RvdW 2022/995:Profijtontneming, w.v.v. uit verkoop van cocaïne en heroïne. Aanhoudingsverzoek niet gemachtigde raadsman ttz. in hoger beroep omdat hij niet weet waar betrokkene is en of deze op de hoogte is van tz. Door hof afgewezen met overweging dat raadsman ter onderbouwing van verzoek onvoldoende concrete omstandigheden heeft aangevoerd. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 7 juli 2020, RvdW 2020/917 en HR 9 juli 2019, NJ 2020/24, m.nt. P.A.M. Mevis, m.b.t. beoordeling aanhoudingsverzoek in situatie waarin raadsman op tz. aangeeft dat hij niet weet waarom betrokkene niet is verschenen en dat hij het mogelijk acht dat betrokkene geen weet heeft van zitting. In ontnemingszaken komt verder mede betekenis toe aan mogelijkheid van schriftelijke voorbereiding a.b.i. art. 511d lid 1 Sv, in die zin dat zo’n voorbereiding eraan kan hebben bijgedragen dat betrokkene al voorafgaand aan behandeling van ontnemingsvordering op tz. zijn zienswijze heeft kunnen uiteenzetten (vgl. HR 2 juni 2020, NJ 2020/297, m.nt. J.M. Reijntjes). Hof heeft verzoek tot aanhouding van onderzoek ttz. omdat betrokkene mogelijk geen weet heeft van zitting, afgewezen op de grond dat ‘raadsman ter onderbouwing van aanhoudingsverzoek onvoldoende concrete omstandigheden heeft aangevoerd’. Nu hof niet heeft vastgesteld dat oproeping in h.b. aan betrokkene in persoon is uitgereikt of dat betrokkene anderszins op de hoogte is geraakt van datum van zitting, had hof afweging moeten maken tussen alle bij aanhouding van onderzoek ttz. betrokken belangen. Hof heeft er echter niet blijk van gegeven die afweging te hebben gemaakt. Daarom is afwijzing van verzoek tot aanhouding ontoereikend gemotiveerd. Volgt vernietiging en terugwijzing.