RvdW 2018/1161
Onrechtmatige overheidsdaad. Jeugdrecht. Heeft Raad voor de Kinderbescherming onzorgvuldig gehandeld bij uitvoering onderzoek?; aan onderzoek te stellen eisen; belang kind; vrijheid deskundige; aansprakelijkheid Staat.
HR 19-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1976
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 oktober 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/03817
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1976, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:691, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑06‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑08‑2017
- Wetingang
Art. 198, 810 Rv; art. 1:238 BW; art. 3.1 Jeugdwet
Essentie
Onrechtmatige overheidsdaad. Jeugdrecht. Heeft Raad voor de Kinderbescherming onzorgvuldig gehandeld bij uitvoering onderzoek?; aan onderzoek te stellen eisen; belang kind; vrijheid deskundige; aansprakelijkheid Staat.
Indien de Raad voor de Kinderbescherming op de voet van art. 810 lid 1 Rv door de rechter om advies wordt gevraagd alsook wanneer de Raad de rechter uit eigen beweging adviseert (art. 810 lid 2 Rv) of een beschermingsonderzoek verricht als bedoeld in art. 3.1 Jeugdwet, geldt wat betreft de eisen waaraan het onderzoek van de Raad dient te voldoen, dezelfde maatstaf die ook geldt voor het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.