HR, 22-09-2009, nr. 09/01111 H
ECLI:NL:HR:2009:BJ8154
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-09-2009
- Zaaknummer
09/01111 H
- LJN
BJ8154
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BJ8154, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑09‑2009; (Herziening)
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑09‑2009
Inhoudsindicatie
Herziening.
22 september 2009
Strafkamer
nr. 09/01111 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in Rechtbank te Dordrecht van 22 september 2006, nummer 11/710692-06, ingediend door mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot" gepleegd op 10 juli 2006 jegens [slachtoffer] veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en tot een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis. Voorts heeft de Politierechter de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. In de aanvrage wordt aangevoerd dat de Politierechter de aanvrager niet zou hebben veroordeeld indien toen bekend zou zijn geweest dat de aangeefster [slachtoffer] op 10 juli 2006 een valse aangifte had gedaan, hetgeen blijkt uit haar bij de aanvrage gevoegde verklaring van 27 maart 2008.
3.3. Bij de stukken die aan de Politierechter ter beschikking stonden bevindt zich onder meer:
(i) een proces-verbaal van politie, opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, voor zover inhoudende als de op 10 juli 2006 afgelegde verklaring van [slachtoffer]:
"Ik doe aangifte van mishandeling. (...)
Ik ben getrouwd geweest van 1 september 2000 tot juni 2001 met [aanvrager]. (...) Op 14 februari 2006 ben ik opnieuw met [aanvrager] getrouwd. (...)
Vandaag, 10 juli 2006, omstreeks 17.30 uur kwam [aanvrager] onze woning binnen en smeet hard met de deuren. (...)
In de keuken kwamen wij tegenover elkaar te staan en [aanvrager] begon direct mij te slaan. Hij sloeg met zijn vlakke hand diverse keren in mijn nek. Ook sloeg hij mij heel hard tegen mijn schouder en armen. Hij schold me overal voor uit en bedreigde mij dat hij me wel kapot zou maken. Ik was heel bang dat hij dat werkelijk zou doen.
Op een gegeven moment duwde hij mij tegen het aanrecht waardoor ik een flinke pijnscheut in mijn onderrug kreeg. [Aanvrager] heeft me diverse malen geslagen. Ik weet niet hoe vaak hij me heeft geslagen maar ik weet wel dat het vaak was en dat het ontzettend veel pijn deed. Ook spuugde hij mij diverse malen in mijn gezicht. Toen hij mij tegen het aanrecht had gegooid, kon ik om hem heen en heb mijn tas gepakt en ben gevlucht naar mijn tante aan [a-straat 1] te [plaats]. Mijn tante weet dat ik heel vaak mishandeld word. Ik durf nooit aangifte te doen omdat ik bang ben dat hij me vermoordt als hij dan weer vrij komt. Ik weet zeker dat hij mij dood maakt nu hij dadelijk aangehouden wordt. Hij is ontzettend sterk en ik ben heel bang voor hem.
Morgen ga ik naar de huisarts om mijn verwondingen te laten zien. Vanmiddag ben ik ook naar de dokter, [betrokkene 1] geweest en die heeft gezien dat ik overal blauwe plekken had".
(ii) een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als de op 10 juli 2006 afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
"Vandaag, maandag 10 juli 2006, omstreeks 19.45 uur belde [slachtoffer] naar mij toe. Ik hoorde dat ze door de telefoon tegen mij zei: "Hij is weer bezig, is het goed als ik naar jou toe kom?", of woorden van gelijke strekking. Tussen omstreeks 20.00 uur en 20.30 uur kwam [slachtoffer] aan bij mijn woning gevestigd [a-straat 1] te [plaats]. Ik zag bij aankomst dat zij hevig geëmotioneerd was. Ik zag dat ze erg overstuur was en aan het huilen was. Ik hoorde dat ze tegen mij zei: "Hij had me weer te pakken" en "Mijn arm doet zeer", of woorden van gelijke strekking.
