Hof Amsterdam, 27-11-2019, nr. 23-003879-15
ECLI:NL:GHAMS:2019:4802
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
27-11-2019
- Zaaknummer
23-003879-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2019:4802, Uitspraak, Hof Amsterdam, 27‑11‑2019; (Hoger beroep)
Uitspraak 27‑11‑2019
Inhoudsindicatie
Vrijspraak valsheid in geschrift. Het dossier bevat onvoldoende bewijsmiddelen waaruit volgt dat de verdachte wetenschap had van het valse of vervalste karakter van de geschriften
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003879-15
datum uitspraak: 27 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-993034-14 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Pakistan) op [geboortedag] 1976,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 november 2019 en 27 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het openbaar ministerie heeft op 10 februari 2016 het hoger beroep tegen voormeld vonnis ingetrokken.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 juli 2011 tot en met 02 november 2011 te Amsterdam en/of Hoofddorp (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
een bijlage relatieverklaring partner EU-burger d.d. 02-11-2011 en/of een Registration Form for citizens of the Union d.d. 2 november 2011 en/of een bijlage werkgeversverklaring ten name van [medeverdachte 1] d.d. 31 oktober 2011 (D32-08) en/of een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf] en/of [medeverdachte 1] (D32-10) en/of een salarisspecificatie ten name van [medeverdachte 1] van juli 2011 d.d. 31-07-2011 (doc 32-14) en/of een salarisspecificatie ten name van [medeverdachte 1] van augustus 2011, d.d. 31-08-2011 (doc 32.15) en/of een salarisspecificatie ten name van [medeverdachte 1] van september 2011 d.d. 30-09-2011(doc. 32.16),
zijnde (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, heeft/hebben gebruikt, als ware het/die geschrift(en) echt en onvervalst en/of voorhanden heeft/hebben gehad, en/of heeft hebben afgeleverd, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift is bestemd voor zodanig gebruik,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) voormelde salarisspecificatie(s) en/of verklaringen overgelegd en/of verstrekt aan de IND bij de Toetsing aan het EU gemeenschapsrecht (bewijs van rechtmatig verblijf) (Doc 32-01),
en bestaande die valsheid of vervalsing daarin dat die salarisstro(o)k(en) doe(t)n voorkomen dat [medeverdachte 1] een salaris verdiende bij [bedrijf] als schoonmaker van 949,50 euro per maand bij [bedrijf] en/of [medeverdachte 1] met ingang van 2 mei 2011 werkzaam was bij [bedrijf] als schoonmaker en/of dat [medeverdachte 1] een relatie onderhield met [verdachte] en/of dat [medeverdachte 1] woonachtig was op de [adres 2] in de periode van 2 mei 2011 tot en met 30 september 2011 en/of samenwonend was met [verdachte] te Amsterdam, terwijl [medeverdachte 1] geen werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf] in de periode van 1 mei 2011 tot en met heden en/of in werkelijkheid woonachtig was bij haar moeder en/of woonachtig is geweest op een ander adres aan de [adres 2] te Amsterdam dan stond vermeld op de salarisspecificatie,
en bestaande die valsheid of vervalsing daarin dat die arbeidsovereenkomst doet voorkomen dat [medeverdachte 1] een salaris verdiende bij [bedrijf] als schoonmaker van 949,50 euro per maand bij [bedrijf] en/of [medeverdachte 1] met ingang van 2 mei 2011 werkzaam was bij [bedrijf] als schoonmaker en/of dat [medeverdachte 1] een relatie onderhield met [verdachte] en/of dat [medeverdachte 1] woonachtig was op de [adres 2] in de periode van 2 mei 2011 tot en met 30 september 2011 en/of samenwonend was met [verdachte] te Amsterdam, terwijl [medeverdachte 1] geen werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf] in de (gehele) periode van 1 mei 2011 tot en met heden en/of in werkelijkheid woonachtig was bij haar moeder en/of woonachtig is geweest op een ander adres aan de [adres 2] te Amsterdam,
en bestaande die valsheid of vervalsing daarin dat die bijlage relatieverklaring partner EU-burger d.d. 02-11-2011 en/of een Registration Form for citizens of the Union d.d. 2 november 2011 en/of een bijlage werkgeversverklaring ten name van [medeverdachte 1] d.d. 31 oktober 2011 (D32-08) doe(t)n voorkomen dat [medeverdachte 1] een salaris verdiende bij [bedrijf] als schoonmaker van 949,50 euro per maand bij [bedrijf] en/of [medeverdachte 1] met ingang van 2 mei 2011 werkzaam was bij [bedrijf] als schoonmaker en/of dat [medeverdachte 1] een relatie onderhield met [verdachte] en/of dat [medeverdachte 1] woonachtig was op de [adres 2] in de periode van 2 mei 2011 tot en met 30 september 2011 en/of samenwonend was met [verdachte] te Amsterdam, terwijl [medeverdachte 1] geen werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf] in de (gehele) periode van 1 mei 2011 tot en met heden en/of in werkelijkheid woonachtig was bij haar moeder en/of woonachtig is geweest op een ander adres aan de [adres 2] te Amsterdam.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
De raadsvrouw heeft bepleit dat de ten laste gelegde valsheid in geschrifte niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Primair nu niet kan worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging genoemde documenten vals of vervalst zijn. Subsidiair, mocht het hof van oordeel zijn dat sprake is van vervalste geschriften, dat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte wist dat de documenten vals waren.
