De faillissementspauliana
Einde inhoudsopgave
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/5.3.1.4:5.3.1.4 Bijzondere regelingen voor bepaalde eenzijdig ongerichte rechtshandelingen
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/5.3.1.4
5.3.1.4 Bijzondere regelingen voor bepaalde eenzijdig ongerichte rechtshandelingen
Documentgegevens:
mr. R.J. van der Weijden, datum 26-10-2012
- Datum
26-10-2012
- Auteur
mr. R.J. van der Weijden
- JCDI
JCDI:ADS377124:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie Asser/Hartkamp/Sieburgh 6-nr, nr. 99.
Vgl. HR 28 juni 2002, NJ 2002, 447, nt. Ma; JOR 2002/136, nt. Bartman (Akzo Nobel/ING). In dit arrest overweegt de Hoge Raad dat een zogeheten '403-verklaring' een eenzijdig ongerichte rechtshandeling is.
Het is ook om die reden dat het eisen van wetenschap van benadeling aan de zijde van de schuldenaar mijns inziens niet op zijn plaats is.
Zie Part Gesch. Boek 3, p. 218.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vervalt het vereiste van wetenschap van benadeling aan de zijde van de schuldenaar, dan rijst de vraag welke gevolgen dit heeft voor de vernietigingsmogelijkheid van nadelige rechtshandelingen die (voor toepassing van de faillissementspauliana) als eenzijdig ongericht kwalificeren. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan occupatie, derelictie en de afstand van het aandeel in een gemeenschap van goederen.1 Ook kan worden gedacht aan bepaalde garantieverklaringen.2 Omdat bij dergelijke rechtshandelingen een geadresseerde ontbreekt, lijkt het antwoord te moeten zijn dat de benadeling ongedaan zou kunnen worden gemaakt, zonder dat hiervoor een subjectief vereiste geldt. In bepaalde gevallen zal dit niet snel tot bezwaren leiden. Zolang bijvoorbeeld een door de schuldenaar kennelijk prijsgegeven roerende zaak nog niet door een derde in bezit is genomen, zijn bij de ongedaanmaking van de benadeling in beginsel geen andere belangen dan die van de benadeelde schuldeisers betrokken.3 Er zijn echter gevallen waarin er wel belangen van derden betrokken zijn, die onder omstandigheden moeten worden beschermd. Zo is mijns inziens verdedigbaar dat een derde die te goeder trouw een door de schuldenaar prijsgegeven roerende zaak in bezit heeft genomen niet in alle gevallen waarin schuldeisers zijn benadeeld verplicht is om de zaak aan de curator af te geven, dan wel de waarde daarvan aan hem te vergoeden. Daarnaast zijn er eenzijdig ongerichte rechtshandelingen waarbij weliswaar belangen van derden betrokken zijn, maar deze volgens de wetgever zonder meer ondergeschikt zijn aan die van de benadeelde schuldeisers. Dit geldt bijvoorbeeld bij een verwerping van een nalatenschap door de schuldenaar. Deze rechtshandeling kan niet worden vernietigd (art. 4:190 lid 4 BW), maar een benadeelde schuldeiser kan de rechter wel verzoeken te bepalen dat de nalatenschap mede in het belang van de benadeelde schuldeisers wordt vereffend (art. 4:205 BW), waardoor het nadeel van de verwerping ongedaan wordt gemaakt. Voor het toewijzen van dit verzoek is niet vereist dat bepaalde personen - zoals de erflater of een of meer van de door de verwerping 'bevoordeelde' nalatenschapscrediteuren - wetenschap van benadeling hadden of een ander subjectief verwijt kan worden gemaakt.
De conclusie is dat eenzijdig ongerichte rechtshandelingen vanwege hun bijzondere aard (in het kader van de faillissementspauliana) niet eenvoudig over een kam te scheren zijn. In lijn met wat de wetgever in de parlementaire geschiedenis al heeft gesuggereerd,4 zou de oplossing hiervoor kunnen zijn om daar waar nodig voor de verschillende typen eenzijdig ongerichte rechtshandelingen een bijzondere regeling op te nemen die ziet op het ongedaan maken van schuldeisersbenadeling.