(...)
Ik weet in de dingen die ze tegen mij zei dat ze met het woord "hem" [aanvrager] bedoelt.
Ik weet ook zeker dat dit een keer fout afloopt als het nu niet ophoudt. Ik kan u vertellen dat [slachtoffer] al vaker door [aanvrager] is mishandeld."
3.4. Het bij de aanvrage gevoegde proces-verbaal van politie, houdende een op 27 maart 2008 afgelegde verklaring van [slachtoffer], houdt in:
"Ik wil in het kort aangeven dat ik op 10 juli 2006 een valse verklaring heb afgelegd ten nadele van [aanvrager]. Ik heb tegen hem aangifte gedaan van bedreiging, geestelijke- en eenvoudige mishandeling. Ik leg deze verklaring af omdat ik er niet meer mee kan leven. Ik kan er niet tegen dat ik hem dit heb aangedaan. Ik heb inmiddels 3 zelfmoordpogingen ondernomen. Door deze aangifte hoop ik dat de straf die [aanvrager] heeft gekregen kan worden teruggedraaid.
(...)
Heb je misschien uit wraak die valse aangifte gedaan?
- Nee, ik was psychisch ontzettend in de war. (...)
Hoe kwam je dan aan die blauwe plekken die je bij de huisarts en politie hebt laten zien?
- Deze plekken komen soms vanzelf en als ik mij ergens aan stoot heb ik zo een enorme blauwe plek. (..)
Dus je weet niet waarom je die valse aangifte hebt gedaan.
- Neen, hier heb ik geen antwoord op. Alles ging in een stroomversnelling.
Toen ik later die aangifte las, voelde ik dat deze niet klopte. Ik kon dit niet uitleggen. Het was of dat een ander die aangifte had gemaakt. Ik ben naar het bureau Zwijndrecht geweest en heb gevraagd naar [betrokkene 3] omdat zij die aangifte had opgemaakt en ik het er achteraf niet mee eens was. Maar [betrokkene 3] was met vakantie en was niet te bereiken. Men deelde mij mede dat de aangifte al weg was naar de officier van justitie in Dordrecht en dat [betrokkene 3] de enige was die hem zou kunnen veranderen. Het dossier zou al weg zijn.
Na deze tijd ben ik onder behandeling gegaan bij slachtofferhulp, maatschappelijk werk, De grote Rivieren en opgenomen geweest op de Overkampweg".
3.5.1. Vooropgesteld moet worden dat een aanvrager bij een aanvrage tot herziening aannemelijk moet maken dat en waarom getuigen op een hem belastende verklaring terugkomen (vgl. HR 29 april 1997, LJN ZC9316, NJ 1997, 688).
3.5.2. Het bewijs van het tenlastegelegde berust niet alleen op de hiervoor onder 3.3 weergegeven verklaring van [slachtoffer]. Haar lezing van de gebeurtenissen wordt bevestigd door de hiervoor onder 3.3. weergegeven verklaring van [betrokkene 2] afgelegd bij de politie. Het dossier bevat voorts medische informatie, gedateerd 11 juli 2006, betreffende [slachtoffer], opgemaakt door [betrokkene 4] en [betrokkene 5], huisartsen, welke inhoudt dat sprake was van drukpijnlijke kneuzingen in de hals en schouders, bloeduitstortingen op onderarmen, pijnlijke verdikking midden onder in rug, bloeduitstorting op rechterbil en bloeduitstortingen op linker bovenbeen en rechter onderbeen.
Tegen deze achtergrond leveren de redenen die [slachtoffer] blijkens het hiervoor onder 3.4 weergegeven proces-verbaal heeft opgegeven voor haar op 10 juli 2006 bij de politie afgelegde valse verklaring, onvoldoende overtuigende grond op om aan te nemen dat die verklaring destijds onjuist is geweest.
3.6. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 22 september 2009.