De advocaat-generaal heeft gerequireerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf voor de duur van 150 uur, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door75 dagen hechtenis.
Het hof overweegt als volgt.
Allereerst kan van de volgende geschriften, de bijlage relatieverklaring partner EU-burger d.d. 02-11-2011 en de Registration Form for citizens of the Union d.d. 2 november 2011, niet worden vastgesteld dat het om valse of vervalste geschriften gaat. De daarin vermelde gegevens zijn niet in strijd met de informatie zoals deze uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting is gebleken. Derhalve zal het hof de verdachte vrijspreken voor wat betreft deze geschriften.
De valsheid van de overige ten laste gelegde geschriften heeft - kort gezegd - betrekking op het feit dat deze stellen dat [medeverdachte 1]:
- -
werkzaam was bij [bedrijf] en daarvoor salaris van [bedrijf] ontving;
- -
een relatie onderhield met de verdachte; en
- -
[medeverdachte 1] woonachtig was op de [adres 2] te Amsterdam danwel samenwonend was met de verdachte.
Wat betreft de relatie van [medeverdachte 1] met de verdachte en het woonadres van [medeverdachte 1] is eveneens niet gebleken dat deze informatie onjuist is, het hof spreekt de verdachte op deze punten dan ook vrij.
Wat betreft de werkzaamheden die [medeverdachte 1] voor [bedrijf] zou hebben verricht en het daarvoor ontvangen salaris overweegt het hof als volgt.
Bij de medeverdachte [medeverdachte 2] is administratie in beslaggenomen, daarbij zijn verschillende lijsten (de boekhouderslijsten) aangetroffen met daarop namen van werknemers met de salarissen van de betreffende maand . De namen en salarissen die hierop staan komen overeen met de maandloon-aangiften van [bedrijf] over deze perioden. Op andere inbeslaggenomen lijsten over deze periode staan de voornamen van werknemers met de letter P op de vermoedelijk gewerkte dagen. In de inbeslaggenomen agenda’s staan per dag voornamen vermeld, deze komen overeen met de namen op de zogenoemde “P-lijsten”.
Het overgrote deel van de namen in de agenda’s en de “P-lijsten” komen niet overeen met de (voor)namen van de werknemers op de boekhouderslijsten en de maandloonaangiftes. Het hof gaat er vanuit dat in de agenda’s de daadwerkelijke situatie is weergegeven. In deze inbeslaggenomen agenda’s komt de naam [medeverdachte 1] [[medeverdachte 1]] voor in de periode tussen 7 mei 2011 en 27 juni 2011 bij verschillende werkprojecten. Na 27 juni 2011 komt de naam [medeverdachte 1] niet meer voor in de agenda tot december 2011.
Daarbij heeft [medeverdachte 1], tijdens haar verhoor op 1 juni 2012, verklaard dat zij in juli en augustus 2011 geen werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf] en dat wat er in de salarisstrook van juli 2011 (DOC 32-14) staat niet klopt. Tevens heeft [medeverdachte 1] verklaard dat de arbeidsovereenkomst ook niet klopt. Gelet op het bovenstaande stelt het hof vast dat de inhoud van de arbeidsovereenkomst niet juist is evenals de inhoud van de salarisstroken over de maanden juli, augustus en september 2011, nu [medeverdachte 1] in die periode geen werkzaamheden voor [bedrijf] heeft verricht. Nu [medeverdachte 1] in de periode mei 2011 en juni 2011 wel werkzaamheden voor [bedrijf] heeft verricht komt het hof tot vrijspraak voor wat betreft de ten laste gelegde werkgeversverklaring (D32-08).
Vervolgens is voor een bewezenverklaring op grond van artikel 225 lid 2 van het Wetboek van strafrecht vereist dat de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet moet hebben gehad op het gebruik maken van het geschrift, als ware het echt en onvervalst, alsook op het valse of vervalste karakter van het geschrift.
In onderhavige zaak bevat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen waaruit volgt dat de verdachte wetenschap had van het valse of vervalste karakter van de geschriften. Uit de verklaring van de verdachte volgt dat hij in de veronderstelling verkeerde dat [medeverdachte 1] in de betreffende periode werkzaam was bij [bedrijf], dat zij over een vast contract beschikte en op grond van dit contract ook bij vakantie doorbetaald kreeg. Dit is zeker opmerkelijk, maar de voorhanden zijnde feiten en omstandigheden zijn ontoereikend voor het bewijs dat de verdachte inderdaad wetenschap had van het valse of vervalste karakter van de geschriften.
Gelet op het bovenstaande is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. A.M. van Amsterdam en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. N.E.M Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van27 november 2019.