderdeel 22 van haar uitspraak heeft geoordeeld, in het licht van de informatie die de heffingsambtenaar in eerste aanleg heeft verstrekt, alleszins begrijpelijk. Niettemin noopt de informatie die de heffingsambtenaar in hoger beroep nader heeft verstrekt tot heroverweging van het oordeel van de rechtbank.
5.24.1.
In hoger beroep heeft de heffingsambtenaar nader tekst en uitleg gegeven, zoals hiervoor is weergegeven onder 5.15 tot en met 5.21.
5.24.2.
Naar het Hof begrijpt is in het overzicht ‘Recapitulaties taakvelden naar programma’s’ van de Programmabegroting zowel aan de lastenkant als aan de batenkant een bedrag van € 296.775 opgenomen dat betrekking heeft op een taak afval ten behoeve van de met de gemeente Bloemendaal samenwerkende gemeenten Zandvoort en Heemstede en een bedrag van € 69.950 dat betrekking heeft op de milieustraat.
5.24.3.
Voor de lastenkant houdt dit in dat het bedrag van € 2.596.712 in de onder 5.16 weergegeven opstelling uit de ‘paragraaf lokale heffingen’ al is verminderd met € 296.775, het bedrag dat verband houdt met de vervulling van een afvaltaak ten behoeve van de met de gemeente Bloemendaal samenwerkende gemeenten. Opgeteld vormen deze beide bedragen tezamen met het bedrag dat betrekking heeft op de milieustraat, het in het overzicht ‘Recapitulaties taakvelden naar programma’s’ onder ‘Taakveld 7.3’ vermelde bedrag aan lasten van € 2.963.437.
5.24.4.
Het Hof acht het op grond van hetgeen de heffingsambtenaar hierover – desgevraagd – ter zitting van het Hof heeft verklaard aannemelijk dat de cijfers van het onder 5.16 vermelde overzicht aan de begroting ten grondslag hebben gelegen en dat deze niet achteraf aan het taakveld afval zijn toegerekend. Tevens acht het Hof het aannemelijk dat de extra-comptabele toerekening van kosten ‘verkeer en vervoer’, ‘overhead’, BTW en inkomensregelingen gebaseerd is op de Beheersbegroting.
5.24.5.
Volgens de Programmabegroting bedragen de baten die betrekking hebben op afval € 3.796.138. Uit de Beheersbegroting volgt dat in dit bedrag ook de bijdrage van de samenwerkende gemeenten ad € 296.775 is opgenomen. Indien het bedrag van € 3.796.138 wordt verminderd (geschoond) met – naar het Hof begrijpt – de doorbelasting van lasten aan de gemeenten waarmee de gemeente Bloemendaal samenwerkt ad € 296.775, de opbrengsten van de milieustraat ad € 69.950 en de opbrengsten van de inzameling/verwerking van grof- en restafval etc. ad € 351.217, dan sluit de opbrengst van de afvalstoffenheffing (€ 3.796.138) die is vermeld in de Programmabegroting aan op het bedrag van € 3.078.196 dat de heffingsambtenaar in het onder 5.16 opgenomen overzicht heeft vermeld en ook is vermeld in de Beheersbegroting onder ‘Afvalinzameling algemeen’.
5.24.6.
Indien – zoals de heffingsambtenaar in het onder 5.16 opgenomen overzicht heeft gedaan – de lasten voor afval, inclusief de daaraan extra-comptabel toe te rekenen lasten, worden verminderd (geschoond) met bedragen voor ‘Inkomsten taakveld 7.3’ ad € 351.217, als vermeld in het onder 5.16 weergegeven overzicht, dan bedragen de lasten € 3.078.196.
5.25.
Het Hof constateert dat het onder 5.24.6 vermelde bedrag aan lasten van de taak afval ad € 3.078.196 gelijk is aan het onder 5.24.5 vermelde bedrag aan inkomsten van de taak afval ad € 3.078.196. Op deze grond kan niet worden geconcludeerd dat de opbrengstlimiet is overschreden.
5.26.
Belanghebbende heeft voorts gesteld dat voor de beoordeling of de opbrengstlimiet wordt overschreden, niet uitsluitend moet worden gekeken naar de opbrengst van de heffingen, maar tevens naar de overige baten. Naar het oordeel van het Hof volgt daaruit niet dat de opbrengstlimiet is overschreden met de baten die voortvloeien uit de doorbelasting van kosten aan de samenwerkende gemeenten. Op grond van de overgelegde stukken moet immers ervan worden uitgegaan dat tegenover die doorbelasting een gelijk bedrag aan lasten staat (zie onder 5.24.2). Voor baten van de milieustraat geldt hetzelfde.Bovendien dienen deze doorbelasting en deze lasten bij de beoordeling of de opbrengslimiet is overschreden geen rol te spelen, omdat het hier niet gaat om kostendekking en lasten van de Verordening afvalstoffenheffing waarop die beoordeling heeft te zien (vgl. HR 16 april 2010, ECLI:NL:2010:BM1236, BNB 2010/226).
5.27.
Indien ook de overige baten, te weten de ‘inkomsten taakveld 7.3 Afval’ ad € 351.217, bij het bedrag van de heffingen ad € 3.078.196 zouden worden opgeteld, dan zouden deze bedragen niet, zoals is geschied in het onder 5.16 weergegeven overzicht, moeten zijn afgetrokken. Het, zoals belanghebbende voorstaat, tot de baten rekenen van de inkomsten van het taakveld 7.3 heeft dan per saldo geen effect op de te maken vergelijking van de lasten en baten. Indien – overigens – de opbrengsten milieustraat in genoemd overzicht niet op de lasten in mindering zouden zijn gebracht, dan zouden de lasten ter zake van de taak afval ten belope van dat bedrag hoger zijn dan de lasten en zou in zoverre sprake zijn van een onderschrijding van de opbrengstlimiet.
5.28.
Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar met de in hoger beroep verstrekte informatie ook ter zake van de afvalstoffenheffing alsnog aannemelijk gemaakt dat de opbrengstlimiet niet is overschreden, ook al wekken de in de Programmabegroting gepresenteerde cijfers op het eerste gezicht een andere indruk.Voor een onverbindendverklaring van de Verordening afvalstoffenheffing is derhalve geen grond. De aanslag afvalstoffenheffing is dan ook terecht opgelegd.
Slotsom
5.29.
Het hiervoor overwogene brengt het Hof tot de slotsom dat de opbrengstlimiet noch ter zake van de rioolheffing, noch ter zake van de afvalstoffenheffing is overschreden. Er is derhalve geen reden de Verordeningen rioolheffing en afvalstoffenheffing onverbindend te verklaren. De aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing dienen in stand te blijven.
6. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 8:108 van die wet.In de gang van zaken als vermeld onder 5.9 en 5.23 ziet het Hof reden om de uitspraak van de rechtbank ter zake van de vergoeding van het griffierecht in stand te laten.
7. 7. Beslissing
Het Hof:- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de beslissing ter zake vanhet griffierecht, en- verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mrs. E.A.G. van der Ouderaa, voorzitter, R.C.H.M. Lips en N. Djebali, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.E. Breman als griffier. De beslissing is op 16 februari 2023 in het openbaar uitgesproken.De griffier is verhinderde de uitspraak mede te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.