RI 2020/83
Is vordering van bank uit hoofde van geldlening naar zijn aard onoverdraagbaar aan een niet-bank?
HR 10-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1276
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 juli 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
19/04130
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS237665:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1276, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑07‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:359, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑04‑2020
- Wetingang
Essentie
Prejudiciële vragen. Overdraagbaarheid. Zorgplicht.
Is een vordering van een bank uit hoofde van geldlening naar zijn aard onoverdraagbaar aan een niet-bank? Welke zorgplicht rust op de verkrijger van de vordering?
Samenvatting
F. van Lanschot Bankiers N.V. heeft haar kredietvorderingen op onder meer Alegre Beheer B.V. en twee andere vennootschappen (Eisers) gecedeerd aan Promontoria 107 Holding B.V. (Promontoria). Eisers hebben Promontoria gedagvaard. Rechtbank Amsterdam heeft vier prejudiciële vragen gesteld:
1. Vraag: Brengt de aard van het vorderingsrecht van een bank op een cliënt mee dat dit onoverdraagbaar is in de zin van artikel 3:83 lid 1 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.