NJB 2019/1508:Niet toezending vertaling in de Spaanse taal van de appeldagvaarding, art. 588 lid 2 Sv: wanneer aan de stukken of het verhandelde ter terechtzitting duidelijke aanwijzingen kunnen worden ontleend dat de verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, behoort het onderzoek ter terechtzitting – dat op grond van een dagvaarding die op wettige wijze is betekend, rechtsgeldig is aangevangen – te worden geschorst teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek aanwezig te zijn. Die schorsing behoort in de regel plaats te hebben ingeval het gaat om de uitreiking van de dagvaarding aan een geadresseerde van wie de woon- of verblijfplaats in het buitenland bekend is en de dagvaarding niet is vertaald in de taal of een van de talen van het land waar de geadresseerde verblijft dan wel, voor zover aannemelijk is dat hij slechts een andere taal machtig is, in die taal. Mede in casu gelet op de oproeping van een tolk in de Spaanse taal voor de terechtzitting in hoger beroep, is aannemelijk dat de verdachte de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst. Nu in casu niet blijkt dat een schriftelijke vertaling van de appeldagvaarding in de Spaanse taal aan verdachte is verstrekt, moet ervan worden uitgegaan dat dit – in strijd met art. 588 lid 2 Sv – niet is geschied. Daarom had het Hof blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde dit verzuim te herstellen. Van zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak