De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/6.9.3:6.9.3 Geen last om zo mogelijk tussentijds incidenteel beroep in te stellen
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/6.9.3
6.9.3 Geen last om zo mogelijk tussentijds incidenteel beroep in te stellen
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS375007:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 24 september 1993, NJ 1994, 299 (HER).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
398. Stelt een partij tussentijds beroep in tegen een daarvoor vatbare tussenuitspraak - niet zijnde een deelvonnis of deelbeschikking - dan brengen de regels van een goede procesorde niet mee dat de wederpartij genoopt is om harerzijds ook onmiddellijk (incidenteel) beroep tegen die uitspraak in te stellen. Zij behoudt de vrijheid om haar bezwaren tegen dat tussenvonnis pas naar voren te brengen in het kader van een beroep dat zij instelt tegelijk met het beroep tegen een latere tussenuitspraak of het beroep tegen de einduitspraak. Aldus besliste de Hoge Raad in het arrest Van de Rakt/Veltman q.q.1Daarin overwoog hij ook dat een dergelijke verplichting evenmin voortvloeit uit de regel dat van een (interlocutoir) tussenvonnis slechts eenmaal mag worden geappelleerd.2
Wordt bijvoorbeeld bij tussenvonnis een ingestelde vordering op het primair daaraan ten grondslag gelegde ongegrond geacht - zonder dat de vordering uitdrukkelijk in het dictum wordt afgewezen, in welk geval er sprake zou zijn van een gedeeltelijk eindvonnis - en wordt gedaagde belast met het bewijs van een aantal feiten in verband met de subsidiaire grondslag, dan staat het eiser vrij om eerst de afloop van de berechting van de vordering op de door haar gestelde subsidiaire grondslag af te wachten, alvorens rechtsmiddelen aan te wenden, ook als gedaagde wel tussentijds van het tussenvonnis in beroep is gekomen.
Gezien het al genoemde verbod van herhaling van een beroep, verbaast het door de Hoge Raad gekozen uitgangspunt niet. Een andere opvatting zou immers tot gevolg hebben dat een partij haar wederpartij kan dwingen een (incidenteel) tussentijds beroep in te stellen, met verlies van het recht om ter gelegenheid van het beroep tegen een later vonnis nog bezwaren aan te voeren die pas in het licht van dat latere vonnis zijn opgekomen. Terecht heeft A-G Vranken in zijn conclusie voor het arrest erop gewezen dat dit kan uitnodigen tot chicanes. Dat in sommige zaken verspilling van tijd, kosten en het ontstaan van tegenstrijdige beslissingen kunnen worden voorkomen, als ook direct tussentijds incidenteel wordt geappelleerd, weegt hier al met al niet op tegen het belang van partijen om zelf te bepalen of zij tegen een tussenuitspraak tussentijds willen appelleren, indien de mogelijkheid daartoe is opengesteld, of pas tegelijkertijd met het beroep in het eindvonnis.